De Geo 9e ed - Hoofdstuk 3 - oefentoetsen & antwoorden

a) Het naar elkaar toe drijven van platen. b) Opstijgend magma vanuit een vaste plek in de aardmantel. c) Stroming van zeewater die ontstaat doordat de wind langdurig uit één richting waait. d) Het minder eenzijdig maken van de economie.   Convergent (naar elkaar toe), divergent (uit elkaar) en transform (langs elkaar).   Het epicentrum is de plek van de aardbeving aan het aardoppervlak, recht boven het hypocentrum. Het hypocentrum is het diepste punt in de aardkorst, waar de aardbeving plaatsvindt.   Oceanische platen en continentale platen.   Mogelijke antwoorden zijn: Een stratovulkaan heeft steile hellingen, een schildvulkaan heeft flauwe hellingen. Een stratovulkaan heeft explosieve uitbarstingen, een schildvulkaan heeft effusieve (rustige) uitbarstingen. Bij een stratovulkaan wordt materiaal honderden meters de lucht in geslingerd, bij een schildvulkaan stroomt de lava over de hellingen naar beneden. Een stratovulkaan ligt op convergente plaatgrenzen, een schildvulkaan ligt (meestal) op divergente plaatgrenzen. Bij een stratovulkaan is sprake van stroperige magma / lava, bij een schildvulkaan is sprake van meer vloeibare magma / lava.   Hooggebergteklimaat en woestijnklimaat.   De temperatuur van het zeewater is dan hoger dan normaal.   Bij dagbouw liggen grondstoffen aan het oppervlak. Bij schachtbouw liggen de grondstoffen ondergronds.   Global shift. Oorzaak: door convectiestromen komen de aardplaten in beweging. Gevolg: er kunnen kunnen botsingen tussen aardplaten ontstaan (met aardbevingen als gevolg).   Op plekken met een seismisch gat wordt de spanning tussen twee platen over een lange tijd opgebouwd. Hierdoor zal er bij een aardbeving veel ontlading vrij komen (en dus zal de aardbeving zwaar zijn).   Bij een hotspot is er in de aardmantel een mantelpluim. Door platentektoniek beweegt een aardplaat langzaam over zo’n mantelpluim heen. De eilanden ontstaan steeds op de plek die dan boven de mantelpluim ligt.   Oorzaak: Metamorf gesteente is ontstaan onder grote druk en /of hitte. Gevolg: eventuele aanwezige fossielen zijn hierdoor kapot gegaan.   Oorzaak: In Chili is over het algemeen sprake van een aanlandige wind. Gevolg: de vochtige lucht van de zee waait tegen de Andes aan, en zorgt voor stuwingsregen.   In Nederland komt de wind meestal van zee. De warme zeestroom zorgt zo voor hogere temperaturen en meer kans op neerslag.   Met een grotere afzetmarkt zijn er meer mensen die Chileense producten kunnen kopen. Hierdoor maken Chileense bedrijven meer winst, en groeit de economie.   Doordat de welvaart toeneemt worden er wereldwijd steeds meer producten verkocht. Voor de productie van deze goederen zijn grondstoffen nodig. Landen met veel grondstoffen kunnen hun grondstoffen goed verkopen. Er is op die grens sprake van convergentie (twee platen bewegen naar elkaar toe). Als gevolg van de botsing van de aardplaten kunnen  vulkanen, aardbevingen (en tsunami’s), en een plooiingsgebergte ontstaan. Bron: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Tectonic_plates_boundary_types_%26_movement.png.  Je ziet hier een jong gebergte. Dat herken je aan de scherpe toppen, diepe dalen, grote hoeveelheid reliëf. Bron: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Beautiful_Himalaya_from_Baitadi.jpg. a) Een stratovulkaan (steile hellingen). b) Convergente plaatgrens.   Bron: https://pxhere.com/en/photo/140638.    a)  De Andes ligt op veel verschillende breedtegraden. Op lage breedte heeft de zon meer kracht dan op hogere breedte (en daar zorgt de zon dus voor meer warmte). Rond de evenaar ligt de sneeuwgrens dus hoger dan verder van de evenaar af. b)  Oorzaak: in gebieden met koud zeewater is minder verdamping. Gevolg: hierdoor valt er relatief weinig neerslag in (grote delen van) Chili. Bron: https://pixabay.com/illustrations/south-america-andes-3d-map-blue-map-2146333/.    a)  Oorzaak: het leven is in Bolivia waarschijnlijk goedkoper. Gevolg: waardoor het verschil in koopkracht minder groot is dan het verschil in BNP per hoofd. b) Nederland heeft een oudere bevolking.