LWEO Vraag en aanbod 3e ed
- Hoofdstuk 1, 2 en 4 -
oefentoetsen & antwoorden
3e editie
Klas 4-5-6|Vwo
Deze toets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: soorten markten/ elasticiteiten/ factoren die van invloed zijn op het aanbod/ balans en resultatenrekening.
Toets Economie
LWEO Vraag en aanbod 3e ed
Online maken
Toets afdrukken
a) Omzet = prijs x hoeveelheidb) De prijs die tot stand komt op de vermogensmarkt noemt men: rente.c) Een individuele vraaglijn geeft het verband weer tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid van één consument. Als je alle individuele vraaglijnen optelt, krijg je het verband tussen de prijs en de totale gevraagde hoeveelheid van alle consumenten. Dat noemt men: de collectieve vraaglijn. d) De enige factor die zorgt voor een verschuiving langs de vraaglijn is de prijs van het product. e) De formule van kruislingse elasticiteit (Ek): Ek = Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid van goed 2 Procentuele verandering van de prijs van goed 1f): Ek = +2 betekent:Als de prijs van goed 1 ( bijvoorbeeld coca cola stijgt met 1%, dan zal de vraag naar goed 2 (bijvoorbeeld Pepsi cola) met 2 % stijgen. Een positieve uitkomst wil dus zeggen dat goederen elkaar kunnen vervangen.We noemen dat: substitutiegoederen.g) Goederen die niet zo hard reageren op een veranderinge van het inkomen noemen we primaire goederen. De uitkomst van de inkomenselasticiteit ligt dan tussen 0 en 1. Primaire goederen zijn inelastisch.h) Drie factoren die van invloed zijn op het aanbod van producten:Prijs van het product InkoopkostenLoonkosteni) De prijs van het product is de enige factor die zorgt voor een verschuiving langs de lijn. Alle overige factoren zorgen voor een verschuiving van de lijn. j) Op een balans noteer je voorraadgrootheden. Je meet namelijk op één moment de activa en passiva.k) Bij een eenmanszaak en VOF ben je aansprakelijk met je privé-vermogen?l) Twee voordelen van een BV ten opzichte van een eenmanszaak? Bij een BV ben je niet aansprakelijk met je privé- vermogen.Je kunt overleggen, je hoeft niet alles alleen te beslissen. a) P010Qv244Kies twee willekeurige punten:P = 0 invullen in Qv = -2 x 0 + 24 = 24P = 10 invullen in Qv = -2 x 10 + 24 = 4b) De zoon zegt dat de omzet toeneemt als de prijs daalt.Je moet dus de omzet gaan berekenen. Dat is: prijs x hoeveelheidQv = -2P + 24P= 8 Qv is -2 x 8 + 24 = 8 Let op! Dus 8.000 halve kilo’sDe omzet is dan € 8 x 8.000 = € 64.000P= 5 Qv is -2 x 5 + 24 = 14 Let op! Dus 14.000 halve kilo’sDe omzet is dan € 5 x 14.000 = € 70.000De zoon heeft dus gelijk, want de omzet is gestegen door de prijs te verlagen.c) Als de prijs daalt reageert de gevraagde hoeveelheid dus meer dan evenredig, want de omzet is gestegen. Kaas is dus elastisch en daarom een luxe goed.d)Prijs van belegen kaas daalt = verschuiving langs de lijnPrijs van jong belegen kaas daalt= de vraag naar belegen kaas daalt, men koopt liever jong belegen = verschuiving van de lijn naar links.Prijs van jong belegen kaas stijgt => de vraag naar belegen kaas stijgt, men koopt liever belegen kaas, want deze blijft gelijk in prijs = verschuiving van de lijn naar rechts.Kaas met minder vet: 30+ kaas worden steeds populairder omdat mensen graag gezond bezig zijn = de vraag naar belegen kaas daalt, men koopt liever jong belegen = verschuiving van de lijn naar links.Het inkomen van mensen is sterk gestegen= de vraag naar belegen kaas stijgt, men koopt liever belegen kaas = verschuiving van de lijn naar rechts.Dus antwoorden C en E d) p = € 20=>Qv = -3,8 p + 190 => -3,8 x 20 + 190 = 114 (x 100.000) stuksp = € 25=>Q v = -3,8 p + 190 => -3,8x 25 + 190 = 95 (x 100.000) stuksJe moet nu de procentuele verandering gaan berekenen van p en Qv. In het antwoordmodel wordt daar het symbool: Δ% voor gebruikt.Δ% qv = (95 – 114) / 114 x 100% = - 20 %Δ% p = (25 – 20) / 20 x 100% = + 25%Ev = Δ% qv / Δ% p = -20% / 25% = - 0,8 e) De uitkomst is: – 0,8 , dus het is een inelastisch goed.f) Als je de prijs verlaagt, zal de gevraagde hoeveelheid procentueel minder hard stijgen, dus dan daalt de omzet bij een prijsdaling. a) De formule van kruislingse elasticiteit (Ek): Ek = Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid GarpoProcentuele verandering van de prijs van HelionQvgarpo = ( - 2.5 x 12)+ ( -3 x 14) + 105Qvgarpo= -30 -42 +105 = 33 mln
Helion stijgt met 5% in prijs: € 14 x 1,05 =€ 14,70Als Helion= 14,70 🡪 Dan is de vraag naar Garpo: Qv Garpo= ( - 2.5 x 12)+ ( -3 x 14,70) + 105= -30 – 44,1 + 105= 30,9 mlnProcentuele groei Garpo = 30,9 – 33 / 33 x 100 % = 6,36%Ek= -6,36% / +5% = - 1,27
b) Complementair, want als de prijs van Helion met 1% stijgt, zal de afzet van Garpo met 1,27% dalen. De goederen vullen elkaar dus aan.c) Ev = Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid GarpoProcentuele verandering van de prijs van GarpoDe prijs van Garpo stijgt met 7,5%.Prijs Garpo = 12 x 1,075 = € 12,90Als Pgn= 12,90🡪 QvGarpo= ( - 2.5 x 12,90)+ ( -3 x 14) + 105 = -32,25– 42+ 105 = 30,75 mln
Oude hoeveelheid was 33 miljoen.Dus hoeveelheid verandert met (33 – 30,75 )/ 30,75 x 100 % -6,82%Ev= -6,82% / 7,5% = - 0,91
d) Inelastisch dus als de prijs van Garpo met 1% stijgt zal de afzet maar met 0,91% dalen. Dit betekent dat de omzet stijgt.e) Primair goed, dus bij minder koopkracht wordt dit goed minder gekocht.Ey = Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid GarpoProcentuele verandering van inkomen0,3 = ? 4Gevraagde hoeveelheid daalt met 0,3 x 4= 1,2% Dus nieuwe afzet wordt: 0,988 x 33 = 32, 6 mlnf) Prijs blijft gelijk en de gevraagde hoeveelheid daalt. Dit betekent een verschuiving van de lijn naar links.g) Ev = - 2,3 dit wil zeggen <1 , dus een inelastisch goed (luxe product)Ey = 1,8 dit wil zeggen >1 , dus een inelastisch goed (luxe product)Ek = 0,6 Antwoord is positief, dus het zijn substitutiegoederen. Ze kunnen elkaar vervangen.h) Om een uitspraak te doen over de omzetverandering, moet je kijken naar de gewone elasticiteit van de gevraagde hoeveelheid. Ev=-2,4 als je de prijs met 1% laat dalen, zal de afzet met 2,4% stijgen dus neemt de omzet toe via de extra afzet. a) De koers van de dollar ten opzichte van de euro wordt constant verondersteld.b) Een voorbeeld van een juiste berekening is:qv (eu) = −250 × 210 + 90.000 →qv (eu) = 37.500qv (vs) = −400 × 210 + 189.000 →qv (vs) = 105.000omzet: (37.500 + 105.000) × € 210 = € 29.925.000c) Epv = −250 ×210→ Epv = −1,437.500d) Voorbeelden van een juist antwoord zijn:Een antwoord waaruit blijkt dat zuurstofmaskers in de VS meer dan in Europa als een noodzakelijk goed worden beschouwd.Een antwoord waaruit blijkt dat er op de Europese markt meer/ betere substituten beschikbaar zijn dan op de Amerikaanse markt. Kosten OpbrengstenInkoopkosten € 13.000.000 Omzet € 29.925.000Loonkosten € 6.000.000Afschrijvingskosten € 2.000.000Winst € 8.925.000Totaal € 29.925.000 Totaal € 29.925.000De winst reken je uit: omzet – alle kosten.Als er een positief getal uitkomt, zoals hier dan is er sprake van winst.Komt er een negatief getal uit, dan is er sprake van een verlies.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.