Biologie voor Jou MAX (release 8.0) Deel B - Thema 6 - Ecologie oefentoetsen & antwoorden

Koolstofdioxide + water + zonlicht 🡪 glucose + zuurstof  Bladgroenkorrels Dit is een voedselketen. Je ziet maar 1 lijn. Een voedselweb zijn verschillende voedselketens bij elkaar en door elkaar. De insectenetende vogel is namelijk niet de enige die slakken eet en de slak niet de enige die de zonnebloem eet.  Schimmel  = reducent Duizendpoot = afvaleter Denneboom = producent Konijn = consument  Dit noem je biomassa.  Door verbranding van energierijke stoffen, bijvoorbeeld glucose. Om processen in het lichaam en beweging te laten plaatsvinden. Door het uitpoepen van onverteerbare stoffen. In deze stoffen zit energie, maar omdat het niet verteerd kan worden komt deze energie niet vrij en gaat het verloren.  Een plant is een biotische factor. Het is namelijk een levend iets. Regen is een abiotische factor, ofwel niet-levend.  Een ecosysteem bestaat uit alle levende en niet levende factoren in een bepaald gebied. Anders verwoord: een ecosysteem bestaat uit alle abiotische en biotische factoren in een bepaald gebied. Een oceaan, een boom, een tuin, onder een steen, vijver, rivier, strand, struik. Enzovoort. Zie je dat ecosystemen ook heel klein kunnen zijn? In een groot ecosysteem zitten kleine ecosystemen.  Individu, 1 organisme uit een populatie Populatie, groep, organisme van hetzelfde soort. Leefgemeenschap, groep, organisme van verschillende soorten. Ecosysteem, alle abiotosche en biotische factoren samen in een gebied.  De populatiegrootte schommelt altijd rond een evenwicht. Wanneer er weinig konijnen zijn, bijvoorbeeld door te weinig voedsel, zullen er ook minder vossen zijn. Vossen eten graag konijnen, maar als deze er minder zijn zullen zij ook minder eten hebben. Hierdoor krijgen de vossen minder nakomelingen, ze hebben simpelweg geen eten. Uiteindelijk neemt de populatie konijnen dan weer toe, omdat er geen konijnen meer worden opgegeten door de vos. Er overleven dus meer konijnen. Dan is er weer een evenwicht.  Dit is de koolstofkringloopReducenten zijn bacteriën en schimmels, zij ruimen de afvalstoffen op die de afvaleters hebben laten liggen. Hierbij komt CO2 vrij door verbranding. ? rechts bovenin de hoek = koolstof in koolstofdioxide. ? rechts bovenin de hoek = koolstof in glucose ? onder de pijl tussen dieren en reducenten = dode resten van dieren en uitwerpselen. ? links tussen reducenten en lucht = verbranding.  Optimumkromme De minimale en de maximale waarde waartussen een organisme het beste kan overleven.  De rechter, deze is namelijk MEER gestroomlijnd dan de ander fietser. Hij zit voorovergebogen en zijn helm is gestroomlijnd. Veelal alle waterdieren hebben een gestroomlijnd lichaam. Zij willen zo min mogelijk weerstand van het water ervaren. Denk aan vissen, vogels en zoogdieren die in het water leven. (haai, dolfijn, pinguïn). Antwoord A. Met deze snavel kan hij gemakkelijker zijn prooi opeten.  Hierdoor kan hij op de drassige ondergrond lopen en blijven zijn veren droog. Zo’n snavel noem je een priemsnavel.  1 – L 2 – K 3 – P  Het madeliefje creëert zo meer ruimte voor zichzelf. Hier kunnen geen andere planten in de buurt groeien en heeft de plant meer mineralen en water voor zich alleen. Zo verdampt er zo min mogelijk water. In de woestijn is het namelijk erg warm.  De huidmondjes liggen aan de onderkant van het blad en liggen dieper in het blad. Hierdoor neemt de wind minder snel water mee en liggen de huidmondjes minder goed in de zon waardoor er minder water verdampt.  Zonplanten Schaduwplanten Aangepaste bladeren Normale hoeveelheid bladgroenkorrels (lichtgroene bladeren)Hebben veel bladgroenkorrels, om met het kleine beetje licht dat ze krijgen toch genoeg aan fotosynthese te doen. Ze zijn hierdoor donkergroen van kleur. Moment van bloeien  In het voorjaar of later nog in de zomerVroeg in het voorjaar, wanneer de bomen nog niet goed genoeg in bloei staan ontvangen ze nog genoeg licht. Aangepast licht Groeien het beste bij veel licht. Groeien bij weinig licht.  Juist, met behulp van stikstof, maakt een plant eiwitten. Onjuist, ook dieren produceren natuurlijk afval, denk aan ontlasting. Juist, zij breken het afval af en zetten het om in stikstofhoudende mineralen. Onjuist, deze zitten in de bodem zodat de plant het kan opnemen.  Koolstofdioxide (CO2)Zij nemen het op via de huidmondjes in de bladeren. Stel een vogel eet een worm. De worm heeft van de planten gegeten, waar het C-atoom in zit. Namelijk verwerkt in glucose. Dan komt het C-atoom in de vogel terecht. Het C-atoom komt bij de reducenten terecht. Zij breken het afval van de dode vogel af. Ook reducenten doen aan verbranding en zo komt het weer in de lucht als koolstofdioxide. Zij maken er fotosynthese van samen met zonlicht en water. Er zitten 6 C-atomen in glucose.  Glucose en zuurstof Koolstofdioxide en water Om te bewegen, denken, levensprocessen zoals ademen en verteren, praten, schrijven, noem maar op!! Eigenlijk heb je voor alles energie nodig.  Als ze onder hun prooi zwemmen is dit handig, omdat de zee onder hen ook donker is, dus dan vallen ze niet op. Als ze boven hun prooi zwemmen is dit handig, omdat de witte kleur van de buik veel lijkt op het zonlicht boven het water en zo vallen ze dus niet op.  Water Algen en de rest van de genoemde dieren. Let op: de pijl wijst altijd naar het organisme waar hij in verdwijnt. Dus de alg gaat in de buik van de sardines, dan wijst de pijl naar de sardines.