Trabitour 4e ed/ FLEX deel A + B - Kapitel 7 - Mal was anderes!?! oefentoetsen & antwoorden

das Gehirn / das Hirn b) der LKW (der Lastkraftwagen, meervoud: die LKW, want der Wagen → die Wagen) c) der Wettbewerb  / das Spiel d) die Sehnsucht e) das Zündholz / das Streichholz f) das Vorbild (NB: das Beispiel = het voorbeeld, zum Beispiel = bijvoorbeeld) g) der Alltag h) die Fähigkeiten   a) het hulpmiddel  woorden op -en/-el/-er blijven in meervoud onveranderd, das Hilfsmittel ist ... → die Hilfsmittel sind ...) b) cool, gaaf c) de rondleiding d) het keerpunt e) de tegenslag/pech (die Widrigkeit, die Widrigkeiten = meervoud) f) de kruiden (das Gewürz, die Gewürze) g) het vooroordeel  h) lijkend op, soortgelijk (ähneln = lijken op; Der Junge ähnelt seinem Bruder)   a) precies daarom / juist daarom b) enthousiast (oud-Nederlands: begeesterd) c) gewetensvol (ook: nauwkeurig, precies, zorgvuldig) d) comfortabel e) onafhankelijk f) in der Regel / normalerweise g) mühsam / mühselig h) schließlich i) nachdenklich machen j) ehemalig    a) die Anfänger (mannelijk/onzijdig op -el/-er/-en onveranderd in meervoud) b) die PKW (der Wagen, die Wagen; overigens komt vooral in leesteksten ook PKWs en LKWs voor) c) die Reihen (vrouwelijke woorden krijgen +(e)n) d) die Erfahrungen (zie c) e) der Fehler, die Fehler (zie a) f) die Beschwerde, die Beschwerden (vrouwelijk +(e)n) g) das Feuerzeug, die Feuerzeuge (mannelijk +e)   a) praten (ken je de wederkerende werkwoorden nog; dit is een sterk werkwoord met “a” in de stam, dus “du unterhältst dich”) b) irriteren c) beïnvloeden (denk eraan dat je bij het voltooid deelwoord geen “ge-” ervoor schrijft: er hat mich beeinflusst) d) ondernemen e) overwinnen (alternatief: überwinden) f) basteln g) kämpfen h) sich trauen   a) Ich höre gern englische Musik, weil ich die Texte mag. / ... , weil ich die Texte toll finde. b) Hast du schon gehört, was am Wochenende passiert ist? c) Wirklich? Ehrlich? Das gibt es doch gar nicht! / Das gibt’s ja nicht! Erzähl.   a) Haben Sie gehört, was gestern passiert is (vergelijk 6 b - let goed op dat niet altijd alles letterlijk gevraagd hoeft te worden) b) Ich bin gespannt, wie es läuft. Haltet ihr mich bitte auf dem Laufenden? / Könnt ihr mich bitte auf dem Laufenden halten? c) Warum hörst du lieber niederländische Musik?   a) Wettbewerb  b) Unfall (overigens is “Krankenhaus” ook “ziekenhuis”. Spital is Zuid-Duits) c) Körper d) Fehler e) Pfadfinder a) zweifel - du hast gezweifelt b) an erster Stelle stehen - wir stehen an erster Stelle c) berühren - ich berühre d) unterschätzen - Sie unterschätzen e) interessieren - es hat mich interessiert (staat niet in de woordenlijst, maar het gaat om de regel “werkwoord op -ieren → voltooid deelwoord zonder “ge”--> geinteressiert   Er zijn ook andere vertalingen mogelijk, maar het gaat hier om  sterke werkwoorden met een e of een a in de stam. a) (Schritte) unternehmen - ich unternehme (Schritte) b) bemerkt werden -  er wird bemerkt / entdeckt)  c) abfahren auf - fährst du ab auf (Sport)? (alternatief: findest du Sport cool/toll?) d) sich unterhalten - sie unterhält sich (mit ihm)  sprechen - sie spricht mit ihm (alternatief: reden - sie redet mit ihm)   a) kämpfen - ich kämpfte b) versuchen - du versuchtest c) sich trauen - sie traute sich d) veröffentlichen - ihr veröffentlichtet   a) abfahren auf - wir fuhren ab auf Sport / wir fuhren auf Sport ab b) fahren - du fuhrst c) Schritte unternehmen - ich habe Schritte unternommen   a) einem großen Fehler b) die große Erfahrung c) das gute/richtige Drehbuch NB: het verschil tussen gut en richtig: gut ← → schlecht (goed - slecht) richtig ← → falsch (juist - fout) d) die kaputten Gelenke   In een (ondergeschikte bijzin) gaat het vervoegde werkwoord helemaal naar achteren. Een ondergeschikte bijzin wordt ingeleid door bijv.: obwohl, wenn, nachdem, dass)  a) .., wenn die Sonne scheint. b) …, weil ich Zeit mit dir verbringen möchte. c) …, obwohl ich den ganzen Abend gelernt hatte.   a) mit dem PKW/Auto (3e) b) von dem Betreuer (3e) c) durch die Beschwerde (4e) d) gegen die Mauer/die Wand (4e) e) nach dem Fehler (3e)   a) an einem Samstag (wann? → 3e) b) auf die Probe (2/7-regel → 4e) c) zwischen dem PKW/Auto und dem LKW (wo? → 3e) d) vor dem Zebrastreifen (wo? → 3e) e) neben den Brennnesseln (wo? → 3e meervoud) a) Die englischen und französischen Besatzungsmächte (bijv. nw. van landen met KLEINE letter aan het begin!) die Grundlage (lijd. vw, 4e naamval) b) berührt (berühren → stam: berühr → volt. dw.: geberühr-t der Filmemacher (onderwerp, 1e naamval) c) Der behinderte Junge / Der behinderte Bub / Der Behinderte (onderwerp, 1e naamval). “Der Behinderte” is op zich voldoende; bij een gehandicapte vrouw zou het zijn: “Die Behinderte”. für seinen Begleiter (für +4e naamval) kürzlich gebastelt (basteln → stam: bastel → volt. dw.: ge-bastel-t) d) Pfadfinder einen Unterschlupf (lijd. vw, 4e naamval)   mit einem Feuerzeug und einem Streichholz/einem Zündholz (mit + 3e naamval) e) zu der Erhebung (zu +3e naamval)  gelangt  (gelangen → gelang → ge-gelang-t) entsprechend   a) Welche Musik hören Sie gerne? (je vraagt aan je docent, dus je spreekt haar met “u” aan.) b) Warum bist du genau deshalb so gut in Englisch? (hier is “Englisch” een zelfstandig naamwoord en dus wél met een hoofdletter.) c) Werdet ihr eine neue Reihe Musik veröffentlichen? Werden Sie eine neue Reihe Musik veröffentlichen? Werden Sie/werdet ihr eine neue Musikreihe veröffentlichen? → je ziet dat er vaak meerdere mogelijkheden zijn. a) Ich habe vor, gleichzeitig mit allen sozialen Medien aufzuhören, weil ich gegen die Vorurteile kämpfen will. b) Ein guter Chef ist unabhängig, begeistert, treu, ein Vorbild, ein Profi und (er) darf Fehler machen. c) Du musst nach oben gucken, um zu sehen, ob du ähnliche Wesen siehst. Du sollst nach oben schauen, um zu sehen, ob es dort ähnliche Wesen gibt. (das Wesen = het karakter, maar ook: het wezen/schepsel/levend ding. En bij onzijdige woorden op -el/-er/-en verandert het meervoud niet.)   TIP 1 woordenschat:  Steeds meer woordjes (ook uit oude hoofdstukken) behoren inmiddels tot je basiswoordenschat. Vooral woordjes zoals vandaag, gisteren, nooit, soms, vaak, meestal, de dagen van de week, maanden van het jaar, getallen, goed, leuk, maar ook vaak voorkomende werkwoorden, bovendien, ooit, de mensen (zie opdracht 3!)  zullen steeds weer blijven terugkomen. Ook nadat dit hoofdstuk afgerond is.    TIP 2 vertaalzinnen:  Bij (langere) vertalingen werk je via een stappenplan:  Eerst noteer je alle woordjes die je kent in het Duits. noteer de werkwoorden als infinitief (het hele werkwoord) lidwoorden etc. laat je nog even open (noteer alleen de eerste letter en laat daarachter wat ruimte over) zet bij zelfstandig naamwoorden erbij of het m/v/o/mv is (mannelijk/vrouwelijk/onzijdig/meervoud) staan er voorzetsels in? Zet daar meteen bij welke naamval erbij hoort (+2, +3, +4) daarna ga je alles aanvullen/invullen (pak het schema/Spick-o-thek/Spickzettel erbij) staan alle woordjes erin (vooral tijdsaanduidingen en bijwoorden worden nog wel eens vergeten)