Je leest een tekst verkennend als je de tekst bekijkt om een eerste indruk te krijgen. Je leest dan niet de hele tekst, maar alleen de titel, de tussenkopjes, de eerste en laatste alinea, vetgedrukte woorden en je bekijkt afbeeldingen en de bron. Als je een tekst nauwkeurig leest, dan wil je de tekst begrijpen en precies weten wat erin staat. Je leest de tekst dan wel zin voor zin helemaal door en denkt tussendoor na waar de tekst over gaat en probeert verbanden te leggen. Elke tekst behandelt een specifiek onderwerp. Dit onderwerp kun je meestal in één woord of in een woordgroep formuleren. Het onderwerp vind je vaak al terug in de titel en/of inleiding. Met een deelonderwerp belicht de schrijver juist een bepaalde kant van het onderwerp. Vaak heeft een tekst meerdere deelonderwerpen die je terug kunt vinden in de kern. De kern is dan verdeeld in alinea’s, waarbij elk deelonderwerp zijn eigen alinea heeft. a) Veiligheid van speelgoed en kinderartikelen. Dit wordt al meteen in de titel duidelijk, maar is ook in de inleiding terug te vinden.b) Speelgoed en andere kinderartikelen zijn niet altijd even veilig. Als je goed kijkt, zie je dat de eerste zin van de inleiding meteen de hoofdgedachte weergeeft.c) Regelgeving rondom speelgoed (alinea 3+4), controle op veiligheid (alinea 5), gevaren merkloos speelgoed (alinea 6-8), risico’s en onvoorspelbaarheid (alinea 9+10)d) In alinea 5 zegt Cotterink dat het de eigen verantwoordelijkheid is van de fabrikant om aan deze normen of wetten voldoen", zegt Cotterink. Dat betekent dat een product dus niet per definitie door een externe partij gecontroleerd wordt. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit controleert dit, maar alleen aan de hand van steekproeven of na klachten van de consument. Als een product dus wordt gecontroleerd, is dit vaak pas nadat het al te koop is.e) In alinea 9 zegt De Valck: "De angst voor onveilig speelgoed kan je vergelijken met de angst voor een coronavaccin; mensen willen absolute veiligheid, maar dit is niet realistisch." Formeel taalgebruik is het gebruiken van de officiële taal. Dit doe je vooral in zakelijke berichten en gesprekken. Het tegenovergestelde is informeel of alledaags taalgebruik. Dat gebruik je als je communiceert met mensen die je goed kent. a) Twee van deze woorden: informeel, vriendelijk, joviaal, onbeleefd, gehaast.b) Een sollicitatiegesprek is een zakelijke, formele situatie waarin je elkaar niet (goed) kent. De toon van je tekst of mail waarin je je afmeldt, moet dus formeel, zakelijk zijn. Dat is nu niet het geval. Meerdere uitwerkingen zijn mogelijk. Een voorbeeld van een goede uitwerking: Geachte meneer Vreling, Er staat voor morgen een sollicitatiegesprek gepland, om … uur. Tot mijn grote spijt moet ik dit gesprek afzeggen, omdat er plotseling iets dringends is tussengekomen. Ik hoop van harte dat we een nieuwe afspraak kunnen maken. Mag ik u hiervoor bellen, of kunt u een voorstel doen? Mijn welgemeende excuses. Met vriendelijke groet, S. de JongTip: enkele belangrijke aandachtspunten.Inhoud: duidelijk moet zijn dat het gesprek niet door kan gaan, dat dit Stefanie spijt en dat zij graag een nieuwe afspraak wil maken. Opbouw: het is een korte mededeling, dus je kunt niet echt beoordelen op opbouw. Wel moet onderaan 'met vriendelijke groet' of 'Hoogachtend' staan. Toon: de e-mail moet zakelijk en beleefd zijn (formele tekst). Gezien de situatie is een verontschuldigende toon ook gepast. Goede zinnen: de zinnen moeten goed geformuleerd zijn. Goede spelling: er mogen geen spelfouten in de tekst staan. a) wat je met je geboorte hebt meegekregen b) iemand zo ver krijgen dat hij iets doetc) prijzen, goede kwaliteiten noemen van iets of iemandd) hoge eisen stellen, kritisch zijn Een samenstelling is een combinatie van twee of meer woorden die elk ook los kunnen voorkomen. De laatste deel van een samenstelling is meestal het belangrijkst voor de betekenis. Een valkuil is bijvoorbeeld een kuil waarin je kunt vallen en een winterjas is een jas voor in de winter. a) dorpsschoolb) woordenlijstc) jongensstemd) beregoede) staatsschuldf) paddenstoelg) stationsstraath) pannenkoeki) kinderfiets De zinsdeelproef bestaat uit drie stappen:1) Zoek en onderstreep de pv.2) Probeer steeds een woordgroep of een enkel woord voor de pv te zetten.3) Kan dit deel voor de pv staan, dan is het een zinsdeel. a) Nog niet zo lang geleden is de bank failliet gegaan.PV = is, OW = de bank (enkelvoud)b) Tot mijn verbazing kregen we geen klachten.PV = kregen, OW = we (meervoud)c) Wie moet deze week stofzuigen?PV = moet, OW = Wie (enkelvoud)d) Wat heb ik nu weer gehoord over je broer?PV = heb, OW = ik (enkelvoud)e) De groep leerlingen kwam te laat op school.PV = kwam, OW = de groep leerlingen (enkelvoud, want het is één groep) a) Wanneer / knap / jij (= OW) / die fiets / eens / op?PV = knap, OW = jij, WG = knap opb) Deze oplossing / lijkt / mij (= OW) / erg goed.c) Zij (= OW) / is / vroeger / een uitstekende schaatsster / geweest.d) Waarom / hebben / jullie (= OW) / hem / dat / niet / verteld?e) Volgens de minister / blijft / de hulp (= OW) / noodzakelijkTip: Hoe pak je dit aan? Zoek eerst de PV door de zin in een andere tijd te zetten. Het werkwoord dat verandert is de PV. Verdeel de zin in zinsdeel. Gebruik hiervoor de zinsdeelproef.Zoek daarna het OW: Wie/wat + PV? a) Wanneer knapte jij die fiets eens op?b) Deze oplossing leek mij erg goed.c) Zij was vroeger een uitstekende schaatsster geweest.d) Waarom hadden jullie hem dat niet verteld?e) Volgens de minister bleef de hulp noodzakelijk Redekundig ontleden is het benoemen van zinsdelen. Taalkundig ontleden is het benoemen van alle losse woorden. Snoep, goud en koffie zijn zogenoemde niet-telbare zelfstandige naamwoorden. Deze woorden kunnen niet in meervoud gebruikt worden omdat je ze niet in een hoeveelheid kunt uitdrukken. Andere voorbeelden zijn duisternis, muziek, nieuws, griep en nageslacht. a) een = onbepaald lidwoord, villa = zelfstandig naamwoord, de = bepaald lidwoord, rand = zelfstandig naamwoord, de = bepaald lidwoord, stad = zelfstandig naamwoordb) handelswijze = zelfstandig naamwoord, de = bepaald lidwoord, minister = zelfstandig naamwoord, problemen = zelfstandig naamwoordc) Het = bepaald lidwoord, geweld = zelfstandig naamwoordd) Het = bepaald lidwoord, schoolexamen = zelfstandig naamwoord. a) wonen (is al infinitief!)b) brengt (brengen)c) neemt toe (toenemen)d) was (zijn) Leestekens geven een signaal aan de lezer. Als je ze op een goede manier gebruikt, is de tekst makkelijker te lezen. Enkele voorbeelden van leestekens zijn de punt, het vraagteken, de komma en het uitroepteken. a) auteurb) enthousiastc) ouderwetsd) wantrouwene) nauwkeurigf) kauwgomg) toeschouwerh) inhoud De Zeeuwse snackbar Wendy's, die in 1988 werd opgericht in Goes, mag de naam behouden. Al sinds begin deze eeuw liggen de Amerikaanse fastfoodketen Wendy's en de Nederlandse snackbar in conflict over de merkrechten. De Amerikaanse keten wil het merk hier registreren om vestigingen in de Benelux te openen.De Zeeuwse snackbar heeft sinds 1995 in de hele Benelux de rechten over het merk Wendy's. Dat zinde de Amerikaanse fastfoodketen niet en die spande in 2000 een eerste rechtszaak aan tegen de snackbar. Tevergeefs, zo is nu gebleken. “We hebben lang gevochten, maar uiteindelijk hebben we het gelijk aan onze zijde gekregen.”, aldus de opgeluchte eigenaar van Wendy’s. a) rennenb) staatc) wordtd) voorspelte) gaatf) brengtg) brandth) Vind
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.