Wider World Students' Book 1 - Hoofdstuk O - Starter Unit oefentoetsen & antwoorden

a) dokterb) acteurc) tasd) computere) gitaarf) walletg) roodh) bruini) zwartj) opdrachtk) maandagl) donderdagm) Maartn) Meio) februari a) teacherb) teenagersc) bookd) bikee) keyf) watchg) mobile phoneh) bluei) orangej) Wednesdayk) Sundayl) Tuesdaym) Januaryn) Juneo) December a) am (I) / are (you/we/they) / is (he/she/it)b) This geeft iets dat dichtbij is aan (EV), That geeft iets dat verder weg is aan (EV)c) Door -s achter het zelfstandig naamwoord te plakken a) amHet onderwerp is I. Dan ga je kiezen welke vorm van to be (am/are/is)  je moet gebruiken. Als het onderwerp I is gebruik je am.b) areHet onderwerp is they. Dan ga je kiezen welke vorm van to be (am/are/is)  je moet gebruiken. Als het onderwerp they is gebruik je are.c) isHet onderwerp is she. Dan ga je kiezen welke vorm van to be (am/are/is)  je moet gebruiken. Als het onderwerp she is gebruik je is.d) areHet onderwerp is we. Dan ga je kiezen welke vorm van to be (am/are/is)  je moet gebruiken. Als het onderwerp we is gebruik je are.e) areHet onderwerp is you. Dan ga je kiezen welke vorm van to be (am/are/is)  je moet gebruiken. Als het onderwerp you is gebruik je are.f) isHet onderwerp is Cathy (she). Dan ga je kiezen welke vorm van to be (am/are/is)  je moet gebruiken. Als het onderwerp she is gebruik je are.g) areHet onderwerp is Gideon and Aron (they). Dan ga je kiezen welke vorm van to be (am/are/is)  je moet gebruiken. Als het onderwerp they is gebruik je are.h) areHet onderwerp is my parents (they). Dan ga je kiezen welke vorm van to be (am/are/is)  je moet gebruiken. Als het onderwerp they is gebruik je are.i) areHet onderwerp is the cats (they). Dan ga je kiezen welke vorm van to be (am/are/is)  je moet gebruiken. Als het onderwerp they is gebruik je are.j) isHet onderwerp is the dog (it). Dan ga je kiezen welke vorm van to be (am/are/is)  je moet gebruiken. Als het onderwerp it is gebruik je is. a) weMike and I is meervoud, we verwijst naar hen. Je merkt dat deze zin in de ik-vorm staat, daarom gebruik je ‘wij’.b) sheShe verwijst naar Claudia, ook kan je het aan het werkwoord zien (is - shit vorm van to be).c) meme verwijst terug naar I, het gaat nu over ‘mij’, dus gebruik je me.d) itEen dier is een het, dus gebruik je it.e) IJe ziet hier een vergelijking en iemand heeft het over ‘mijn broer’, daardoor kun je weten dat het om ‘ik - I’ gaat. a) yourJe vraagt aan iemand wat “jouw naam is”, daarom gebruik je yourb) my - ourEerst zegt de verteller dit is MIJN zus. Daarna heb je het over onze ouders, want je bent met z’n tweeënc) hisHet is ZIJN telefoon, dus gebruik je hisd) yourKan ik JOUW potlood lenen? Je kiest dus voor your a) geeseDit is onregelmatig meervoud, die moet je leren.b) parentsDit is regelmatig meervoud, dus dan plak je er een s achter. NOOIT een apostrof ervoor zetten!c) teethDit is onregelmatig meervoud, die moet je leren.d) fishDit is onregelmatig meervoud, die moet je leren.e) dogsTip: Wanneer je een -s achter een zelfstandig naamwoord plakt om het meervoud te maken, noemen we dit regelmatig meervoud. Je plakt dus alleen een -s erachter, NOOIT een apostrof hiervoor zetten. a) Thursday (sixth of January / January 6th / 6th January / January the sixth)b) Tuesday (twenty-third of April / April 23rd / 23rd April / April the twenty-third)c) Friday (nineteenth of October / October 19th / 19th October / October the nineteenth)d) Monday (twenty-sixth of September / September 26th / 26th September / September twenty-sixth)e) Wednesday (fifth of February / February 5th / 5th February / February the fifth)Zoals je merkt zijn er verschillende manieren om datums uit te schrijven, kies voor jou de prettigste manier, want alle 4 bovenstaande manieren zijn goed! Vergeet niet: dagen en maanden schrijf je met hoofdletter! a) secondJoe is tweede, dat vertaal je met second.b) thirdBilly is derde, dat vertaal je met third.c) fourthSarah is vierde, dat vertaal je met fourthd) fifthJane is vijfde, dat vertaal je met fifth.e) firstMary is eerste, dat vertaal je met first.Vanaf vierde plak je -th achter het nummer. Let wel goed op de spelling, want soms zijn er wat uitzonderingen die je moet leren.f) twenty-sixthg) eighthh) thirtieth a) Don’t dressJe kunt uit deze zin opmaken dat het al erg warm is, dus dat iemand zich niet warm aan moet kleden.b) BeEr wordt gezegd dat je iets moet doen, dus begin je de zin met het hele werkwoord/infinitief zonder to, daarachter voeg je het lijdend voorwerp toe.c) Don’t swimBij een negatieve imperative (=gebiedende wijs) begin je de zin met don’t + het hele werkwoord/infinitief zonder to, daarachter voeg je het lijdend voorwerp toe. Uit deze zin kun je halen dat het negatief is “it is not a good idea”.d) Sit downEr wordt gezegd dat je iets moet doen, dus begin je de zin met het hele werkwoord/infinitief zonder to, daarachter voeg je het lijdend voorwerp toe. a) Do your homework!Bij een imperative (=gebiedende wijs) begin je de zin met het hele werkwoord/infinitief zonder to, daarachter voeg je het lijdend voorwerp toe.b) Don’t smoke!Bij een negatieve imperative (=gebiedende wijs) begin je de zin met don’t + het hele werkwoord/infinitief zonder to, daarachter voeg je het lijdend voorwerp toe.c) Read the book!Bij een imperative (=gebiedende wijs) begin je de zin met het hele werkwoord/infinitief zonder to, daarachter voeg je het lijdend voorwerp toe. a) thoseHet woord waar het om gaat (books) is meervoud. Je kunt lezen dat het in de keuken is, dus het is verder weg. Wanneer iets meervoud + verder weg is dan gebruik je those.b) thisHet woord waar het om gaat (sweater) is enkelvoud. Het is ook iets dat dichtbij is, dus daarom gebruik je this.c) theseHet woord waar het om gaat (flowers) is meervoud. Uit de zin kun je opmaken dat het dichtbij is. Daarom gebruik je these.d) thatHet woord waar het om gaat (boy) is enkelvoud. Het is ook iets dat verder weg is (over there), daarom gebruik je that.e) thisHet woord waar het om gaat (boy) is enkelvoud. Het is ook iets dat dichtbij is, dus daarom gebruik je this a) themGaat om ‘they’, dus de object pronoun waarmee je terug verwijst wordt themb) meJe excuseert jezelf, dus gebruik je mec) herJe verwijst terug naar Kristin, dat is een she, dus gebruik je herd) usIn de zin erna staat we, daar verwijs je naar. Je kiest dan voor us.