Op Niveau 3e ed/LRN-line deel A+B
- Hoofdstuk 7 - Taalverzorging 3
oefentoetsen & antwoorden
LRN-line
Klas 1|Vmbo-gt/havo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Grammatica
Bouwplan van een zin
Zinsdelen
Lijdend voorwerp
Spelling
Stam
Persoonsvorm in de verleden tijd
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord afgeleid van een voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord met ‘te’
Formuleren
Verwijzingen
Signaalwoorden
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Beeldspraak
Taalbewustzijn
Beeldtaal
Toets Nederlands
Op Niveau 3e ed/LRN-line deel A+B
Online maken
Toets afdrukken
a) Onjuist. Hier mogen wel delen aan worden toegevoegd die extra informatie geven. b) Juist. c) Onjuist. Het werkwoordelijk gezegde kan los staan van elkaar in de zin en dat is één zinsdeel. d) Onjuist. Een zin heeft altijd minimaal een persoonsvorm en een onderwerp nodig, dus twee zinsdelen. D. Wie of wat + gezegde + onderwerp? B. 5 zinsdelenDe voetbalsupporters zingen het clublied iedere zondag in het stadion.Pv / handeling: ZingenWie zingen? de voetbalsupportersWat zingen zij? het clubliedWanneer zingen zij? iedere zondagWaar zingen zij? in het stadion a) LV = een mooi cadeaub) LV = vijftig euroc) In deze zin zit geen LVd) In deze zin zit geen LV.e) LV = een cadeautje a) Vanmorgen / heeft / het / hier / gesneeuwd.b) De leraar / las / het verhaal / nog een keer / aan de klas / voor.c) Morgen / vieren / we / het sinterklaasfeest / op school.d) Gisteren / ben / ik / met de trein / naar huis / gegaan.e) De doelman van de tegenstander / hield / alle ballen / tegen.f) Een 81-jarige automobiliste / reed / donderdag / met haar auto / een computerwinkel / binnen.g) De consumenten / hebben / Ikea / uitgeroepen / tot beste winkelketen van Nederland.Tip: Stel jezelf de vragen: wie, wat, waar, wanneer, met wie en hoe. Bijvoorbeeld: a) Joris scheurt een bladzijde uit zijn boek.Tip: Denk aan wat je kan scheuren.b) Wie werkt de volgende opdracht voor Nederlands uit?Tip: Denk aan wat je kan uitwerken.c) Studenten proberen soms hun docent om te kopen voor een hoger cijfer.Tip: Denk aan wie je kunt omkopen. Hele werkwoordStamIk-vormPratenPratPraatHakkenHakkHakRijdenRijdRijdVerbazenVerbazVerbaasDurvenDurvDurfTip: Stam = hele werkwoord - en. Je verandert dus niets aan het woord. Het ziet er vaak gek uit. Ik-vorm = de eerste persoon enkelvoud, tegenwoordige tijd. Hierdoor kan het woord veranderen. a) Broeden - verven - genieten - zwerven - surfen - rijden - koken - schrijven - lezen - poetsen b) Genoot - zwierf - reed - schreef - lasTip: zet een woord in de verleden tijd om te kijken of deze van klank verandert en dus sterk is. a) Als je een bijvoeglijk naamwoord als voltooid deelwoord gebruikt, dan schrijf je het zo kort mogelijk. Let daarbij op dat de uitspraak wel correct moet zijn. Als een dubbele ‘t’ of ‘d’ nodig is voor de uitspraak, dan schrijf je die dus wel.Voltooid deelwoorden die eindigen op ‘en’ veranderen niet als je ze gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Vouwen (werkwoord) > gevouwen (voltooid deelwoord) > het gevouwen blaadje (bijvoeglijk gebruikt)Voltooid deelwoorden die eindigen op een d of een t krijgen als bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.Bestormen (werkwoord) > bestormd (voltooid deelwoord) > het bestormde kasteel (bijvoeglijk gebruikt)b) Na te schrijf je het bijvoeglijk naamwoord als hele werkwoord. Bij zwakke werkwoorden kun je voor de spelling van het voltooid deelwoord als hulpmiddel ‘T eX FoKSCHiP gebruiken. Als het werkwoord -en eindigt op een van de medeklinkers uit ‘T eX FoKSCHiP, schrijf je aan het eind van het voltooid deelwoord een t. Als het eindigt op een andere letter, schrijf je een d. a) Downloadden (Ik-vorm + den, want 2e persoon meervoud, verleden tijd en de d zit niet in ‘t Kofschip)b) Flirtte (Ik-vorm + te, want 3e persoon enkelvoud, verleden tijd en t zit in ‘t Kofschip)c) Subsidieerde (Ik-vorm + de, want 3e persoon enkelvoud, verleden tijd en de r zit niet in ‘t Kofschip)d) Kleedde (Ik-vorm + de, want 2e persoon enkelvoud, verleden tijd en de d zit niet in ‘t Kofschip)e) Koos (Sterk werkwoord, dus verandert van klank.)f) Ontkrachtten (Ik-vorm + ten, want 2e persoon meervoud, verleden tijd en de t zit in ‘t Kofschip)g) Startten (Ik-vorm + ten, want 3e persoon meervoud, verleden tijd en de t zit in ‘t Kofschip.h) Geloofde (Ik-vorm + de, want 2e persoon enkelvoud, verleden tijd en de v zit niet in ‘t Kofschip. i) Brandde (Ik-vorm + de, want 3e persoon enkelvoud, verleden tijd en de d zit niet in ‘t Kofschip.j) Surfte (Ik-vorm + te, want 2e persoon enkelvoud, verleden tijd en de f zit in ‘t Kofschip. Tip: Bij het bepalen van de eindletter door middel van ‘t Kofschip, kijk je naar de stam van het werkwoord en niet naar de ik-vorm. a) Geroeid (langer maken, je hoort een d dus je schrijft een d)b) Gestemd (m zit niet in ‘t Kofschip, dus je schrijft een d)c) Gedoucht (de h zit in ‘t Kofschip, dus je schrijft een t)d) Getest (de s zit in ‘t Kofschip, dus je schrijft een t)e) Gebeurd (de r zit niet in ‘t Kofschip, dus je schrijft een d)f) Verbaasd (de z zit niet in ‘t Kofschip, dus je schrijft een d)g) Beleefd (de v zit niet in ‘t Kofschip, dus je schrijft een d)h) Erkend (de n zit niet in ‘t Kofschip, dus je schrijft een d)i) Gezonnebaad (de d zit niet in ‘t Kofschip, dus je schrijft een d)j) Gefocust (de s zit in ‘t Kofschip, dus je schrijft een t)Tip: Maak het woord langer of gebruik ‘t Kofschip om te bepalen wat de eindletter moet zijn. Let op: alleen medeklinkers tellen mee bij ‘t Kofschip. Bij roeien in zin 1 maak je het woord dus langer en dan hoor je duidelijk dat het met een d geschreven moet worden. a) Metalen (een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt BIJNA altijd op -en)b) Vergrote (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.)c) Gelande (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.)d) Verkennen (Na te schrijf je het bijvoeglijk naamwoord als een heel werkwoord)e) Opgevouwen (Als het voltooid deelwoord eindigt op -en, schrijf je het bijvoeglijk naamwoord ook met -en.)f) Opgekochte (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.)g) Spectaculair (Als het woord een voor een het-woord staat, schrijf je geen -e.) Verhuizen -en wordt verhuiz. Je kijkt naar de letter z. Deze zit niet in ’t kofschip dus je schrijft verhuis+de, verhuisde.Als je kijkt naar de ik-vorm van verhuizen à ik verhuis, dan is de laatste letter een s. Deze zit wel in ’t kofschip dus je zou dan verhuis+te, verhuiste schrijven, maar dit is onjuist. a) Beland Tegenwoordige tijd > stam Geen ‘dt’ want als je ‘lopen’ invult hoor je geen ‘t’. Loop jij ook altijd op de bank na het avondeten…?b) wordtTegenwoordige tijd > stam + t (hij-vorm)c) berekend Voltooid deelwoord > werkwoord -en > bereken > ‘n’ zit niet in ‘T eX FoKSCHaaP, dus je schrijft een ‘d’ aan het eind.d) schaadtTegenwoordige tijd > stam + t (het-vorm)e) gebeurt Tegenwoordige tijd > stam + t Als een schrijver niet steeds dezelfde woorden wil gebruiken, vervangt hij ze door verwijswoorden. Op deze manier voorkomt hij herhaling van dezelfde woorden en zorgt hij voor afwisseling in de tekst. Beeldspraak is een vorm van taalgebruik waarin met een ‘beeld’ op een figuurlijke manier omschreven wordt wat iemand letterlijk bedoelt. Beeldspraak kan de tekst zo krachtiger, mooier, opvallender, leuker en unieker maken. In de zin “Uw hoest verdwijnt als sneeuw voor de zon” wilt de schrijver duidelijk maken dat ze hoest snel zal verdwijnen. De beeldspraak is “als sneeuw voor de zon”, waarbij het beeld van smeltende sneeuw door de warme zon gebruikt wordt om het verdwijnen duidelijk te maken. a) Ik ga naar de stad en ik koop een nieuwe tas.b) Ik heb online gezocht naar een nieuwe broek, maar ik heb geen jeans gevonden. c) Piet heeft een nieuwe fiets nodig, omdat zijn oude kapot is gegaan.d) Jan zit in de kamer terwijl Lisa buiten speelt. a) ditb) diec) die Tip: met “dit” verwijs je naar een het-woord. Met “die” verwijs je naar meervoud of een de-woord. A, C en F Het verwijswoord is ze, maar het is niet duidelijk waar dit woord precies naar verwijst. Gezien de betekenis van de zin, zou het logisch zijn dat het verwijst naar de leden van de dansschool en dat zij een optreden geven aan de koning en koningin. Hier kan het echter ook verwijzen naar de koning en koningin, wat zorgt voor een grappige situatie: zij zouden dan een optreden geven aan de leden van de dansschool. a) Chris is een jongetje dat graag voetbalt.b) Hij pakt daarvoor het liefst de bal die hij van zijn opa heeft gekregen.c) Die rolt namelijk het beste door het gras, wat hij erg fijn vindt.d) Voetballen is volgens Chris de mooiste sport die er bestaat!e) Hij speelt intussen in het Nederlands jeugdelftal, wat zijn ouders erg bijzonder vinden. a) Zo doof als een kwartelb) Zo fris als een hoentjec) Zo blind als een mold) Zo bang als een wezele) Zo sterk als een beer a) Dit is beeldtaal (universeel). Ook mensen die een andere taal spreken dan jij begrijpen wat er staat. b) Dat je je handen moet wassen en dat het een invalide plek is.c) Op Schiphol. Daar komen dagelijks miljoenen reizigers die geen Nederlands kunnen spreken, maar wel beeldtaal begrijpen. In de fabriek is beeldtaal ook belangrijk omdat je op die manier snel informatie kan overbrengen, maar minder belangrijk dan op Schiphol.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.