Talent MAX 3.1 deel A+B - Hoofdstuk 3 - Weer geleerd oefentoetsen & antwoorden

Subjectieve argumenten zijn gebaseerd op meningen en objectieve argumenten zijn gebaseerd op feiten. Zin/zinsgedeelte Feit Mening Argument a) The Beatles gebruikten het woord ‘love’ maar liefst 613 keer gedurende hun carrière. x     b) Dat zouden meer mensen moeten doen,   x   c) Omdat de teksten tegenwoordig vooral scheldwoorden en seksistische opmerkingen bevatten.     x Beide. De rector van de studentenvereniging en de burgemeester geven hun mening over het ‘illegale’ feest. Daarnaast worden er feiten genoemd, zoals het feit dat er vijftien personen binnen waren en dat er boetes zijn uitgedeeld van €390,-.   Meerdere antwoorden mogelijk. Een voorbeeld van een goed antwoord is: Er werd voor 5.850 euro aan boetes uitgeschreven. Let op dat je hier echt een feit noemt. Iets wat te controleren is.   Hij vindt het een ongelooflijk domme actie.   Het is in strijd met het coronabeleid en ze brengen zo mensen in gevaar. 12 technologische ontwikkelingen in de zorg   12 technologische ontwikkelingen die nu al zichtbaar zijn en over 20 jaar waarschijnlijk helemaal ingeburgerd zijn in de zorg.   Waardoor = oorzaak-gevolg   Oorzaak: Veel technologie wordt aangeboden via crowdfunding-platforms zoals Kickstarter Gevolg: U als burger kunt de ontwikkelingen helpen voorfinancieren.   Cyborg   Opsomming   Daarnaast en hiernaast   Een netwerk van computers met elk een kopie van een database die gezamenlijk beheerd wordt.   Opsomming   Ook   a) Ik b) groot c) tussen d) leven e) voor f) geluid   a) Het lijkt echt, maar dat is niet / blijkbaar b) Relatief betekent dat iets moet worden bezien in relatie tot iets anders / betrekkelijk c) vrij goed d) helemaal van slag e) Reflecteren is het terugblikken op je eigen handelen en ervaringen, daarover nadenken en eventueel nieuwe keuzes maken. In dit geval de leerstrategie aanpassen om betere cijfers te halen. f) aanmoedigen   Meerdere antwoorden mogelijke. Hieronder geven we voorbeelden van goede antwoorden. a) pontificaal Zin: De relschoppers zetten hun voertuigen pontificaal voor de politie neer. Betekenis: heel uitdrukkelijk/ met veel poespas b) met volle teugen Zin: Mijn zusje heeft met volle teugen genoten van haar verjaardag. Betekenis: volop c) indammen Zin: Door het gebied rondom de brand nat te spuiten, kunnen we het vuur indammen. Betekenis: insluiten Bedrijvende vorm = actieve vorm. Het onderwerp voert de handeling uit. Voorbeeld: Jara laat de hond uit. Lijdende vorm = passieve vorm. Het onderwerp ondergaat de handeling. Voorbeeld: De hond wordt uitgelaten door Jara. a) De agenten hielpen de toeristen na de beroving. b) De vervanger van onze docent gaf dat huiswerk op. c) De hovenier zaagde plotseling de boom achter ons huis om.   a) Zij was gisteren enorm bedroefd. Pv = Was (Maak er een vraagzin van. Was komt vooraan het staan en is een werkwoord, dus de pv.) Ow = Zij (Stel de vraag wie + gezegde. Wie was enorm bedroefd? Antwoord = zij.) Wg = -- Ng = Was enorm bedroefd (Kijk of er een koppelwerkwoord in de zin staat -> was. Stel de vraag wat + was + zij. Wat was zij? Antwoord = enorm bedroefd. Bekijk dan nog of dit een een kenmerk of eigenschap is van ‘zij’. In dit geval is dat zeker zo en dus heb je hier te maken met een ng. Lv = -- Mv = -- Bwb = Gisteren (tijdsbepalingen zijn altijd bwb.) b) Heb jij haar een boek gegeven tijdens jouw wandeling in het park? Pv = Heb (De zin is al een vraagzin. Het eerste werkwoord uit de zin is dan de pv. In dit geval dus: heb.) Ow = jij (Stel de vraag wie + gezegde. Wie heb/heeft? Antwoord = jij.) Wg = heb gegeven (alle werkwoorden uit de zin) Ng = -- Lv = een boek (Wat + pv + onderwerp? → Wat heb jij gegeven? → een boek Mv = haar (Aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp + eventueel lv? = Aan wie heb jij een boek gegeven? → haar) Bwb = tijdens jouw wandeling & in het park (tijdsaanduidingen en plaatsaanduidingen zijn altijd bwb) c) Koning Willem Alexander is sinds 2002 gehuwd. Pv = is (Maak er een vraagzin van. Is komt vooraan het staan en is een werkwoord, dus de pv.) Ow = Koning Willem Alexander (Stel de vraag wie+wg. Wie is? Antwoord = Koning Willem Alexander) Wg = -- Ng =  is gehuwd (Kijk of er een koppelwerkwoord in de zin staat -> is. Stel de vraag wat + koppelwerkwoord + ow. Wat is Koning Willem Alexander? Antwoord = gehuwd. Bekijk dan nog of dit een een kenmerk of eigenschap is van Koning Willem Alexander. In dit geval is dat zeker zo en dus heb je hier te maken met een ng. Lv = -- Mv = -- Bwb = sinds 2002 (bepaling van tijd is altijd een bwb)   a) Heeft = hww, gevoerd = zww b) Heeft= hww, willen = hww, worden = kww c) Stallen = zww, hebben= hww, verrast =zww d) Is = hww, geworden = kww e) Lijkt = kww, voorkomen = zww, had =hww, kunnen = hww, worden = hww.   Tip: heeft = altijd een hww. Om de volgorde van belangrijkheid te bepalen kun je de VIP-methode gebruiken. Staat er een voltooid deelwoord in de zin, dan is dit altijd een zww. Staat er geen voltooid deelwoord in de zin, dan is het infinitief (hele werkwoord) het zww. Staat er alleen een persoonsvorm in de zin, dan is dit het zww. Meerdere antwoorden mogelijk. Een voorbeeld van een goed antwoord is: Lijdende vorm: Op maandag bezorgt de Jumbo ons boodschappenpakket voor de hele week. Bedrijvende vorm: Op maandag wordt door de Jumbo ons boodschappenpakket voor de hele week bezorgd.   a) zuchtend b) gebeurd c) verkocht d) Bonzend e) ijsberend f) behandeld g) kijkend h) opgeofferd   a) groentesoep (twee meervoudsvormen) b) apetrots (versterking, figuurlijk) c) zonnebank (één zon) d) pannenkoek (meervoud op -en) e) stationsstraat (stationsbord)