All Right! MAX
- Hoofdstuk 6 - England: Oxbridge
oefentoetsen & antwoorden
MAX
Klas 3|Vwo/gym
Toets Engels
All Right! MAX
Online maken
Toets afdrukken
a) beschavingb) voorloper zijnc) beroepsonderwijs; mbod) de Middeleeuwene) gniffelenf) ongeletterdg) toegeven; erkennenh) (bedekte) toespelingi) kunstvoorwerpj) wedstrijd tussen de universiteiten van Oxford en Cambridgek) merkwaardigl) niet iets om te lachenm) bijdragen (aan)n) bovenbouw vwo/ atheneum (van twee jaar)o) weerstand; verzetp) de Verlichtingq) zelfspottendr) klein werkcolleges) verpletterent) in de moeilijkheden zittenu) zwemmen of verzuipenv) droog; spottend a) to keep up withb) to overtakec) existenced) to have a sense of humoure) lecturef) to be foundedg) physicsh) to be neck and necki) to apply toj) to gigglek) periodl) to teasem) thesisn) battleo) reputationp) playfulq) engineeringr) puns) spectatort) sensible u) fiercev) humourless a) These are the points I’ll cover in my presentation.b) That brings me to the end of my presentation; thanks for your attention.c) Before I start, does anyone know who wrote the bookd) Now I’d like to talk about the setting.e) I will be happy to answer your questions now.f) It’s unlikely that they’ll catch up with their rivals.g) Then we’ll look at the setting.h) Good morning. I’m Robert and I’m going to tell you about my favourite book.i) So, to summarise, these were the main points of my presentation.j) I’ll bet we defeat them again.k) If you have any questions, please don’t hesitate to ask.l) Thank you all for listening.m) I wouldn’t be surprised if they lost the competition. a) bledb) bouwenc) boughtd) blowe) shonef) sleptg) thrownh) writei) madej) left a) Bijwoorden die iets zeggen over waar en wanneer iets gebeurtBijwoorden die aangeven in welke mate en op welke manier iets gebeurtBijwoorden die iets zeggen over hoe vaak iets gebeurtb) Bijwoorden die iets zeggen over waar en wanneer iets gebeurtDe plaats (waar of waarheen): EINDE van de zin.De tijd (wanneer): meestal EINDE van de zin, maar kan ook aan het BEGIN van de zin om meer nadruk te geven aan de tijd.bijvoorbeeld: “Yesterday I got robbed.”Als er een plaats en een tijd in de zin staat, komt plaats altijd voor tijd.bijvoorbeeld: “Are you going to be at the picnic tomorrow?”Bijwoorden die aangeven in welke mate en op welke manier iets gebeurt In welke mate: VOOR het woord waarover het iets zegtHoe: NA het hoofdwerkwoord (belangrijkste werkwoord van de zin, zoals “speak loudly”) of NA het lijdend voorwerp (Open the door carefully) en soms VOOR het hoofdwerkwoord in een lange zin (he loudly said...).Bijwoorden die iets zeggen over hoe vaak iets gebeurtVOOR het hoofdwerkwoord (I usually work from home), NA een vorm van to be (he is usually nice) en aan het BEGIN of EINDE voor nadruk (I am organised usually) a) Je gebruikt de lijdende vorm om aan te geven wat er gebeurt. Het is niet belangrijk wie het doet.f) Je maakt de passive met een vorm van to be + voltooid deelwoord. Welke vorm van to be hangt af van de zin (tegenwoordige tijd: am, is, are; verleden tijd: was, were). Het voltooid deelwoord kan regelmatig (werkwoord+ed) of onregelmatig (uit je hoofd leren) zijn. a) Wanneer je praat over een echte situatie met een voorwaarde en de consequenties daarvan. Je maakt het op deze manier: if + present simple - future clause (will/won’t + hele werkwoord)b) Wanneer je praat over een onwaarschijnlijke situatie en het resultaat daarvan. Je maakt het op deze manier: if + past simple - would clausec) De zero conditional. Als de voorwaarde wordt voldaan, gebeurt de consequentie met 100% zekerheid.voorbeeld: if you jump in the pool, you get wet. a) secondb) zeroc) first a) He usually plays the guitar in the afternoon.b) I always empty the dishwasher in the morning.c) Can your friend swim very well?d) We normally go to the pub in London on Saturdays. e) My father forgot to put on his shoes this morning.f) Some people think rhino horn has very special powers.Tip: De woordvolgorde in het Engels staat vrij vast. In principe is deze als volgt: wie (onderwerp) doet (alle werkwoord) wat/wie (lijdend voorwerp/meewerkend voorwerp) waar (bepaling van plaats) wanneer (bepaling van tijd). Een bijwoord kan op verschillende plaatsen komen in de zin. Dat is meestal voor het woord waar het wat over zegt (werkwoord/bijwoord/bijvoeglijk naamwoord). Als het werkwoord een vorm van to be is dan staat het bijwoord erna. Let op dat vragende zinnen een andere volgorde hebben. Dan staat er altijd een werkwoord vooraan de zin! a) A pink jacket is worn by her today.Stap 1: Is de zin heden of verleden? Today geeft aan dat het vandaag is, dus heden. Je gebruikt dan de present passive. Stap 2: Vervoeg het werkwoord. Bij de present passive gebruik je deze constructie: am/are/is + past participle (=ww+ed of 3e rijtje).b) He was pushed by another boy yesterday.Stap 1: Is de zin heden of verleden? Yesterday geeft aan dat het gisteren is, dus verleden. Je gebruikt dan de past passive. Stap 2: Vervoeg het werkwoord. Bij de past passive gebruik je deze constructie: was/were + past participle (=ww+ed of 3e rijtje).c) The flowers were given water this morning.Stap 1: Is de zin heden of verleden? This morning geeft aan dat het al gebeurd is vanochtend, dus verleden. Je gebruikt dan de past passive.Stap 2: Vervoeg het werkwoord. Bij de past passive gebruik je deze constructie: was/were + past participle (=ww+ed of 3e rijtje). a) Marry was left by Johnb) The book was taken from the table by Brian.c) Jack is invited by Jill for her birthday.d) The patients are looked after by nurses.e) She was sent for by them. f) Different things are produced by this factory.Tip: Het werkwoord moet omgezet worden. Bij de present simple gebruik je am/is/are en het voltooid deelwoord van het werkwoord dat al in de zin stond. Bij de past simple gebruik je was/were en het voltooid deelwoord van het werkwoord dat al in de zin stond. Dus ook voor de passive moet je goed de onregelmatige werkwoorden kennen. a) were - wouldJe kiest hier voor de second conditional, want je praat over een zeer onwaarschijnlijke situatie. Het deel in de if-clause is de past simple, de andere clause bestaat uit would + hele werkwoord.b) will pass - studyDit is een echte situatie met een goede kans dat het kan gebeuren, daarom kies je voor de first conditional. Het deel in de if-clause is de present simple, de andere clause bestaat uit will + hele werkwoord.c) go - will goDit is een echte situatie met een goede kans dat het kan gebeuren, daarom kies je voor de first conditional. Het deel in de if-clause is de present simple, de andere clause bestaat uit will + hele werkwoord.d) does not put on - getsAls aan de voorwaarde wordt gedaan, gebeurt het 100% zeker, dus kies je voor de zero- conditional.e) were - would getJe kiest hier voor de second conditional, want je praat over een zeer onwaarschijnlijke situatie. Het deel in de if-clause is de past simple, de andere clause bestaat uit would + hele werkwoord.f) don’t see - will seeDit is een echte situatie met een goede kans dat het kan gebeuren, daarom kies je voor de first conditional. Het deel in de if-clause is de present simple, de andere clause bestaat uit will + hele werkwoord.g) would get - spokeJe kiest hier voor de second conditional, want je praat over een zeer onwaarschijnlijke situatie. Het deel in de if-clause is de past simple, de andere clause bestaat uit would + hele werkwoord.h) would be - hadJe kiest hier voor de second conditional, want je praat over een zeer onwaarschijnlijke situatie. Het deel in de if-clause is de past simple, de andere clause bestaat uit would + hele werkwoord.i) will be - waitDit is een echte situatie met een goede kans dat het kan gebeuren, daarom kies je voor de first conditional. Het deel in de if-clause is de present simple, de andere clause bestaat uit will + hele werkwoord.j) heat - boilsAls aan de voorwaarde wordt gedaan, gebeurt het 100% zeker, dus kies je voor de zero- conditional.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.