Trabitour 4e ed/ FLEX deel A + B
- Kapitel 5 - Richtung Zukunft
oefentoetsen & antwoorden
4e editie
Klas 3|Vwo
Toets Duits
Trabitour 4e ed/ FLEX deel A + B
Online maken
Toets afdrukken
a) auf dem Weg dahin
b) das Unternehmen (meervoud onveranderd: die Unternehmen)
c) behindert
d) das Angebot (meervoud: die Angebote)
e) die Klausur (meervoud: die Klausuren)
f) das Bewerbungsgespräch (meervoud: die Gespräche)
g) die Berufswahl (meervoud: die Wahlen)
h) der Lebenslauf (meervoud: die Lebensläufe)
Achter de zelfst. naamwoorden staan de meest voorkomende vormen van het meervoud: mannelijk +e of “+e ; onzijdig +e / vrouwelijk: +(e)n / mannelijk en onzijdige woorden op -en/-el/-er blijven onveranderd in het meervoud
a) studiefinanciering/studielening
b) de uitdrukking
c) het advies
d) mening inbrengen
e) einde van de werkdag
f) contacten leggen
g) het marktonderzoek
h) een les leren (= beetje boos worden)
a) zelden, niet vaak voorkomend
b) anders, verder (in de betekenis van “ich habe meine Arbeit verloren, meine Frau hat mich verlassen, ich habe kein Geld mehr und mein Haus musste ich verkaufen, aber ansonsten geht es mir gut”)
c) enthousiast (begeesterd = ouderwets Nederlands en dialect)
d) op het gebied (van)
e) nieuwsgierig,erg benieuwd
f) die Stelle
g) aufgedreht
h) seltsam,kurios
i) beliebt (“geliefd”)
j) örtlich
k) auserwählt
a) die Erklärungen (vrouwelijk: +(e)n)
b) die Hintergründe (mnl: “+e)
c) die Fähigkeiten (zie a)
d) die Anwälte (zie b)
e) die Klausuren (zie a)
f) die Entscheidungen (zie a)
g) die Sonderschulen (zie a)
a) onderzoeken, verkennen (volt. deelwoord: ich habe es erkundet)
b) klimmen
c) meepraten
d) de weg kennen, ergens verstand van hebben
e) beoordelen
f) ondersteunen
g) erleben (volt. deelwoord: ich habe etwas erlebt)
h) einbüßen (= aan kracht/waarde/betekenis verliezen)
i) überholen (bij auto’s) , nachholen (bij bijv. gemist proefwerk of afspraakje)
j) schätzen (= op waarde schatten)
Check het stappenplan TIP 2, boven aan dit uitwerkmodel voor vertaalzinnen.
a) In sechzehn Jahren? Dann bin ich Anwalt und Arbeitgeber von fünf Leuten/Personen. (Ken je alle getallen nog? In 16 Jahren: in + wann-vraag, dus er volgt de 3e naamval → Jahre krijgt dan in het meervoud een extra -n)
b) Kannst du am Wochenende auch abends arbeiten? (Ken je alle modale werkwoorden nog? De vertaling én de vervoeging? En “am Wochenende” = an dem Wochenende. Je kunt hier namelijk de “wann-vraag” stellen, en daarom volgt op “an” de 3e naamval. )
c) Der Abiturient hat seit drei Jahren einen Nebenjob als Schreiner. (Voorzetsel “seit” +3e naamval, en daarom staat er achter “Jahre” een extra +n)
a) Om dierenarts te worden, moet men zeven jaar studeren. → Um Tierarzt zu werden, muss man sieben Jahre studieren. of
Um als Tierarzt zu arbeiten, muss man sieben Jahre zur Uni(versität).
b) Deze baan is niet heel afwisselend of veeleisend, maar ik verdien (men verdient) er wel goed mee. →
Diese Stelle ist nicht sehr abwechslungsreich oder anspruchsvoll, aber man verdient (damit) gut.
c) Wat zou jij graag als bijbaantje doen? →
Was würdest du gern als Nebenjob machen? of
Welchen Nebenjob hättest du gern?
Tip: Schrijf eerst op wat je gaat vertalen.
a) wenn (voorwaarde)
b) bevor (tijdsaanduiding)
c) weil (reden)
a) naar (in +4e naamval, bij gebouwen waar je naar binnen kunt gaan)
b) voor (+4, bestemd voor/ten behoeve van)
c) geleden (ezelsbruggetje: een maand vóór vandaag)
d) door (+4e naamval, doorheen)
Een voegwoord voegt twee zinnen (of zinsdelen, woorden of woordgroepen) aan elkaar.
Het kan ook gaan om twee of meer hoofdzinnen die aan elkaar gevoegd worden (met nevenschikkend voegwoord zoals: maar, en, dus, want) (zie voorbeeld 1)
Een hoofdzin aan een bijzin (met een onderschikkend voegwoord zoals: omdat, dat, terwijl, indien, nadat, voordat, of) (zie voorbeeld 2)
Voorbeeld 1: Du kannst die Hausaufgaben alleine machen, aber ich helfe dir gerne.
Voorbeeld 2: Du kannst die Hausaufgaben machen, bevor du zum Training gehst.
a) Peter fragt, ob ich auf eine Party Lust habe.
b) Du weißt doch, dass wir nächste Woche frei haben?!
c) Eline war gestern am Strand, obwohl ihre Mutter ihr das verboten hat.
Je herkent dit aan de plaats van de persoonsvorm:
In de hoofdzin (mits geen vraag) staat het werkwoord op de 2e positie, namelijk ná het onderwerp.
In de bijzin staat de persoonsvorm zo ver mogelijk achteraan.
a) vor (+3e naamval, je kunt namelijk vragen “wanneer”?)
b) nach (richting)
c) von (+3e, door toedoen van iemand)
d) in (+4e naamval, landennaam met lidwoord)
a) in (3e of 4e. Bij de wo/wannn-vraag volgt de 3e naamval, bij de wohin-vraag de 4e naamval. Lukt dit niet, dan pas je de 2/7-regel toe en volgt na “in” de 3e naamval)
b) für (+4e)
c) von (+3e)
d) zu (+3e)
a) nach (richting)
b) durch (doorheen)
c) vor
d) von (door toedoen van iets/iemand)
a) Muttersprache
b) Schildkröten (meervoud,3e naamval omdat het volgt op “an”)
c) Bundeswehr
d) Begeisterung
e) Bewerbung
ter info: er blijven over die Rolle en die Attraktion
a) reicht
b) diesen Aufgaben (denk eraan ook “deze” te vertalen)
c) unsere Berufsmesse
d) ihren Ausflügen (na “mit” volgt de 3e naamval, daarom “ihreN AusflügeN”)
e) entscheide mich für (+4e naamval, einen Urlaub staat in de 4e naamval)
Noteer eerst de zin die je wilt vertalen:
a) Mijn sollicitatiegesprek was verbazingwekkend goed en de beslissing ligt nu bij de advocaat. →
Mein Bewerbungsgespräch ging/lief erstaunlich gut und die Entscheidung liegt jetzt bei dem Anwalt. (bei +3, dem Anwalt - kijk in je schema)
b) De boer verdient genoeg, (het is hem genoeg), omdat hij toch niet zo veel geld uitgeeft. →
Der Bauer verdient genug, (es reicht ihm,) weil er doch nciht so viel Geld ausgibt.
c) Mijn vader is als vertegenwoordiger vaak op pad/onderweg en (hij) ontmoet daarom veel mensen. →
Mein Vater ist als Vertreter oft unterwegs und deshalb trifft er viele Leute.
a) In der Oberstufe muss man eine Berufswahl treffen.
b) Ihr Anwalt ist begeistert.
c) Manche Entscheidungen unterstützen unsere Branche.
d) Ich kann selten mit meinem Automechaniker mitreden. Er kennt sich viel besser aus.
TIP: Lukken de woordjes bij de opdrachten 1, 2, 3 wél, maar niet bij de vertalingen? Maak dan tijdens het leren zelf zinnetjes met de te leren woordjes. Combineer maar voorzetsels en werkwoordsvervoegingen. De zinnetjes hoeven heus niet allemaal logisch te zijn, als je maar “speelt” met de grammatica.
a) Auf dem Weg dorthin muss man Kontakte knüpfen und etwas leisten.
b) Wenn man in die Niederlande kommen möchte/will, muss man (ein) Bafög beantragen. (Bafög = afkorting van Bundesausbildungsförderungsgesetz - de wet om landelijk opleidingen mogelijk te maken)
naar Nederland = landennaam met een lidwoord, die Niederlande. Daarom kies je voor “in + 4e naamval”.
c) Du versendest deine Bewerbung mit dem Lebenslauf zu der Verwaltung.
versenden: stam eindigt op een -d, daarom wordt er voor de uitgang een extra e toegevoegd (versendst is niet uit te spreken → versendEst).
mit +3e naamval. Kijk in je schema → mit deM Lebenslauf;
zu +3e naamval. Verwaltung = vrouwelijk, want het eindigt op -ung. Kijk in je schema → zu der / zur Verwaltung.
d) Dieser Job/diese Stelle ist sehr beliebt. Wir wählen Leute nach ihrer Fähigkeit aus.
nach +3e naamval. Fähigkeit - vrouwelijk, want het eindigt op -heit. De uitgang wordt dus -er.
haar = bezittelijk voornaamwoord “ihr-”
Kijk in je schema → nach ihr-er Fähigkeit
TIP 1 woordenschat:
Steeds meer woordjes (ook uit oude hoofdstukken) behoren inmiddels tot je basiswoordenschat. Vooral woordjes zoals vandaag, gisteren, nooit, soms, vaak, meestal, de dagen van de week, maanden van het jaar, getallen, goed, leuk, maar ook vaak voorkomende werkwoorden, bovendien, ooit, de mensen (zie opdracht 3!) zullen steeds weer blijven terugkomen. Ook nadat dit hoofdstuk afgerond is.
TIP2 vertaalzinnen:
Bij (langere) vertalingen werk je via een stappenplan:
Eerst noteer je alle woordjes die je kent in het Duits.
noteer de werkwoorden als infinitief (het hele werkwoord)
lidwoorden etc. laat je nog even open (noteer alleen de eerste letter en laat daarachter wat ruimte over)
zet bij zelfstandig naamwoorden erbij of het m/v/o/mv is (mannelijk/vrouwelijk/onzijdig/meervoud)
staan er voorzetsels in? Zet daar meteen bij welke naamval erbij hoort (+2, +3, +4)
daarna ga je alles aanvullen/invullen (pak het schema/Spick-o-thek/Spickzettel erbij)
staan alle woordjes erin (vooral tijdsaanduidingen en bijwoorden worden nog wel eens vergeten)
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.