Stepping Stones 6e ed/ FLEX - Chapter 1 - Habits & Trends oefentoetsen & antwoorden

 A. to acknowledge B. express C. forthnight D. extensive E. environment F. tend to G. versatile H. predictable AankoopZelfvertrouwenDoelInvloed hebben opPotentieel, mogelijkhedenVerstandigToekomstig(e)Grondig(e) RequirementsBear in mindPreferenceIncreaseForecastingAppetite I would have liked to know about this beforehand. The number of pandas has increased in noteworthy.I can’t wait until we roam the streets of Rome. He prefers contemporary music. The project needs to reinvent itself. The police stated that the officer could proceed with the investigation. A. I walk, she walks, they walk.Tip: Dit is, zoals de naam al aangeeft, de meest simpele vorm van het werkwoord, zoals in het Nederlands: ik loop, hij loopt, wij lopen. In het Nederlands is dit eigenlijk moeilijker, omdat wij drie werkwoordsuitgangen gebruiken (ik loop, hij loopt, wij lopen). In het Engels heb je er bij de meeste werkwoorden maar twee: zonder een S aan het einde en met een S aan het einde. Zoals: I eat, she eats, we eat. (Let op de ‘shit-regel’: bij he, she and it komt er een ‘s’ achter. Dus: she runs, he eats, Shelly drinks. B. I am walking, she is walking, they are talking.Tip: Onderwerp (I, she, they) + werkwoord + ing. Eigenlijk is dit hetzelfde als ‘ik ben aan het lopen’ of ‘wij zijn aan het lopen’. Deze Nederlandse vorm gebruik je ook om aan te geven dat je iets nu aan het doen bent. Ezelsbruggetje: present contiNUous.C. Head off and check out.Tip: ‘A phrasal verb’ is een werkwoord dat uit twee onderdelen bestaat, namelijk een voorzetsel en een werkwoord, en samen geeft dit het werkwoord een andere betekenis. Voorbeeld: je kunt koffie zetten, maar ook een hoed opzetten. Of je kunt ergens heen gaan, maar ook uitgaan, wat betekent dat je gaat stappen. Bij Part D van Theme 1 kun je meer voorbeelden vinden. D. Personal: you, he, she, it, I, we, they Reflexive: yourself, himself, herself, itself, myself, ourselves, themselves FirstlyFinally, Ultimately, in the endWhen, ThenMeanwhileAfterwards, after thatPersonally, I reckon that. Personally, I believe that. Personally, I think that…The way I see it, it seems to me that… Every Saturday, we eat pasta with mushrooms. Today, my parents are going to the gym. My mother never buys me a chocolate bar. What is she wearing right now?  Tip: je kunt vrijwel altijd aan de zin zien of je hier een present simple of een present continuous moet gebruiken. Is het vaker, nooit of altijd? Dan gebruik je de meest simpele werkwoordsvorm. Zoals in het Nederlands wij ook zeggen: ‘ik hou van chocolade’, in plaats van ‘ik ben van chocolade aan het houden’. Of: ‘ik ren elke maandag naar school’. Dan gebruiken wij ook de meest simpele werkwoordsvorm. Staat er dat het nu gebeurt, zoals bij ‘right now’? Gebruik dan de present continuous. An indefinite pronoun is a pronoun that says how many people did something, without being very precise. 1. All 2. nobody 1. When something happens regularly, often, always or never.  2. For factsTip: De meest simpele werkwoordsvorm, the present simple, gebruik je als iets vaker, regelmatig, nooit of altijd gebeurt. Zeker bij ‘altijd’ en ‘nooit’ kun je ook zeggen dat dit ook een voorbeeld van een feit is. Het kan bijvoorbeeld een feit zijn dat jij van snoep houdt. Daarom zeg je niet ‘I am liking candy maar gebruik je de de present simple: I like candy. Voor jou is dat een feit. 1. When something is happening right now.  2. To show that you are irritated with something or someone. Tip: Dit lijkt op de Nederlandse vorm: ik ben nu aan het bellen (I am calling). Je geeft aan dat je het nu aan het doen bent. Bij irritaties gebruik je dit in het Engels ook, zoals: ‘Karen is always complaining’. Ook als er niet duidelijk bij staat dat iets nu gebeurt, maar het is wel logisch dat het nu gebeurt, gebruik je de present continuous. Denk bijvoorbeeld aan: ‘she falls from the mountain!’ of ‘she is falling from the mountain!’. De eerste zou je alleen gebruiken als het vaker gebeurt (en we gaan er van uit dat ze niet elke dag van de berg valt). Bij de tweede gebruik je de present continuous omdat ze nu van de berg valt. Stel jezelf dus steeds de vraag: gebeurt het nu of vaker?  Firstly,whenMeanwhilePersonally, I reckon / I strongly believe that / Personally, I think thatTo me, it seems that / if you ask me / the way I see it We shop / are going shopping at the mall today. het gebeurt vandaag, nu. Daarom present continuous. Hurry, the shops are closing / close now! Het gebeurt nu, daarom present continuous. Why doesn’t he write / is he not writing you every week? het gebeurt regelmatig, namelijk elke week, daarom de present simple. What are you wearing / do you wear this morning? het gebeurt nu, deze ochtend, daarom present continuous. The bus stops / is stopping every hour. het gebeurt regelmatig, namelijk elk uur, daarom present simple. Most mornings, he takes / is taking the bike to the gym. het gebeurt vaak, namelijk de meeste ochtenden, daarom present simple.  1. I am travelling. Het is vandaag, nu, daarom present continuous. 2. I am feeling. Zij voelt zich op dit moment, nu, nerveus, daarom present continuous.  3. say. Het is altijd, daarom present simple. 4. Am planning. Het gebeurt nu, daarom present continuous. 5. Thinks. Deze vriend denkt het waarschijnlijk altijd, dus daarom present simple. 6. Sing. Het gebeurt vaker (often), daarom present simple. 7. Give. Het gebeurt regelmatig (regularly), daarom present simple. 8. Am leaving. Het gebeurt nu, daarom present continuous.  1. She cut …herself………….. when she tried to slice the carrots in two.Bij ‘she’ hoort de reflexive pronoun ‘herself’.2. ‘I hurt ……myself………. today’ is a beautiful song by Johnny Cash. Bij ‘I’ (denk om de hoofdletter) hoort de reflexive pronoun ‘myself’.3. Wait, do you two know ……each other………?‘Each other’ betekent ‘elkaar’. Kennen jullie elkaar?4. He always buys ……some……. T-shirts when he is at that festival.‘Some’ betekent ‘een paar’ hier. ‘Any’ past hier niet.5. Could …………somebody/anybody…………. give me a hand please?Hier zijn twee antwoorden goed. In het Nederlands zeggen wij gewoon ‘kan iemand mij helpen?’, maar in het Engels kun je een verschil maken door ‘somebody’ of ‘anybody’ te gebruiken. ‘Somebody’ gebruik je meestal als je bijvoorbeeld met een groep vrienden staat en je staat op het punt om een zwaar dienblad te dragen. Dan vraag je ‘can somebody help me?’. ‘Anybody’ gebruik je vaak als je iets wanhopiger bent of de nadruk wil leggen op dat je echt nu hulp nodig hebt. ‘Can somebody help me? Anybody please?’. 6. Dad, there is …………someone……………… here to talk to you.Er staat ‘iemand’ aan de deur, dus hier ‘someone’.7. ……Nobody…/ no one……….. was at home when I knocked, so I had to wait until someone came home. Er was niemand thuis toen ik aanklopte, dus hier ‘nobody’ of ‘no one’. De laatste is vaak iets netter.  Tip 1. Probeer hier altijd te starten met de vraag herhalen en uitleggen wat je gaat doen. Dat helpt je even op weg. Dus iets als:‘At my school, there are definitely some new trends at the moment. I am going to tell you something about these trends.’Tip 2. In dit hoofdstuk wordt er ingegaan (1G) op signaalwoorden die je kunt gebruiken als je iets vertelt. Hierdoor wordt je verhaal duidelijker. Leer er zeker een paar van uit je hoofd om te gebruiken in al je schrijfteksten of presentaties. Je kunt hier mooi beginnen met: ‘to begin with’ of ‘firstly, there is a new trend called….’. Daarna kun je steeds je zinnen beginnen met: ‘Then, you have to….’ or ‘Finally, when you start dancing, the music stops’. Tip 3. Wil je je zinnen langer maken? Gebruik dan bijvoorbeeld een woord als ‘which’ om zinnen te verbinden. Voorbeeld: At school, there is a new trend called ‘the Cinnamon Challenge’, which is a challenge that…’Tip 4. Let op de woordvolgorde van Engelse zinnen. Engelse zinnen zijn veel makkelijker in woordvolgorde dan Nederlandse zinnen. In het Nederlands, vallen de werkwoorden bijvoorbeeld soms uiteen, zoals hier: ‘Ik heb vorige week de marathon gelopen’. Of, nog ingewikkelder: ‘Vorige week heb ik de marathon gelopen’. In het Engels is dit juist veel simpeler, want je houdt vrijwel altijd dezelfde woordvolgorde aan: wie - doet - wat - waar - wanneer. Alle werkwoorden zitten dicht bij elkaar in de buurt. Bijvoorbeeld:He - is grilling - fish - at the lake - now. Tip 5. Gebruik de zinnen uit ‘Language Helps’ bij het geven van je mening, zoals: ‘I personally believe that this trend is extremely dangerous/funny’. Tip 6. Sluit je brief altijd af met een mooie zin waarin je de opdracht nog even herhaalt. ‘Well/to conclude, this was my explanation about trends at school, thank you for reading this’. Tip 7. Lees je brief na en kijk specifiek naar de werkwoorden. Klopt dit met wat je hebt geleerd? Als iemand iets nu doet, gebruik je de present continuous (‘he is going to the living room’) en als het vaker, nooit, altijd of regelmatig is, gebruik je de present simple (‘people always laugh at this trend’).  Opmerkingen en tips bij ‘Reading’ Stap 1. Vertaal de titel en lees de eerste alinea. Ken je een woord uit de titel niet? Zoek dit dan op in het woordenboek. Gebruik je woordenboek vrijwel alleen voor het vertalen van de titel en de vragen, anders kost dit veel te veel tijd.Stap 2. Schrijf de hoofdgedachte op van deze tekst. Vaak is dit ook de titel. Houd deze hoofdgedachte in je hoofd bij het maken van de vragen. D psychological manipulation Wat is de hoofdgedachte van de tekst? ‘Belonen kan averechts werken’. De oudere man gebruikt psychologische manipulatie, in de vorm van beloning, om te jongeren te beinvloeden om hem niet meer te pesten. Voor deze vraag moet je de hele alinea lezen voor het antwoord en eigenlijk komt dit precies overeen met de hoofdgedachte van deze hele tekst. A It further explores the line of thought presented in paragraph 2. Alinea 3 gaat dieper in op wat er is verteld in alinea 2 en geeft voorbeelden waarbij beloningen niet handig zijn bij opvoedmethoden. Belangrijke woorden die dit aangeven zijn: ‘gets much discussed in the context of…’ en ‘the latest evidence’. De schrijver gaat dieper hierop in door de laatste onderzoeken en bewijzen te noemen. B Perhaps the only truly rewarding life is the one lived with little hope of reward. Meestal sluit een tekst af met een concluderende of samenvattende zin. Hierin wordt vaak de hoofdgedachte van de tekst herhaald. Daarom is dit zo belangrijk om te achterhalen zodra je aan een tekst begint. Begin niet eerst met lezen, maar achterhaal eerst kort de hoofdgedachte aan de hand van de titel, plaatje en eerste alinea. Antwoord D heeft hier niets mee te maken. Antwoord C is juist tegengesteld aan de hoofdgedachte. Antwoord A is ook tegengesteld aan de hoofdgedachte. Antwoord B komt overeen met de hoofdgedachte, namelijk dat juist zo weinig mogelijk beloningen zorgen voor een waardevol leven. 1 “Skinner’s lab rats” (alinea 2) wel 2 “the context of parenting and teaching” (alinea 3) niet3 “charity fundraisers” (alinea 3) niet4 “relationships” (alinea 4) nietThe traditional assumption was always that people worked essentially like Skinner's lab rats: dangle a treat, and you'll train them to do what you want. But for humans, in certain conditions, the reward simply reinforces the belief that the task can't be worth doing for itself.(beware of giving your kids treats for doing chores, or awarding gold stars for work well done)The latest evidence, a study published in Psychological Science, suggests charity fundraisers bring in less money, and come across as less sincere, when they're being paid ─ even if they started off genuinely committed to the cause.Perhaps it's not even limited to money. In his recent book The Course of Love, Alain de Botton rails against the romantic fantasy of relationships which has us yearning for perfect soulmates who just "get" us, when real partnerships are imperfect, challenging and not always fun.