Economisch Bekeken MAX deel A+B
- Hoofdstuk 6 - Laat nog wat over
oefentoetsen & antwoorden
MAX
Klas 3|Vmbo-gt
Toets Economie
Economisch Bekeken MAX deel A+B
Online maken
Toets afdrukken
Economische groei is buiten de genoemde zaken afhankelijk van:De scholing van werknemersDe aanwezigheid van nieuwe techniekenDe beschikbaarheid van meer kapitaalgoederen (zoals machines) a) De totale consumptie van een land stijgt door de groei van het aantal inwoners en de stijging van het gemiddeld inkomen.b) Bc) A Noem twee van de drie onderstaande andere vormen van milieuschade Meer verbruik van grondstoffen (bijvoorbeeld ontbossing)Meer verbruik van energie (bijvoorbeeld door toenemende mobiliteit)Meer vervuiling door afvalstoffen (afval en de verwerking er van) A, B en D zijn juist. bij C: de maatschappelijke kosten worden niet doorberekend in de verkoopprijs want het zijn nadelen voor de samenleving en de samenleving draait op voor deze kosten. a) Dit is produceren zonder milieuproblemen in de toekomst kan worden voortgezet.b) Dit is een manier van ondernemen waarbij een bedrijf rekening houdt met natuur, mens en maatschappij.c) De overheid kan door subsidies en belastingvoordelen duurzaam produceren en maatschappelijk verantwoord ondernemen aantrekkelijker maken omdat het goedkoper wordt. a) Door duurzaam geproduceerde producten te kopen en door minder grondstoffen te verbruiken.b) Door afval te scheiden (hierdoor is recycling mogelijk) en door hergebruik van producten mogelijk te maken (denk hierbij aan statiegeldflessen) Een keurmerk voor duurzaamheid is een bewijs dat een product niet schadelijk is voor het milieu. a) Het advies kan zijn om de de werknemers op scholing te sturen omdat de kosten van scholing veel lager zijn dan de aanschaf van een machine. Daarnaast brengt een machine onderhoudskosten met zich mee.b) De totale productie zal stijgen. 2 - 5 - 6 - 4 - 3 - 7 - 1 a) Een productieproces dat slechter is voor het milieu is goedkoper omdat de bedrijfskosten lager blijven doordat er geen milieukosten worden gemaakt. Hierdoor hoeven deze milieukosten niet doorberekend te worden aan de consument en hebben de gemaakte producenten een lagere prijs dan die van concurrenten die deze milieukosten wel moeten doorberekenen aan hun producenten (met als gevolg dat de prijs hoger wordt) en hierdoor dus een slechtere concurrentiepositie heeft.b) De kosten om de vervuiling van het milieu die gemaakt wordt door bedrijven die productieprocessen gebruiken die slecht zijn voor het milieu, worden niet door de bedrijven betaald maar worden vaak door de overheid betaald en daardoor doorberekend aan de belastingbetalers (de maatschappij). Vaak zijn deze niet altijd in geld uit te drukken.c) Dit noemen we ook wel negatieve externe effecten genoemd. De baas van Koos moet er op letten dat de apparatuur die hij aanschaft energiezuiniger is. Doordat de apparatuur minder stroom of gas verbruikt is de impact op het milieu minder (en dus uiteindelijk een duurzamere keuze).zonnepanelen en andere vormen van energie is niet goed omdat het geen nieuwe apparatuur is. Het zijn wel oplossingen om de onderneming duurzamer te laten produceren. Het vervoeren van de groente per vrachtwagen is slecht voor het milieu. Het is dus beter om de groenten van zo dichtbij mogelijk in te kopen zodat er zo min mogelijk vervuiling van de vrachtwagens is. a) De landen kunnen door luchtvervuiling of vervuiling van rivieren met elkaars afvalstoffen opgescheept raken. Zo kunnen bijvoorbeeld de natuurgebieden in Nederland last krijgen van de afvalstoffen die in België in de maas zijn gegooid. Ander voorbeeld is dat de luchtvervuiling uit Duitsland met een oostenwind ook in Nederland voor overlast kan zorgen. Rivieren en de wind weten namelijk niet wanneer er een landsgrens komt.b) Als een milieumaatregel in een land een onderneming benadeeld ten opzichte van een bedrijf in het buitenland die zich niet aan die maatregel hoeft te houden verslechtert de concurrentiepositie. Oftewel het bedrijf zonder maatregelen kan goedkoper produceren. Hierdoor wordt de industrie van een land benadeeld en dit willen landen liever niet omdat dit veel impact op de economie van een land heeft. a) Het gemiddeld inkomen per huishouden in Nederland neemt af met €662,5026.500 / 100 * -2,5 = -662,5b) Het gemiddeld inkomen per huishouden in Oostenrijk in de nieuwe situatie is €26.705,4028.200 /100 * -5,3 = -1.494,6028.200 - 1.494,60 = 26.705,40c) Het verschil in het gemiddelde inkomen per huishouden van Frankrijk en Italië is €3.158,40Frankrijk → 26.200 / 100 * -4,3 = -1.126,60 → 26.200 - 1.126,60 = 25.0773,40Italië → 23.000 / 100 * -4,7 = 1.081 → 23.000 - 1.081 = 21.919Verschil is 25.077,40 - 21.919 = 3.158,40 a) De hoeveelheid afval in kilogram is met 5,2% toegenomen.(nieuw - oud) / oud * 100 = procentuele toename(583 - 554) / 554 *100 = 5,23465afgerond is dit 5,2%b) Het indexcijfer van 2019 met 2016 als basisjaar is 99indexcijfer is jaar dat je wil weten gedeeld door het basisjaargegevens 2019 / gegevens 2016 * 100 = indexcijfer 2019553 / 561* 100 = 98,57is afgerond 99 c) Dit wil zeggen dat er in 2019 1% minder afval per persoon is geproduceerd ten opzichte van 2016. a) De totale kosten van lamp A per jaar zijn €1.240afschrijvingskosten = 10.000 / 10 = 1.000onderhoudskosten = 240totale kosten 1.000 + 240 = 1.240b) De totale kosten van lamp B per jaar zijn €1.300afschrijvingskosten = 12.000 / 12 = 1.000onderhoudskosten = 300totale kosten 1.000 + 300 = 1.300c) De totale kosten van lamp C per jaar zijn €1.805afschrijvingskosten = 13.000 / 8 = 1.625onderhoudskosten = 180totale kosten 1.625 + 180 = 1.805d) De totale besparing per jaar bij lamp A = €260totale energiebesparing = 12 * 125 = 1.500energiebesparing - kosten = de totale besparing1.500 - 1.240 = 260e) De totale besparing per jaar bij lamp B = €500totale energiebesparing = 12 * 150 = 1.800energiebesparing - kosten = de totale besparing1.800 - 1.300 = 500f) De totale besparing per jaar bij lamp C = €595totale energiebesparing = 12 * 200 = 2.400energiebesparing - kosten = de totale besparing2.400 - 1.805 = 595g) Hij zal voor lamp C kiezen omdat dit een besparing van 595 per jaar oplevert. a) Er werd gemiddeld 54 kg grofvuil per inwoner ingezameld.18.393.000 / 100 * 10,8 = 1.986.4441.986.444 / 36.786 = 54b) Er werd gemiddeld 284 kg restafval per inwoner ingezameld.18.393.000 / 100 * 56,8 = 10.447.22410.447.224 / 36.786 = 284 a) 41,2% van de ondervraagden is actief bezig met duurzaamheid.19.250 / 45.836 * 100 = 41,99755afgerond op 1 decimaal = 41, 2%b) 8,9 % van de ondervraagden heeft geen uitgesproken mening.Eerst bereken je hoe groot de gevraagde groep is → 45.836 - 22.500 - 19.250 = 4.086Vervolgens bereken je het percentage → 4.086 / 45.836 * 100 = 8,9143afgerond op 1 decimaal = 8,9%
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.