Praktische Economie MAX 2021 M6 Risico en rendement
- Hoofdstuk 3 - Risico en rendement
oefentoetsen & antwoorden
MAX
Klas 4-5-6|Vwo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: kapitaalmarkt, effecten, aandelen, bedrijfsobligatie, staatsobligatie, koers, financiële sector, (verwacht) rendement, risicopremie, invloed van rente op effectenkoersen, informatie, handel met voorkennis.
Toets Economie
Praktische Economie MAX 2021 M6 Risico en rendement
Online maken
Toets afdrukken
Effecten zijn vermogenstitels, zoals aandelen en obligaties, met een verwachte financiële waarde en bijbehorend risico.Vier verschillen tussen aandelen en obligaties:Met een aandeel ben je (mede)eigenaar van een bedrijf. Met een bedrijfsobligatie ben je geen eigenaar, maar schuldeiser.Over een aandeel ontvang je winst (dividend), over een obligatie ontvang je rente.Een aandeel heeft geen bepaalde looptijd, een obligatie heeft wel een bepaalde looptijd.Aandelen zijn risicovoller dan obligaties, maar het rendement van een aandeel is hoger dan het rendement van een obligatie.Het belangrijkste verschil tussen een staatsobligatie en een bedrijfsobligatie is dat je bij een staatsobligatie zeker bent van de rente en aflossing.Drie voorbeelden van aanbieders op de kapitaalmarkt zijn investeringsmaatschappijen, pensioenfondsen en verzekeraars.Drie voorbeelden van vragers op de kapitaalmarkt zijn consumenten, producenten en overheid. De rente heeft een directe invloed op de waarde van bedrijfsobligaties, want als de rente stijgt, daalt de waarde van een bestaande bedrijfsobligatie. De obligatie keert namelijk een vaste rente uit: de lagere “oude” rente. In de ogen van de belegger is deze bedrijfsobligatie dan minder waard geworden. Opmerking: de beleggers zullen van deze minder renderende bedrijfsobligaties af willen door ze te verkopen op de beurs. De vraag neemt af en het aanbod neemt toe, waardoor de koers van de bedrijfsobligaties daadwerkelijk lager wordt.De rente heeft een indirecte invloed op de waarde van bedrijfsobligaties, omdat de onderneming door de hogere rente geen investeringen meer kan bekostigen. In dat geval loopt ook de rente-uitkering op de bedrijfsobligatie gevaar. Hierdoor daalt de waarde van de bedrijfsobligatie (zie ook de opmerking bij het antwoord op de vorige vraag).De rente heeft geen indirect effect op de waarde van staatsobligaties, omdat een (kredietwaardig) land nooit failliet gaat. De kans dat de overheid de rente op de staatsobligatie niet uitbetaalt is nihil. Anders gezegd: de rentebetaling op de staatsobligatie komt niet in gevaar als de rente stijgt.Aan het eind van de looptijd wordt het nominale bedrag aan de obligatiehouder terugbetaald. Als een obligatie van € 1.000 een looptijd van 20 jaar heeft en 19 jaar geleden is uitgegeven, dan resteert een looptijd van 1 jaar. Het staat vast dat de obligatiehouder dan na 1 jaar de nominale waarde van de obligatie (€ 1.000) op zijn bankrekening gestort krijgt. In dat geval wil een koper natuurlijk zo kort voor het aflopen van de obligatie geen veel hogere koers dan de koers van uitgifte neertellen. Hoe dichter bij het einde van de looptijd, hoe korter de periode waarover de rente wordt uitgekeerd. Het renteverschil tussen marktrente en de (vaste) rente van de obligatie wordt dus minder relevant naarmate het einde van de looptijd nadert. Aan het einde van de looptijd eindigt de koers dus precies op € 1.000.De nieuwe obligatie heeft een rendement van 5%. Om op de oude obligatie 5% rendement te krijgen zou de koers van de oude obligaties € 40 / 5% = € 800 moeten zijn. Dit is de prijs die Johan waarschijnlijk voor zijn oude obligaties krijgt. Door het opkopen van staatsobligaties door de ECB, zal de koers van staatsobligaties stijgen. De rente-uitkering van staatsobligaties zal in verhouding tot de koers dalen, waardoor het rendement op staatsobligaties daalt.Als het rendement op staatsobligaties daalt, worden staatsobligaties minder aantrekkelijk. Beleggers kopen liever aandelen, waardoor de koers van aandelen stijgt. A = € 2, B = 7%Berekening en toelichting:De rente op staatsobligaties is een risicoloos alternatief voor de andere effecten. Deze zekere opbrengst is zodoende de mogelijke schade van de andere beleggingen. Het risico van een bedrijfsobligatie is dus 0,4 x € 5 = € 2.Om het verwachte rendement uit te rekenen wordt gekeken naar het rendement in het verleden. Dit rendement was 14% van € 100 = € 14, maar het is niet zeker of dit rendement ook in de toekomst zal worden behaald. De kans is 50% dat het rendement dit jaar hetzelfde is, maar de kans is ook 50% dat het bedrijf helemaal geen winst haalt. Het verwachte rendement op een aandeel is dan (½ x € 14 + ½ x € 0) / € 100 = 7%.Het verwachte rendement op een bedrijfsobligatie is (0,6 x € 10 + 0,4 x € 0) / € 100 = 6%. Het verwachte rendement op een staatsobligatie is 5%. De risicopremie is een premie bovenop het risicoloze alternatief (staatsobligatie). De risicopremie op een bedrijfsobligatie is dan 6% - 5% = 1%.Beleggers zijn alleen bereid een hoger risico te accepteren als daar een hoger verwacht rendement tegenover staat. Als dat niet zo is, zoeken beleggers alternatieven met hetzelfde verwachte rendement en een bijbehorend lager risico. InlegRendementin het verledenKans op schadeSchadeRisicoVerwachtrendementStaatsobligatie€ 100 5%0€ 5€ 0 5%Bedrijfsobligatie€ 100 6,25%0,2€ 5€ 1 5%Aandeel€ 10015%0,4€ 5€ 2,50 9 %Berekening: kans op schade x de schade is risico. Dus risico / schade is kans op schade. De schade bij bedrijfsobligaties is dus € 1 / 0,2 = € 5. Dit is ook schade bij het risicoloze alternatief (staatsobligaties) en aandelen. Het risico bij staatsobligaties is 0 x € 5 = € 0 en aandelen 0,4 x € 5 = € 2,50.Het verwachte rendement en het rendement in het verleden bij staatsobligaties is beide 5%.Het rendement in het verleden is bij bedrijfsobligaties 5% / (1 - 0,2) = 6,25% en bij aandelen 9 / (1 - 0,4) = 15%.Het verwachte rendement is 5%, maar dat is bij staatsobligaties ook en die hebben geen risico. Staatsobligaties zijn wat dat betreft aantrekkelijker dan bedrijfsobligaties. a.investeringkans op succeskans op mislukkingopbrengst bij succesopbrengst bij mislukkingmogelijke schade verwacht rendementrisicozonder voorkennis€ 10.0000,40,6€ 15.000€ 0€ 10.000-40%€ 6.000met voorkennis€ 10.0000,60,4€ 15.000€ 4.000€ 6.0006%€ 2.400BerekeningMogelijke schade:Zonder voorkennis het bedrag van de investering.Met voorkennis het bedrag van de investering – de opbrengst bij mislukking.Verwacht rendement:Zonder voorkennis (0,4 x € 15.000) - € 10.000 / € 10.000 x 100%.Met voorkennis (0,6 x € 15.000 + 0,4 x € 4.000) - € 10.000 / € 10.000 x 100%.Risico (kans op schade x de schade):Zonder voorkennis 0,6 x € 10.00.Met voorkennis 0,4 x € 6.000.Een belegger met voorkennis zal de aandelen kopen. De kans op succes is hoger, de mogelijke schade is kleiner, evenals het risico en het verwachte rendement is hoger.Wanneer sommige partijen kennis hebben die anderen niet bezitten, zal dit ertoe leiden dat zich een averechtse selectie voordoet. Door hun kennisvoorsprong zullen deze handelaren namelijk een voordeel behalen dat ten laste komt van de rest van de markt. Dit kan ertoe leiden dat deelnemers zich terug gaan trekken omdat ze zich benadeeld voelen. En als er steeds minder deelnemers zijn zal die kleinere groep handelaren het nadeel dragen van de handelaren die gebruik maken van voorkennis, waardoor nog meer handelaren zich zullen terugtrekken. Het uiteindelijke resultaat van een dergelijk proces kan zijn dat er geen realistische koersvorming meer tot stand komt, uiteindelijk geen kopers meer zijn te vinden voor effecten, en de effectenmarkt niet meer kan functioneren. Argument tegen de stelling: De rentenier wil ook in 2022 zo hoog mogelijke periodieke opbrengsten. De renteopbrengst per staatsobligatie is 2% en dat is minder dan de (gemiddelde) renteopbrengst op de bedrijfsobligaties (€ 1.200 / € 36.000 ×100% = 3,33%).Argument voor de stelling: Staatsobligaties zijn ten opzichte van bedrijfsobligaties een beduidend minder risicovolle belegging (want de staat wordt geacht niet failliet te kunnen gaan), dus zouden de koersen van staatsobligaties zich gunstiger ontwikkelen dan die van bedrijfsobligaties (in een periode van laagconjunctuur).De bewering van de accountmanager is juist, omdat 1% koerswinst per belegde euro heeft, in 2023 naar verwachting 1% extra consumptie tot gevolg, maar 1% koersverlies per belegde euro heeft naar verwachting 2% consumptiedaling tot gevolg.Het verwachte koersrendement op obligaties is: (0,25 × −10%) + (0,65 × 0%) + (0,1 × 20%) = −0,5%.Het verwachte koersrendement op aandelen is: (0,5 × −10%) + (0,1 × 0%) + (0,4 × 20%) = 3%.Het gewicht van de aandelen en obligaties binnen de in 2023 ongewijzigde portefeuille van de klant is 70% respectievelijk 30% (zie eindsaldo 2022 in tabel 1; obligatie bezit € 30.000, aandelenbezit € 70.000). Het gewogen gemiddelde van het koersrendement van de portefeuille van aandelen en obligaties over 2023 is (0,3 × −0,5%) + (0,7 × 3%) = 1,95%.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.