Het belangrijkste tekstdoel van een reclamefolder is activeren: de adverteerder wil vooral dat je het product koopt. Daarvoor moet de adverteerder wel informatie geven over het product en de klant ervan overtuigen om het product te kopen in zijn winkel. Dat zijn dus ook doelen. Maar de adverteerder wil dus vooral dat de klant het product koopt. a) Concluderendb) Redengevendc) Vergelijkendd) Redengevende) Concluderend a) Wolf gesignaleerd op Hoge Veluwe. De tekst gaat over een wolf die gesignaleerd is op Nationaal Park de Hoge Veluwe, wat meteen in de titel en eerste alinea duidelijk wordt. Daarna volgt veel informatie over de mogelijke risico’s van de komst van een wolf, maar dat is allemaal achtergrondinformatie.b) Een moeflon is een schapensoort die van nature niet in Nederland voorkomt, maar normaal gesproken leeft op onder meer Sardinië en Corsica. Dit wordt halverwege de tekst in alinea 3 en 4 uitgelegd.c) Overtuigen en activeren. Allereerst gaf de directeur zijn mening en heeft deze onderbouwd met argumenten. Daarmee hoopt hij de lezer te overtuigen van zijn gelijk en vervolgens te activeren door het aannemen van zijn voorstel tot het afschieten van de wolf. 1) Nummer de stappen2) Schrijf korte, duidelijke zinnen.3) Begin elke zin met een werkwoord in de gebiedende wijs. Een Amerikaanse vrouw is al twee jaar 99 jaar oud op Facebook. Eigenlijk is ze 104, maar die leeftijd is onmogelijk in te voeren op de sociale netwerksite. Volgens Fox News is de 104-jarige Marguerite Joseph uit Michigan een enthousiaste gebruikster van de site.Hoewel de vrouw blind is en slechthorend, blijft ze op de hoogte van de ontwikkelingen in haar omgeving doordat haar kleindochter Gail de berichten voorleest. De vrouw was 102 jaar oud toen ze een profiel aanmaakte op Facebook.Het invoeren van de juiste geboortedatum gaat alleen niet. Wanneer ze 1908 proberen in te voeren, verandert Facebook dat naar 1928. Daarom hebben ze het maar op de oudst mogelijke leeftijd gehouden. De kleindochter denkt dat het een foutje is in de systemen van de site.Facebook heeft nog niet gereageerd op de berichtgeving. Hier zijn natuurlijk meerdere uitwerkingen mogelijk. Belangrijk is dat de zinnen kort en duidelijke zijn. Ook moet elke zin met een werkwoord in de gebiedende wijs beginnen. Een voorbeeld van een goede uitwerking:1) Pak je tandenborstel en de tube tandpasta.2) Haal de dop van de tube af.3) Smeer een klodder tandpasta op je tandenborstel.4) Doe de tandenborstel in de mond.5) Poets je tanden. a) overdreven, teb) heel duidelijk, directc) dwangmatig, abnormaal veel aandacht opeisendd) als iets te veel wordt gedaane) periode in de ontwikkeling, fase Een spreekwoord is een kernachtige uitspraak die een waarheid of een wijsheid bevat. Het zijn vaste zinnen met een figuurlijke betekenis. Je kunt de zinnen niet veranderen. Uitdrukkingen of gezegdes daarentegen pas je aan aan de zin. Dit zijn vaste combinaties van woorden met een figuurlijke betekenis, maar dus geen hele zinnen zoals spreekwoorden. Hier zijn natuurlijk meerdere antwoorden mogelijk. Belangrijk is dat in de zin de betekenis van het woord goed gebruikt wordt. Goede voorbeelden, met tussen haakjes de juiste betekenis van de woorden:a) De aanstaande bruid ging met haar moeder een trouwjurk kopen. (toekomstige) b) Het lichaam van een puber verandert onder invloed van hormonen. (chemische stoffen in het lichaam die allerlei dingen regelen)c) De leerling irriteert de docent door rare geluiden te maken tijdens de les. (zich storen aan, ergeren)d) Het percentage leerlingen dat geslaagd is voor het examen is dit jaar hoger dan vorig jaar. (getal dat aangeeft hoeveel procent iets is) Een bijwoordelijke bepaling zegt iets over het gezegde of over de hele zin. Bijwoordelijke bepalingen geven vaak antwoord op vragen als: wanneer, waar, hoe, hoeveel, waarom, waarheen, waardoor, waarmee. a) met de camper (waarmee?)/ naar Spanje (waarheen?)b) Met goed weer (wanneer?) / altijd (wanneer?) / in de Waal (waar?)c) Vroeger (wanneer?) / vaak (wanneer?) / op straat (waar?)d) Let op: in deze zin zit geen bwb.e) In verband met het onderzoek (waarom?) / met hekken (waarmee?) a) Vanmorgen / heeft / het / hier / gesneeuwd.het = owheeft gesneeuwd = wgvanmorgen = bwbhier = bwbb) De leraar / las / het verhaal / nog een keer / aan de klas / voor.de leraar = owlas voor = wghet verhaal = lvaan de klas = mwnog een keer = bwbc) Morgen / vieren / we / het sinterklaasfeest / op school.we = owvieren = wghet sinterklaasfeest = lvmorgen = bwbop school = bwbd) Gisteren / ben / ik / met de trein / naar huis / gegaan.ik = owben gegaan = wggisteren = bwbmet de trein = bwbnaar huis = bwbe) De doelman van de tegenstander / hield / alle ballen / tegen.de doelman van de tegenstander = owhield tegen = wgalle ballen = lvTip: Hoe pak je dit aan? 1. Zoek eerst de PV door de zin in een andere tijd te zetten. Het werkwoord dat verandert is de PV. 2. Verdeel de zin in zinsdelen: wat kun je voor de PV zetten?3. Zoek daarna het OW: Wie/wat + PV? 4. Bepaal daarna het gezegde: wg of ng?5. Kijk of er een lv in de zin zit: wie/wat + gezegde + ow?6. Kijk of er een mv in de zin zit: Aan/voor + wie/wat + gezegde + ow?7. Kijk of de overgebleven zinsdelen een bwb zijn: zeggen ze iets over (een gedeelte van) de zin? Met de woorden deze/dit wijs je iets aan dat dichtbij is. Met die/dat wijs je iets aan dat verder weg is. a) Dat av is het boek dat ik besteld heb.b) Dit av is nu de leraar voor wie zij zo bang was.c) Vertel me nu eens wat vrv het bezwaar is?d) Weet je al wat vrv je op oudejaarsavond gaat doen?e) Welke vrv bezwaren zou deze av rector kunnen hebben? a) Wie (= vrv) heeft (= hww) deze (= av) truc (= zn) met (= vz) slapend informatie (= zn) vergaren ook wel eens geprobeerd (= zww)b) Die (= av) werkt (= zww) natuurlijk helemaal niet en (= vw) dat dit (= av) zou (= hww) kunnen is (= kww) helaas complete (= bn) onzin.c) Dat (= vw) het lang blijft regenen, lijkt (= kww) mij (= psv) niet waarschijnlijk.d) De vrouw die haar (= bzv) been had gebroken, werd op (= vz) een brancard (= zn) afgevoerd.e) Hoewel (= vw) hij (= psv) slecht had geslapen, bleef (= kww) hij de (= lw) hele week opgewekt. (= bn) f) Zo’n (= av) griep had hij nog nooit gehad, hoewel (= vw) hij (= psv) het deze (= av) keer wel aan zag komen.g) Die (= av) krampen in zijn buik waren zulke (= av) duidelijke symptomen. (= zn) Bij de stellende trap gebruik je als. Je geeft aan dat zaken gelijk of gelijkwaardig zijn, bijvoorbeeld Hij is net zo lui als ik.Bij de vergrotende trap gebruik je dan. Je geeft aan dat zaken niet gelijk of gelijkwaardig zijn, bijvoorbeeld Hij is luier dan ik. a) hard - harder - hardstb) laat - later - laatstc) dwaas - dwazer - dwaastd) snel - sneller - snelste) zuur - zuurder - zuurstf) vast - vaster - meest vastg) grof - grover - grofsth) graag - liever - liefsti) veel - meer - meestj) drukkend - drukkender - drukkendst a) A4’tje b) ‘s avondsc) VVD’erd) ‘s-Hertogenbosche) ‘s morgensf) sms’jeg) ict’erh) tv’s a) fluitend (Tegenwoordig deelwoord, dus hele werkwoord + d)b) ontlede (Voltooid deelwoord, bijvoeglijk gebruikt. Schrijf het dus zo kort mogelijk)c) is (Tegenwoordige tijd, enkelvoud want het gaat om één groep. Sterk werkwoord, klank verandert. Dit is een leerwoord dus er zijn geen regels voor de vervoeging.)d) vergoede (Voltooid deelwoord, bijvoeglijk gebruikt. Schrijf het dus zo kort mogelijk)e) onthield (Hij-vorm, verleden tijd. Sterk werkwoord dus klank verandert.)f) belande (Voltooid deelwoord, bijvoeglijk gebruikt. Schrijf het dus zo kort mogelijk)
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.