Biologie voor Jou 7e ed deel B - Thema 8 - Gedrag oefentoetsen & antwoorden

a) Gedrag is alles wat een dier of mens doet. b) Een vaste opeenvolging van handelingen noem je een gedragsketen. c) Dorst is een inwendige prikkel. d) Een doorslaggevende prikkel noem je een sleutelprikkel. e) Gedrag dat wordt aangeleerd door beloning en straf noem je conditionering. f) Gedrag dat in een korte gevoelige periode wordt aangeleerd noem je inprenting. g) Dominantie speelt een rol bij het vaststellen van de rangorde. h) Mensen kunnen hun gedrag laten bepalen door normen en waarden, bij dieren komt dat niet voor.   Alles wat een (levend) mens of dier doet is gedrag. Dood zijn is geen gedrag.   Bij overdreven grote ogen en bolle wangen is sprake van een supranormale prikkel.   Deze manier van leren noem je conditionering omdat de rat leert door dingen uit te proberen en door het doen van bepaalde handelingen een beloning krijgt.   Deze vorm van sociaal gedrag zou je territoriumgedrag kunnen noemen.   Enkele sleutelprikkels in deze afbeelding zijn: hoog voorhoofd in verhouding grote kop klein snaveltje bol koppie mollig lichaam   Een etholoog mag alleen objectieve dingen over gedrag zeggen, feiten noemen. Als je zegt dat de vis blij is, is dat geen feit maar een mening, je legt het gedrag op een bepaalde manier uit.   a) De twee inwendige prikkels in dit verhaal zijn honger en dorst. b) De twee uitwendige prikkels in dit verhaal zijn het zien van de kroketten reclame en het ruiken van de kroketten. c) In de snackbar heb je motivatie om te eten. Thuis heb je motivatie om te drinken, niet meer om te eten.   Een deel van het zingen is aangeboren, want jonge zebravinken gaan ook zonder voorbeeld van hun ouders zingen. Een deel van het zingen is aangeleerd, want zonder voorbeeld van de ouders ontbreekt de variatie in de zang. De variatie in het zingen kan alleen in de eerste periode van het vogeltje worden aangeleerd, dus er is sprake van inprenting.   Elke diersoort heeft zijn eigen paringssignalen. Het paringsgedrag van een fuut is dus wel een signaal voor een vrouwtjesfuut maar geen signaal voor een vrouwtjeseend.   a) Het gaat hier over de waarde eerlijkheid. b) Het gaat hier over de normen niet stelen en niet liegen, het gedrag dat uit de waarde voortvloeit. c) Eerlijkheid en niet liegen zijn wel met elkaar in overeenstemming, maar eerlijkheid en stelen niet.