Thema's Maatschappijleer - Hoofdstuk 3 - Parlementaire democratie oefentoetsen & antwoorden

Democratie waarin het volk niet zelf de beslissingen neemt, maar dit overlaat aan gekozen vertegenwoordigers in het parlement.Maatschappelijke organisaties zoals kerken, vakbonden, organisaties van ondernemers en (sport)verenigingen.Partijen die één specifieke doelgroep vertegenwoordigen of vooral naar één aspect van de samenleving kijken.Kiezers die niet bij elke verkiezing op dezelfde partij stemmen.Kiesstelsel waarbij het land in districten wordt verdeeld en er per district één afgevaardigde, degene met de meeste stemmen, in het parlement komt.Koning en ministers.Kabinet dat ontslag genomen heeft, maar aan blijft totdat er een nieuw kabinet is gevormd en dan (zonder eigen missie) alleen de lopende zaken afhandelt.Alle partijen in het parlement die niet in de regering zitten.Het recht van Kamerleden om een onderdeel van het regeringsbeleid te onderzoeken.De rijksoverheid stelt de grote lijnen van het beleid vast, maar de precieze invulling gebeurt door lagere overheden (provincies en gemeenten).Het exclusieve recht van een staat om zonder inmenging van buitenaf beslissingen te nemen. Kenmerken parlementaire democratie in Nederland, drie van de volgende:rechten van minderheden worden gerespecteerder is een machtenscheidingbevolking kiest volksvertegenwoordigers in het parlementregering en parlement maken samen de wettener is individuele vrijheidburgers hebben politieke grondrechtener bestaat persvrijheidKenmerken dictatuur, drie van de volgende:er is geen machtenscheidinger zijn geen onafhankelijke rechtersbij verkiezingen is er vaak sprake van verkiezingsfraude, manipulatie en geweldoppositiepartijen zijn vaak verbodener is geen rechtsstaat en grondrechten worden niet gerespecteerder is geen persvrijheider is een grote politieke rol voor militairen samenbundeling van ideeëninformeren van kiezersparticipatie van burgersselectie van kandidaten  de standpunten van de partij komen overeen met jouw ideeën  de partij let goed op jouw belangenje stemt strategisch (kijkt naar welke partij kans maakt in de regering te komen)de persoon van de lijsttrekker spreekt je aan Kabinetsformatie. stemrechtbudgetrechtrecht van initiatiefrecht van amendement Ambtenaren worden ook wel de vierde macht genoemd omdat zij veel kennis en ervaring hebben omdat zij vaak al heel lang op een ministerie werken (vaak dus ook veel langer dan de minister). Een belangengroep komt specifiek op voor de belangen van één bepaalde groep in de samenleving.een actiegroep komt op voor één bepaalde doelstelling. Het verschil is dus dat een belangengroep opkomt voor een bepaalde groep en een actiegroep opkomt voor een bepaalde doelstelling. Toelichting: Geef eerst een omschrijving van beide groepen.Leg vervolgens aan de hand van deze omschrijving het verschil uit. Het actief kiesrecht is het recht om bij verkiezingen je stem uit te brengen.Het passief kiesrecht is het recht om je verkiesbaar te stellen. Het verschil is dus dat bij het actief kiesrecht je zelf het stemhokje ingaat om je stem uit te brengen en bij het passief kiesrecht mogen mensen in het stemhokje hun stem op jou als kandidaat uitbrengen. Toelichting: Geef eerst een omschrijving van beide begrippen.Leg vervolgens aan de hand van deze omschrijving het verschil uit. Een coalitie is een samenwerkingsverband van twee of meer partijen. Binnen het stelsel van evenredige vertegenwoordiging worden alle uitgebrachte stemmen verdeeld over het totale aantal zetels waarbij 10 procent van de stemmen ook 10 procent van de zetels oplevert.Dit leidt tot een verscheidenheid aan partijen waarbij eigenlijk nooit één partij de meerderheid krijgt.Hierdoor moeten partijen samenwerken met een of meer andere partijen om alsnog aan een meerderheid te komen. Dat houdt in coalities vormen.  Toelichting: Geef eerst een omschrijving van beide begrippen.Verbind nu deze beide omschrijvingen aan elkaar om uit te leggen waarom het een (het stelsel van evenredige vertegenwoordiging) eigenlijk altijd leidt tot het vormen van een coalitie. Intergouvernementeel betekent dat afzonderlijke staten het laatste woord hebben als er besluiten worden genomen (dus een lidstaat kan nooit gedwongen worden om besluiten van de NAVO uit te voeren).Supranationaal betekent dat lidstaten zich wél moeten houden aan besluiten waar ze het niet mee eens zijn (besluiten worden dan over de lidstaten heen - bij meerderheid-  genomen). De NAVO is dus intergouvernementeel, want elk land kan in zijn eentje een besluit tegenhouden (en hoeft zich daarmee dus nooit te houden aan een besluit waar het land het niet mee eens is).Toelichting: Geef eerst een omschrijving van beide begrippen. Beantwoord nu de vaag aan de hand van deze omschrijvingen. Liberaal: 4Socialistisch: 7 Christendemocratisch: 9 Ecologisch: 5 Populistisch: 2 Progressief: 8 Conservatief: 1 Links: 3 Rechts: 6Toelichting:  Het zelf kunnen bepalen sluit aan bij het liberale principe van persoonlijke vrijheid.Het meer belasting moeten betalen bij een hoger inkomen sluit aan bij het principe van solidariteit.Dat mensen voor elkaar zorgen sluit aan bij het principe van naastenliefde en gespreide verantwoordelijkheid.Het verhogen van de btw op vlees sluit aan bij het principe van duurzaamheid.In deze stelling is het afzetten tegen de politieke elite te herkennen.Het invoeren van genderneutrale toiletten sluit aan bij het principe van vooruitstrevend/veranderingsgezind/gericht op de toekomst zijn.Het willen behouden van een traditie sluit aan bij behoudend zijn.Links-rechts gaat vooral over sociaaleconomische thema’s. Het verhogen van de uitkeringen sluit aan bij het tegengaan van sociale ongelijkheid/een actieve rol van de overheid op het gebied van uitkeringen.Links-rechts gaat vooral over sociaaleconomische thema’s. Het afschaffen van het minimumloon sluit aan bij het principe van weinig overheidsbemoeienis op sociaaleconomisch gebied.  Ministeriële verantwoordelijkheid houdt onder andere in dat ministers politiek verantwoordelijk zijn voor hun beleid en wat ambtenaren doen. Uit de tekst blijkt dat de fouten die gemaakt zijn door de diensten die betrokken waren bij de bewaking van slachtoffers onder de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie en Veiligheid vallen (en dat ze wellicht zou moeten aftreden). Hierin is te herkennen dat de minister verantwoordelijk is voor wat haar ambtenaren doen.  Een motie van wantrouwen kan door Kamerleden worden ingediend als zij het vertrouwen in de minister willen opzeggen (en als deze wordt aangenomen moet de minister opstappen). Uit de tekst blijkt dat minister Yesilgöz hoopt dat de Kamer haar het vertrouwen geeft waaraan te herkennen is dat de minister het vertrouwen van de (Tweede) Kamer nodig heeft om aan te kunnen blijven als minister of waaruit blijkt dat zij vreest voor het opzeggen van het vertrouwen. Toelichting: Geef allereerst een omschrijving van het begrip ministeriële verantwoordelijkheid.Verbind deze omschrijving vervolgens aan de tekst.Geef allereerst een omschrijving van het begrip motie van wantrouwen.Verbind deze omschrijving vervolgens aan de tekst om te laten zien wat dit begrip inhoudt. De kwestie van het woningtekort bevindt zich in de invoerfase. In deze fase worden eisen of wensen naar voren gebracht.Mensen ervaren de situatie op de woningmarkt als onwenselijk en hebben als eis dat het (nieuwe) kabinet het woningtekort gaat oplossen/huizen gaat bouwen/huren gaat reguleren.In wat Melissa doet is de platformfunctie te herkennen. Deze functie houdt in onder andere in dat politici en belangengroepen hun ideeën kunnen delen in de media. In de tekst is dit te herkennen, omdat Melissa verschillende tv en radio stations als platform om haar ideeën over het woningtekort te delen. Toelichting: Noem en omschrijf allereerst de fase. Leg vervolgens uit hoe de inhoud van deze fase te herkennen is in de tekst. Noem en omschrijf allereerst de functie. Leg vervolgens uit hoe de omschrijving van deze functie te herkennen is in de tekst.