Toets Economie

LWEO Marktresultaat en overheidsinvloed 1e ed - Hoofdstuk 1 t/m 4 - oefentoetsen & antwoorden

1e editie

Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:Surplus, maximumprijzen, de perfecte markt, pareto-efficient, economische uitkomst, belastingen, subsidies, marktmacht, prijsdiscriminatie, overheidsmonopolie, asymmetrische informatie, collectieve goederen, externe effecten

Examendomein: A, D en F

LWEO Marktresultaat en overheidsinvloed 1e ed
Toets Economie
LWEO Marktresultaat en overheidsinvloed 1e ed
Online maken
Toets afdrukken
WerkwijzeOm te weten wat een consumentensurplus van 20 euro is moeten we het begrip ontleden en daarna samenvoegenConsumenten zijn mensen die “iets” kopen om te consumeren. In dit geval is dat Jos.Surplus zou je ook kunnen omschrijven als “voordeeltje” en kun je berekenen als je de betalingsbereidheid is van de consument.De betalingsbereidheid van Jos weten we niet, we weten wel dat hij 20 euro “voordeel” heeft.Met andere woorden Jos heeft dus 20 euro minder betaald dan hij bereid was voor het concertkaartje te betalen. Hij heeft 20 euro voordeel.Eindantwoord Jos heeft voor het concertkaartje 20 euro minder betaald dan hij bereid was te betalen. Dat noemen je consumentensurplus. WerkwijzeOm uit te leggen waarom de overheid een maximumprijs instelt moeten we eerst weten wat dit is. Dan kunnen we dit koppelen aan een doel van de overheid.Een maximumprijs heeft als doel dat de (te hoge) evenwichtsprijs / de prijs die op de markt tot stand komt omlaag gaat. Want de prijs mag maar maximaal een bedrag zijn.Waarom zou de overheid zeggen dat de verkoopprijs lager moet zijn dan op de markt tot stand is gekomen?Oftewel; wie heeft hier baat bij? Wie wil de overheid hiermee beschermenDe consument!Eindantwoord De overheid stelt een maximumprijs in omdat de prijs die op de markt ontstaat te hoog is en de consument hierdoor benadeeld wordt. Enerzijds betalen ze te veel, en er zijn dan minder mensen die het product willen kopen. Dat is in sommige gevallen niet wenselijk.  WerkwijzeOm deze vraag te beantwoorden moeten we eerst weten wat accijns is en daarna uitleggen waarom de overheid dit zou heffen.Accijns is een extra belasting op producten. Dit is dus naast de “normale” BTW. De overheid hoopt dat mensen het product dan minder gaan kopen.Hierdoor wordt een product duurder.Dit bedrag moet de producent aan de overheid geven. De producent verdient hier dus niets aan.Wat zou een reden zijn dat de overheid een product duurder maakt en dus de consument zou benadelen?EindantwoordDoor accijns te heffen op een product, stijgt de verkoopprijs en hoopt de overheid dat minder mensen het product kopen. Dit zullen ze dus doen bij producten waarvan de overheid vindt dat ze schadelijk zijn voor bijvoorbeeld het milieu / de maatschappij. WerkwijzeOm te weten waarom een monopolist rekening moet houden met de prijselasticiteit van de vraag moeten we eerst de begrippen monopolist en prijselasticiteit van de vraag uitleggenMet een monopolist bedoelen we één aanbieder op de markt. Consumenten kunnen nergens anders kopen wat deze monopolist aanbiedt. De monopolist kan dus zelf de prijs bepalenMet de prijselasticiteit van de vraag kijk je hoe gevoelig consumenten zijn voor prijsverandering. Hoe reageren ze als de prijs stijgt. Bij een prijsverhoging door een monopolist kun je als consument het product niet ergens anders kopen. Er is echter een grens, tot welk bedrag is de consument bereid het product te kopen.Als we dit nu weten kunnen we het gaan combinerenEindantwoordEen monopolist is de enige aanbieder en kan zelf zijn prijs bepalen. Hij moet echter wel rekening houden met de betalingsbereidheid van de consument. Als de monopolist de prijs (te) veel verhoogd dan zullen de consumenten bij een hoge mate van gevoeligheid ( = elastisch) het product niet meer kopen. WerkwijzeOm uit te leggen met een voorbeeld hoe de overheid asymmeterische informatie tegen kan gaan op een markt moeten we eerst duidelijk hebben wat ze hiermee bedoelenMet asymmetrische informatie wordt bedoeld dat de ene partij meer informatie heeft over het product dan de andere partij. Om over dezelfde informatie te beschikken kan het zo zijn dat de ene partij meer kosten moet maken en het daarom niet meer gaat kopen.De overheid kan door het instellen van instanties of wetten zorgen dat er bijvoorbeeld kwaliteitskeurmerken aanwezig moeten zijn.Dit komt op veel markten voor waarbij een koper en verkoper aanwezig zijn. Maar welke markt heeft de situatie dat jij iets koopt en niet dezelfde informatie heb over het product als de verkopende partij?EindantwoordDoor asymmetrische informatie is er niet bij beide partijen dezelfde informatie bekend. De overheid kan dit voorkomen door eisen op te stellen waar iedereen zich aan moet houden. Zo is er bijvoorbeeld bij de automarkt de BOVAG garantie. Als je een auto koopt die deze garantie heeft dan is de kans kleiner dat je een auto koopt met veel gebreken. Tip: Hoewel je nu vragen hebt gemaakt die onder het kopje kennis horen zie je dat je begrippen steeds moet koppelen aan vraagstukken. In de (bovenbouw) economie zie je zelden dat ze alleen maar de betekenis van een begrip vragen. Je moet ze altijd in relatie met een vraagstuk gebruiken. Zorg daarom dat je de begrippen beheerst zodat je begrijpt waar een vraag over gaat. In de beantwoording leg je dan als eerst het begrip uit en daarna de vraag. Dit kan je helpen fouten voorkomen. WerkwijzeOm de verandering in surplus te berekenen moeten we in zowel de oude als de nieuwe situatie het consumentensurplus berekenenMet consumentensurplus bedoelen we het verschil tussen betalingsbereidheid en de daadwerkelijke prijsIn de oude situatie zouden alleen Wouter en Benjamin op reis willen. Daar ligt de betalingsbereidheid hoger dan de verkoopprijs.In de nieuwe situatie zou ook Nick mee op reis willen. Alleen Jos wil in beide situatie niet mee.Dan gaan we voor beide situaties, per persoon, kijken wat het verschil is tussen betalingsbereidheid en verkoopprijsEindantwoord In de oude situatie zouden alleen Benjamin (€ 1.000 – € 599) en Wouter (€ 750 - €599) bereid zijn mee te gaan. Dit totale consumenten surplus is dan (€ 1.000 – € 599) + (€ 750 - €599) = €401 + € 151 = 552In de nieuwe situatie willen er drie mensen mee: Benjamin (€ 1.000 – € 479), wouter (€ 750 – € 479) en Nick (€ 500 – € 479). Dit is in totaal €521 + € 271 + 21= € 813De verandering is dan € 813 (nieuw) – 552 ( oud) = € 261 WerkwijzeOm het vraag- of aanbodoverschot te berekenen bij een prijs van 20 euro moeten we de figuur gaan gebruiken.We trekken een denkbeeldige horizontale lijn bij 20 euro.Daar kunnen we twee snijpunten vinden.De vraaglijn snijdt bij een hoeveelheid van 60.000 stuksDe aanbodlijn snijdt bij een hoeveelheid van 20.000 stuks.De vraag bij deze prijs is dus hoger dan het aanbodEindantwoord Bij een prijs van 20 euro is de vraag (60.000) groter dan het aanbod (20.000). Er is dus een vraagoverschot van 40.000 stuks. WerkwijzeOm uit te rekenen hoeveel procent van de prijs afgewenteld wordt op de consument moeten we gaan uitrekenen hoeveel de prijs verandert en dit vergelijken met de hoogte van de accijnsDe accijns is af te lezen tussen de startpunten van de twee lichtblauwe lijnen. Deze begint eerst bij 100 cent en daarna bij 200 cent. De accijns bedraagt dus 100 centHet oude snijpunt ligt bij 250 cent, het nieuwe snijput ligt bij 300 cent.De klant / consument moet dus 50 cent meer gaan betalen.Dan kunnen we uitrekenen hoeveel cent van de accijns de consument moet betalen van de accijns. Dit noemen we afwentelen.EindantwoordDe accijns bedraagt 100 cent terwijl de consumentenprijs stijgt van 250 cent naar 300 cent. De consument betaalt dus (50 / 100 x 100%) = 50% van de accijns. WerkwijzeOm het verloren surplus te arceren moeten we gaan kijken welk deel het surplus in de oude en de nieuwe situatie is. Daarna kunnen we kijken welk gebied nu dus weg is.In de oude situatie is het hele gebied tussen de groene lijn en oranje lijn aan de linkerkant het surplus: (het blauwe oranje gebied)In de nieuwe situatie is alleen het blauwe gebied nog maar over. Omdat het snijpunt nu ligt bij minder stuks (vanwege de prijsverhoging)Wat nu dus weg gevallen is, is het oranje gedeelte. Dat hadden we in de oorspronkelijke situatie wel. EindantwoordIn de nieuwe situatie worden er minder producten verkocht en is ook de verkoopprijs gestegen. Hierdoor gaan zowel de consumenten als de producten er op achteruit. Het oranje gebied hieronder is het verloren surplus. WerkwijzeOm een voorbeeld te geven van een positief extern effect moeten we eerst uitleggen wat dit begrip betekend zodat we het daarna een voorbeeld kunnen geven.Met een extern effect bedoelen we een effect van productie of consumptie dat niet in de prijs is meegenomen. Als dit een voordeel voor mensen oplevert spreek je van een positief effect.Als dit op een of andere manier schade aanbrengt aan andere dan spreek je van een negatief extern effect.Nu moeten we dus een voorbeeld geven van “iets” dat niet in de prijs doorberekend is maar wel mensen wel voordeel van hebben / ervaren.Dit is lastig omdat je nu zelf creatief moet gaan nadenken. Eindantwoord Een positief extern effect is bijvoorbeeld de aanleg van een weg. Door de nieuwe weg kunnen mensen beter naar bepaalde gebieden toe. Maar de gebruikers van de weg hebben niet specifiek voor deze weg betaald. WerkwijzeOm de verandering van een consumentensurplus te berekenen moeten we de oude en nieuwe situatie berekenen. In de oude situatie hebben we het surplus als driehoek tussen 90 en 70 euro tot 20.000 stuks (oranje gebied)In de nieuwe situatie hebben we het surplus als driehoek tussen 90 en 60 en 30.000. (oranje + geel + blauw)Om het surplus te berekenen doe je de lengte x de breedte : twee.In de oude situatie is dit: (90-70) x 20.000 : 2 = 200.000 (oranje gebied)In de nieuwe situatie is dit (90-60) x 30.000 : 2 = 450.000 (oranje, geel en blauw)Het verschil is dus 250.000. Nu moeten we dit nog onder verdelenDe huidige kopers hebben allemaal 10 euro meer “voordeel”. Dit is 10 x 20.000 = 200.000. ( gele gebied)Daarbij zijn er nu 10.000 mensen extra die ook een consumentensurplus hebben: 10 x 10.000 : 2 = 50.000 (blauwe gebied)EindantwoordDoor de prijsdaling hebben de huidige kopers 10 euro meer voordeel. Dit geldt voor alle 20.000 mensen die het eerst ook kochten. Dit is dan 10 x 20.000 = 200.000. Daarnaast hebben nu 10.000 mensen ook een voordeel omdat zij een betalingsbereidheid hebben tussen de 70 en 60 euro. Dit is dan 10 euro x 10.000 : 2 = 50.000 euro. In totaal is het voordeel 250.000 euro. Dit is hieronder het gele en blauwe gebied. Het oranje gebied is de oude situatie WerkwijzeOm te weten hoe de overheid een zwarte markt kan voorkomen doordat ze een maximumprijs ingesteld hebben moeten we eerst de verschillende onderdelen van de vraag even kort benoemenBij een maximumprijs is de prijs lager dan de evenwichtsprijs. Bij deze prijs is er meer vraag naar een product en minder aanbod.Een zwarte markt is een markt waarbij producten op een onofficiële manier nog te koop worden aangeboden, veelal tegen een hogere prijs.Hoe zou de overheid kunnen voorkomen dat mensen een product kopen en daarna tegen een hogere prijs gaan doorverkopen op de “zwarte” markt. Met andere woorden; hoe belemmer ik een koper om het voor een hogere prijs door te verkopen. Of wat kan de overheid doen om ervoor te zorgen dat er meer aanbod is?EindantwoordDoordat er bij een maximumprijs meer vraag dan aanbod is kan het voorkomen dat mensen het product voor een hogere prijs gaan (door) verkopen. De overheid kan dit belemmeren door de producten te koppelen aan de eigenaar. Waardoor het voor een andere persoon niet meer te gebruiken is omdat het op naam staat.Een andere optie is om te zorgen dat er meer aanbod is. Dit kan bijvoorbeeld door subsidie te geven aan de bedrijven of door het zelf te gaan produceren (als dit kan). WerkwijzeOm de prijs te bepalen die de consument moet betalen moeten we eerst de evenwichtsprijs bepalen in de nieuwe situatie en daar dan de subsidie vanaf halenDe nieuwe evenwichtsprijs komt tot stand als je Qv’en Qa aan elkaar gelijk stelt:85.000 – 90P = -20.000 + 20 p 🡪 105.000 = 110P 🡪 P = € 954,55Dit is de prijs zonder de subsidie. De subsidie mag er dus nog vanafEindantwoord In de nieuwe situatie moeten Qv’ en Qa aan elkaar gelijk worden gesteld. 85.000 – 90P = -20.000 + 20 p 🡪 105.000 = 100P 🡪 P = €954,55. Hier mag dan 500 euro subsidie vanaf. De klant betaalt dus nog maar € 455,54 voor een warmtepomp WerkwijzeOm  te bepalen welke marktvorm er besproken wordt moeten we de in beeld brengen waar we dan naar moeten kijken.De marktvorm wordt bepaald door:1: het aantal aanbieders2: of het een homogeen of heterogeen product / dienst is. In dit geval staat dat er 13 zenders zijn, waarvan er al 4 door de publieke omroep in bezet zijn. De andere worden verkocht aan mediabedrijven.Je zou dus kunnen spreken van een marktvorm oligopolie omdat er dus maar enkele aanbieders zijnDaarna moeten we bepalen of het gaat om homogeen of heterogeen product. Radiozenders hebben eigen muziek, eigen DJ’s, eigen thema’s en dergelijk. Dit zijn dus heterogene diensten Dan koppelen we dit samen.Eindantwoord Dit is een heterogene oligopolie. De radiozenders zijn niet hetzelfde en het aantal radiozenders is niet heel veel maar er is er ook niet maar een. WerkwijzeOm uit te leggen dat in de figuur zichtbaar is dat negatieve externe effecten geïnternaliseerd zijn moeten we de begrippen eerst even helder hebben. Daarna kijken we wat we kunnen zien in de figuur.Negatieve externe effecten zijn de effecten van consumptie of productie niet in de prijs meegenomen.Als deze wel worden verwerkt in de prijs spreek je van externe effecten die geïnternaliseerd in de prijs. De prijs zal daardoor hoger worden.In de figuur is zichtbaar dat het maatschappelijke aanbod een hoger startpunt heeft dan het “gewone” aanbod. In het maatschappelijke aanbod is dus rekening gehouden met een leveringsbereidheid die start bij een hogere prijs. Het zou kunnen zijn dat de overheid de bedrijven een heffing oplegt om de externe effecten wel door te berekenen in de prijs. Hierdoor verschuift de aanbodlijn omhoog  / naar links. Dit is het maatschappelijke aanbodHierdoor zie je dat er een hogere prijs ontstaat en dat er een evenwicht komt bij een lagere hoeveelheid; het doel van de overheid is bereikt. Er wordt minder verkocht en de kosten van de externe effecten zijn wel doorberekend in de prijs.EindantwoordIn de figuur is zichtbaar dat het maatschappelijke aanbod hoger ligt dan het normale aanbod. Er is in dit geval rekening gehouden, bijvoorbeeld door een heffing van de overheid, dat de externe effecten kosten met zich meebrengt en dat deze in de prijs doorberekend moeten worden. Hierdoor is het evenwichtspunt bereikt bij een hogere verkoopprijs en bij een lagere hoeveelheid.

Deze toets bestellen?

Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
  • Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.
  • Je kunt maandelijks opzeggen.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
3 maanden ToetsMij
€ 12,99
€ 10,99/mnd
  • Voordelig en flexibel. Ideaal als je maar een paar maanden toetsen hoeft te gebruiken.
  • Betaal per kwartaal en bespaar hiermee 2 euro per maand.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
1 jaar ToetsMij
€ 12,99
€ 7,50/mnd
  • Favoriete keuze van meer dan 70% van de gebruikers.
  • Betaal slechts 90 euro per jaar en bespaar hiermee 65 euro.
  • Geniet van een volledig jaar toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard

Dit zeggen leerlingen en ouders

10

Cijfers omhoog

Onze zoon had in februari zeker 12 minpunten. Hij is gestart met oefenen via Toets mij en heeft een geweldige eindsprint getrokken en afgelopen week bijna het onmogelijke waargemaakt. Er zijn nog maar 2 minpunten over en nog niet alle toetsen zijn terug. Het heeft onze zoon enorm geholpen, omdat er breed getoetst wordt en de vraagstelling, zoals van hem begrepen, overeenkomt met de toets. Als je de oefentoetsen goed kunt maken, beheers je de stof echt goed!

AP
9.0

Fijn dat leerlingen alvast een keer een toets kunnen oefenen die eruit ziet zoals op school.

Wij hebben sinds kort Toetsmij, omdat onze dochter het erg lastig heeft met Wiskunde. Op deze manier kan ze het hoofdstuk oefenen met een toets die qua vraagstelling overeenkomt met de toetsen op school. Nu kan ze dit dus eerst oefenen voordat ze de echte toets moet doen. Als docent Engels die werkt met Of Course en All Right kan ik bevestigen dat de toetsen grotendeels overeenkomen met de vraagwijze van de methode zelf. Dat is dus heel fijn voor leerlingen om te oefenen. We hadden heel even een dingetje met het nakijken, want de uitwerkingen werden niet goed weergegeven. Even een mailtje en binnen een dag reactie en ICT ging meteen aan de slag met het herstellen van de uitwerkingen. Super contact, goede dienstverlening! Aanrader!

Lelani van den Berg
10

Zéér tevreden!!

Lid geworden voor mijn zoon in leerjaar 1 van (toen 13) inmiddels 15. Hij zit nu in leerjaar 3 HAVO. Elk boek is makkelijk te vinden en alsmede mailt met een probleem omdat hij Duits krijgt uit een boek van leerjaar 2 word dit zelfs op zondag binnen een half uur opgelost en toegevoegd aan ons account! Zo’n toffe service zie je niet vaak meer! Dus wij zijn zéér tevreden. Sinds we het nu weer gebruiken (tijdje niet gebruikt) scoort hij weer voldoendes en zelf voor wiskunde een 8.8!

Linda Ockers

Zoek in meer dan 10.000 toetsen

Echte toetsvragen, precies aansluitend op jouw lesmethode en leerjaar. Voor klas 1 t/m 6 van vmbo-t t/m gymnasium.

Ik zit in het
en doe
ik wil beter worden in