Na klar! MAX - Kapitel 1 - Eine persönliche Reise oefentoetsen & antwoorden

de prestatiebijnade enquêtede geurmislukkenhet conflictdomgebruikenkoppigde redensomsde scheidinghet voorstelgemiddeld hübschdie Leidenschaftder Bartdie Cliqueder Typdie Sommersprossendie Launemuskulösgründlichder Schwarmangebendie Lockeerstauntledig Mein Bruder kommt sympathisch rüber, aber er ist ziemlich arrogant.Meine Mutter ist 45 Jahre alt, hat glatte Haare und trägt eine Brille.Diese Lehrerin ist mein Vorbild, weil sie so entschlossen ist.Sie ist böse auf ihn, weil er mit ihr Schluss gemacht hat.Das Aussehen des Popstars schreckt die meisten Leute ab. Er trägt Piercings und hat viele Tätowierungen. ich habe, ich hatte, ich habe gehabtPräsens: tegenwoordige tijdPräteritum: verleden tijdPartizip II: voltooid deelwoord te test tetten tetten De uitgangen van het werkwoord “haben” in verleden tijd zijn als volgt:i(ch) (hat)ted(u) (hat)teste(r/sie/es) (hat)tew(ir) (hat)teni(hr) (hat)tets(ie/Sie) (hat)ten De uitgangen van zwakke werkwoorden in het Duits zijn als volgt: ich wohn e du wohn st er/sie/es wohn t wir wohn en ihr wohn t sie/Sie wohn enJe kunt het rijtje uitgangen makkelijk onthouden met behulp van het ezelsbruggetje: est tenten Het vraagwoord “wo” (waar)Voorbeelden: woran (waaraan), wovon (waarvan), wofür (waarvoor), worüber (waarover), womit (waarmee)Het vraagwoord “wer” (wie)1e naamval: wer (wie)2e naamval: wessen (wiens)3e naamval: wem (aan/voor wie)4e naamval: wen (wie) Overeenkomst: mannelijke en onzijdige zelfstandige naamwoorden in het Duits eindigen in de Plural (meervoud) allebei op een –e Voorbeeld: das Tier – die Tiere / der Stier – die StiereVerschil: mannelijke zelfstandige naamwoorden met een a, o, u of au in de stam, krijgen in de meervoudsvorm vaak een Umlaut op de hierboven genoemde lettersVoorbeeld: der Schrank – die Schränke / der Baum – die Bäume De stam van het werkwoord “verwenden” eindigt op een –d (verwenden), waardoor het in de “du” en “er/sie/es” vorm een extra –e krijgt. De stam van het werkwoord “zeichnen” eindigt op een –n (zeichnen) met daarvoor géén klinker. Hierdoor krijgt het ook een extra –e in de “du” en “er/sie/es” vorm.Voorbeelden: du verwendest, er/sie/es verwendet, du zeichnest, er/sie/es zeichnetExtra uitleg bij werkwoorden waarvan de stam eindigt op een –n: Let op, niet alle werkwoorden waarvan de stam eindigt op een –n krijgen een extra “e” in de “du” en “er/sie/es” vorm. Alléén werkwoorden waarbij er vóór de “n” géén klinker staat, waardoor het dus moeilijk is om uit te spreken zonder de “e”, krijgen de extra “e”.Voorbeeld: atmen stam: atm du: atmest (zonder de extra “e” niet uitspreekbaar)     wohnen stam: wohn du: wohnst (zonder de extra “e” wél uitspreekbaar) In de 1e, 3e en 4e naamval.1e naamval: er3e naamval: ihm4e naamval: ihn Tip: Om zulke schrijfopdrachten goed voor te bereiden, is het handig om de zinnen goed te leren. Omdat de woordvolgorde van Duitse zinnen grotendeels overeenkomen met de woordvolgorde van Nederlandse zinnen, kun je het beste woorden uit de zinnen leren die je nog niet goed kent. Overhoor jezelf door de Nederlandse zin te lezen en deze zelf naar het Duits te vertalen. Kijk daarna welke woorden je nog niet wist. Maak van deze onbekende woorden een eigen woordenlijst, zodat je genoeg woorden hebt om deze zinnen te kunnen maken.Een voorbeeld van een goed antwoord is: Na klar. Meine Haarfarbe ist brünett / blond / schwarz / gefärbt, ich bin 1.75m groß, bin (nicht so) schlank und trage gern schicke / moderne / altmodische Kleidung.Okay. Ich bin ein fünfzehn / sechzehn / siebzehn jähriger Schüler und besuche die zehnte Klasse einer Realschule.Zu meinen Freizeitbeschäftigungen gehören singen und Musik machen / Sport treiben und lesen / Hockey spielen und shoppen gehen / usw. Ich liebe es auch, auf der Bühne zu stehen.Mir wird oft gesagt, dass ich Talent hätte.Ich habe einige Erfahrung. Als Komparse habe ich schon an einer TV-Produktion mitgearbeitet.Sie sind immer gut drauf und sind voll witzig.Ich bin mir sicher, dass sie sich in der letzten Zeit oft streiten.Der Single ist total verknallt in das Mädchen und hat Schmetterlinge im Bauch.Ja, meine beste Freundin / meinen besten Freund. Ich kann mir nicht vorstellen, für eine Woche ohne meine beste Freundin / meinen besten Freund zu sein.Ich hoffe, dass wir gemeinsam alt werden und für immer zusammenbleiben. wurdeToelichting: Lisa = sie (enkelvoud)Aanvulling: In het Duits zeg je dus dat iemand werd geboren.warToelichting: “Sie” is hier enkelvoud, omdat nog steeds Lisa wordt bedoeld. Dit kun je zien, doordat er wordt gezegd dat zij het enige kind van Elvis Presley was.warenToelichting: Lisa und Michael = sie (dus kies de meervoudsvorm)hatteToelichting: der Tod = er (enkelvoud) LiebsthörefeiernToelichting: Lena en Sven zijn meervoud, dus gebruik je hier ‘sie’ meervoudlachthole woher (waarvandaan)wem (aan/voor wie) = 3e naamvalwie (hoe)warum/weshalb/wieso (waarom) wen (lijdend voorwerp) = 4e naamvalwessen (wiens) = 2e naamval Stunden Toelichting: vrouwelijk +nTischeToelichting: mannelijk +eTeileToelichting: onzijdig +eTräumeToelichting: mannelijk +e / au in de stam, daarom mét Umlaut!LehrerinnenToelichting: vrouwelijk +nenUitleg: vrouwelijke woorden in de meervoudsvorm eindigen op een –n. Staat er al een –n? Dan voeg je –nen toe, zoals in dit voorbeeld.PutzfrauenToelichting: vrouwelijk +enUitleg: Eindigt het vrouwelijke zelfstandig naamwoord op een klinker en kun je het beter uitspreken met een extra e? Dan voeg je deze toe, zoals in dit voorbeeld. heißtToelichting: Die Enkelin = sie (enkelvoud)De stam van het werkwoord eindigt op een s-klank (ß) = -t reisenToelichting: Riley und ihr Mann = sie (meervoud)arbeitet Toelichting: er wordt hier nog steeds Riley bedoeld, dus gebruik je “sie” (enkelvoud), dat kun je zien doordat “Schauspielerin” ook in enkelvoud staat.De stam van het werkwoord eindigt op een -t = extra etanztToelichting: de -s komt te vervallen, omdat de stam eindigt op een sisklank = zduschtToelichting: meine Schwester = sie (enkelvoud) ihm Toelichting: dit is het meewerkend voorwerp, dus de 3e naamvalTip: dat herken je door de volgende vraag te beantwoorden: aan/voor wie heb je iets gegeven? Antwoord: Aan hemihnToelichting: dit is het lijdend voorwerp, dus de 4e naamvalTip: dat herken je door de volgende vraag te beantwoorden: wie zie je volgende maand? Antwoord: hemihr Toelichting: dit is het onderwerp, dus de 1e naamvalTip: het onderwerp hoort bij de persoonsvorm. Door de zin vragend te maken, komt de persoonsvorm helemaal vooraan te staan en kun je makkelijk zien welk persoon hierbij hoort: “Hebben jullie elkaar lang niet meer gezien?” Hebben is dus de persoonsvorm en wordt gevormd door “jullie”. Hierdoor is “jullie” het onderwerp. In het Duits “ihr” en daaraan kun je zien dat je de 1e naamval moet gebruiken in dit geval.IhnenToelichting: het voorzetsel “von” zorgt ervoor dat je hier de 3e naamval moet gebruikenmich Toelichting: dit is het lijdend voorwerp, dus gebruik je de 4e naamvalTip: dat herken je door de volgende vraag te beantwoorden: wie kun je ophalen? Antwoord: mijesToelichting: dit is het lijdend voorwerp, dus gebruik je de 4e naamvalTip: dat herken je door de volgende vraag te beantwoorden: wat ben ik vergeten? Antwoord: hetdirToelichting: dit is het meewerkend voorwerp, dus de 3e naamvalTip: dat herken je door de volgende vraag te beantwoorden: aan/voor wie geef ik de zonnebril? Antwoord: aan jou