Economisch Bekeken MAX deel A+B - Hoofdstuk 2 - Thuis in geldzaken oefentoetsen & antwoorden

Chartaal geld; geld dat je kunt aanraken. Bijvoorbeeld munten en biljetten. Giraal geld; geld dat je niet aan kunt raken. Bijvoorbeeld geld op je bankrekening.   Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten (creditmutaties) - uitgaven (debitmutaties)   Verplaatsing van geld   Bij indirecte ruil gebruik je geld als ruilmiddel. Je krijgt door een goed of dienst voor terug. Het heet indirect omdat je niet goed tegen goed ruilt of dienst tegen dienst, maar een tussenmiddel gebruikt, namelijk geld.   Voor een doel Voor de rente Uit voorzorg (om tegenvallers op te vangen)   Ruilmiddel Spaarmiddel Rekenmiddel   Een aandeel is een stukje bedrijf dat je koopt. Je wordt mede-eigenaar van het bedrijf. Als het bedrag waarvoor je aandeel verkoopt, groter is dan waarvoor je het hebt gekocht heb je winst. Aandelen kunnen in waarde stijgen of dalen. Beleggen brengt risico’s met zich mee.   Huurkoop   Bij directe ruil geef je zelf een goed of dienst terug aan degene waarvan jij een goed of dienst krijgt. Je gebruikt geen geld. Het is lastig om twee producten van precies dezelfde waarde te ruilen. Als je bijvoorbeeld een ei ruilt voor een krop sla dan weet je niet zeker of ze beide evenveel waard zijn.   Er is hier sprake van een doelmotief, hij heeft concrete plannen wat hij met zijn geld wil gaan doen.   De vergoeding (het geld) dat je krijgt voor jouw spaargeld op de bank zetten. Je geld groeit zo elk jaar.   De rente die spaarders ontvangen is lager dan de rente die gezinnen en bedrijven moeten betalen als ze lenen.  Dit is de manier hoe banken hun geld voornamelijk verdienen, ze bemiddelen tussen de vraag naar geld en het aanbod van geld.   Voordeel: Je kunt niet aan het spaargeld komen waardoor je beter kunt sparen en niet voor iets onzinnigs bij het geld kunt. Nadeel: Je kunt niet direct bij het spaargeld (zonder boete). Als je het geld echt nodig hebt is dat een probleem.   Beleggingsfondsen beleggen het geld van hun eigen aandeelhouders in allerlei bedrijven. Het is een veel kleinere kans dat er heel veel bedrijven dalen qua waarde. De een zal stijgen, de ander dalen en over de hele linie loop je daardoor minder risico dan dat je op een bedrijf ‘gokt’. Het beleggen via beleggingsfondsen wordt gedaan door mensen die er verstand van hebben. Zij hebben meestal meer weet van de aandelenmarkt dan particulieren.  Het geeft meer zekerheid > het geeft vaste rente en je krijgt het geleende geld aan het einde van de looptijd terug. Obligaties zijn leningen aan een bedrijf over aan de overheid.   Bij koop op afbetaling ben je direct eigenaar, bij huurkoop ben je pas eigenaar na de laatste termijn die je hebt betaald. Rente = de prijs die je betaalt over het geleende geld Aflossing = het geleende geld terugbetalen Voordeel: veilig (niet over straat met (veel) geld) Nadeel: je ziet niet hoeveel geld je nog exact hebt. Soms geef je meer uit dan dat je van plan was.   a) Rentebedrag per jaar = percentage : 100 x spaarbedrag 1,2 : 100 x € 300 = €3,60    b) Rentebedrag per jaar = percentage : 100 x spaarbedrag 0,8 : 100 x € 1.500 = €12,- Rentebedrag per jaar = percentage : 100 x spaarbedrag 1,5 : 100 x € 630 = €9,45 + € 630 (dit bedrag staat natuurlijk ook nog op je rekening) = € 639,45 Percentage = rentebedrag : totale bedrag x 100 7,50 : 85 x € 100 = 8,8 %  Percentages rond je af op 1 decimaal!   Hans zal kiezen voor spaarrekening B, hier krijgt hij namelijk rente op rente , dit zal na periode 1 dus meer opleveren dan wanneer hij alleen maar enkelvoudige rente zou krijgen. Persoonlijke lening Doorlopend krediet Koop op afbetaling   Kredietkosten = 2000 x 0.1 = €200 a) Berekening: 2009 = 32,20/35 * 100 = 92 2010 = 33,80/35 * 100 = 96,6 2012 = 35,60/35 * 100 = 101,7 b) Tip: gebruik hierbij de formule: (nieuw-oud) / oud * 100% (35 - 33,80) / 33,80 * 100% = 3,55%   a) €1.900,- > eindbedrag (doel)  €360,- > gespaard Nog nodig: 1900-360 =  €1.540,- Per maand (gedurende drie jaar) = 1.540 : 12 : 3 =  €43,- per maand (afgerond op hele euro’s) b)  1900 *1,07 =  €2.033,- kost de scooter over 3 jaar.  2033 - 360 =  €1.673,- euro (bedrag dat ze nodig heeft omdat ze spaargeld heeft) 1673 : 12 : 3 =  €46,- per maand (afgerond op hele euro’s)