Toets Natuurkunde

Newton LRN-line deel A+B - Hoofdstuk 4 - Beweging en kracht oefentoetsen & antwoorden

LRN-line

Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: snelheid, gemiddelde snelheid, snelheid-tijd-diagram, nettokracht, wrijvingskracht, versnelling, plaats-tijd-diagram, zwaartekracht, veerkracht, katrollen, takel, hefbomen, hefboomwet, moment.

Newton LRN-line deel A+B
Toets Natuurkunde
Newton LRN-line deel A+B
Online maken
Toets afdrukken
Wanneer je de snelheid van km/h naar m/s wilt omrekenen, deel je de snelheid in km/h door $3.6$.Bij een constante snelheid is het plaats-tijd-diagram altijd een rechte lijn. De zwaartekracht kan berekend worden met behulp van de volgende formule: $F_z = m \times g$Hierin is $F_z$ de zwaartekracht in N, $m$ de massa in kg en $g$ de zwaartekrachtconstante die op aarde gelijk is aan $9.8$ N/kg.Bij een beweging met constante snelheid is de nettokracht 0 N, omdat de voorwaartse kracht even groot moet zijn als de tegenwerkende krachten. Als de nettokracht niet 0 N is, zal het voorwerp versnellen of vertragen.Een combinatie van katrollen noemen we een takel. Het nadeel van een takel is dat er meer touw binnengehaald moet worden. Juist. De afstand van de kracht tot het draaipunt wordt de arm genoemd.Onjuist. Bij een hefboom geldt: hoe kleiner de arm, hoe groter de kracht (of de massa). Een zwaarder persoon zal dus dichter bij het draaipunt moeten gaan zitten om de wipwap in balans te houden.Onjuist. Het moment bereken je met de volgende formule: $moment=kracht \times arm$.Onjuist. Bij een vaste katrol verander je niet de grootte maar de richting van de kracht. De spankracht in het touw wordt dus niet kleiner of groter, maar blijft gelijk. Het voordeel is dat je nu een zwaar voorwerp naar boven kunt krijgen door aan het touw te trekken. Je hoeft nu niet meer te tillen. De zwaartekracht bereken je met $F_z=m \times g$. In de formule is te zien dat wanneer de massa toeneemt, de zwaartekracht groter wordt. Er is sprake van een evenredig verband tussen de zwaartekracht en de massa, dus als de massa toeneemt, neemt de zwaartekracht toe.Je rekent van m/s om naar km/h door te vermenigvuldigen met $3.6$. Hieruit volgt: $25 \times 3.6 = 90$ km/h.De leerlingen trekken allebei een andere kant op. De nettokracht is het verschil in krachten. De nettokracht is dus gelijk aan $240-210=30$ N. De nettokracht wijst in de richting van de grootste kracht, dus naar de kant van de kracht van 240 N. In deze situatie is dat dus naar rechts. Gegeven: $v_{gem}=100$ km/h, $t=1.25$ h.Gevraagd: de afstand s in km.Formule: $s=v_{gem} \times t$Berekening: $s=100\times 1.25=125$ km.Conclusie: Hanne heeft met de trein een afstand van 125 km afgelegd.  Gegeven: $s=105$ km, $t=3.5$ h. De tijd is 3 uur en 30 minuten, 30 minuten is gelijk aan $0.5$ h en dus is de totale tijd $3.5$ h.Gevraagd: de gemiddelde snelheid $v_{gem}$.Formule: $v_{gem}=\frac{s}{t}$.Berekening: $v_{gem}=\frac{s}{t}=\frac{105}{3.5}=30$ km/h.Conclusie: Wout zijn gemiddelde snelheid tijdens de wielerwedstrijd is gelijk aan 30 km/h. Gegeven: $s=105$ km, $v_{gem}=28$ km/h, $t_{Wout}=3.5$ h.Gevraagd: $t_{verschil}$ in minuten.Formule: $s=v_{gem} \times t_{Peter}$. Dit kunnen we herschrijven als $t_{Peter}=\frac{s}{v_{gem}}$. De tweede formule die we nodig hebben is $t_{verschil}=t_{Peter}-t_{Wout}$.Berekening: $t_{Peter}=1\frac{05}{28}=3.75$ h. $t_{verschil}=3.75-3.5=0.25$ h. Er zitten 60 minuten in 1 uur dus is het verschil in tijd gelijk aan $0.25\times 60=15$ minuten.Conclusie: Peter komt 15 minuten na Wout over de finishlijn. Het tijdsverschil tussen Peter en Wout is dus 15 minuten.De trajecten geordend van laagste naar hoogste topsnelheid: traject II - traject I - traject III. Als we ervan uit gaan dat de renners op elk traject zo hard mogelijk fietsen, dan kost het de meeste moeite om een hoge snelheid op de heuvel omhoog te ontwikkelen. Je moet tegen de zwaartekracht in fietsen en dus zal de topsnelheid in traject II het laagste zijn. In traject I op het vlakke kunnen de renners een hogere snelheid ontwikkelen en dus fietsen de renners daar met een hogere topsnelheid dan in traject II. In traject III wanneer de renners de heuvel omlaag fietsen helpt de zwaartekracht mee waardoor ze een hoge snelheid kunnen ontwikkelen. De topsnelheid is daardoor het grootste in traject III.  Gegeven: $F_z=490$ N, $g=9.8$ N/kg.Gevraagd: de massa $m$ in kg.Formule: $F_z=m\times g$, dit kunnen we herschrijven als $m=\frac{F_z}{g}$.Berekening: $m=\frac{490}{9.8}=50$ kg.Conclusie: Ellenoor heeft een massa van 50 kg.Wanneer Ellenoor niet meer trapt (gegeven in de tekst boven de opdracht) en ze niet remt zullen de wrijvingskrachten ervoor zorgen dat ze tot stilstand komt. Door de rolweerstand van de banden met het wegdek en de luchtweerstand die de lucht uitoefent op Ellenoor en haar fiets zal ze uiteindelijk tot stilstand komen omdat ze geen kracht meer naar voren uitoefent (ze trapt immers niet meer). Gegeven: $C=12000$ N/m, $u=0.050$ m.Gevraagd: de veerkracht $F_v$ in N.Formule: $F_v=C\times u$.Berekening: $F_v=C\times u=12000\times 0.050=600$ N.Conclusie: de veerkracht in de vering is 600 N. In het snelheid-tijd-diagram is te zien dat de snelheid gelijkmatig toeneemt. Hierdoor is de versnelling constant. Een constante nettokracht zorgt voor een constante versnelling. Wanneer er dus sprake is van een constante versnelling, is de nettokracht ook constant. In dit geval is de nettokracht dus constant.Gedurende de eerste 5 seconden is de nettokracht constant, de versnelling is dus ook constant. Omdat de auto vanuit stilstand wegrijdt, weten we dat de auto steeds sneller gaat rijden. De auto beweegt dus vooruit, waardoor de motorkracht $F_{motor}$ groter is dan de wrijvingskrachten $F_{wrijving}$.De kreukelzone van de racewagen deukt vergeleken met de rest van de wagen gemakkelijk in, waardoor de plek waar de coureur zit nog een stuk door kan schuiven. Hierdoor duurt de botsing van de racewagen langer waardoor de kracht van de botsing over langere tijd wordt verdeeld en de kracht op de coureur dus kleiner wordt. Gegeven: $F_1=686$ N, $r_1=1.5$ m en $r_2=2.4$ m.Gevraagd: de massa van Sura $m_{Sura}$ in kg.Formule: $F_1\times r_1=F_2 \times r_2$, deze kunnen we herschrijven naar $F_2=\frac{F_1 \times r_1}{r_2}$. $F_z=m\times g$, deze kunnen we herschrijven naar $m=\frac{F_z}{g}$.Berekening: $F_2=\frac{686\times 1.5}{2.4}=429$ N. De massa van Sura is dan gelijk aan: $m=\frac{429}{9.8}=44$ kg. Toelichting: je kunt ook eerst $F_1\times r_1$ uitrekenen zodat je $F_2\times r_2=1029$ krijgt en vervolgens gebruik maken van $F_2=\frac{1029}{r_2}$.Conclusie: de massa van Sura is $44$ kg. Gegeven: zwaartekracht van Sura is $429$ N, de kracht die Arda uitoefent is $107.25$ N en de hoeveelheid touw die zonder takel binnengehaald zou moeten worden is $1.25$ m.Gevraagd: de hoeveelheid touw die Arda met behulp van de takel moet binnenhalen.Formule: er zijn geen formules voor gegeven, maar we gaan rekenen met de verhoudingen. We weten dat als het tillen bijvoorbeeld twee keer zo licht wordt, we twee keer zoveel touw moeten binnenhalen. We gaan dus de verhouding tussen de krachten berekenen waardoor we vervolgens deze verhouding kunnen gebruiken om de hoeveelheid touw die binnengehaald moet worden uit te rekenen.Berekening: de verhouding van de krachten is $\frac{429}{107.25}=4.0$. Dit betekent dat de verhouding van de lengte ook $4.0$ moet zijn. De kracht is $4.0$ keer zo licht geworden, dus moeten we $4.0$ keer zoveel touw binnenhalen. Dus $4.0 \times 1.25 = 6.0$ m.Conclusie: de hoeveelheid touw die Arda met behulp van de takel moet binnenhalen is $6.0$ m. In het plaats-tijd-diagram is een rechte lijn te zien. Dit houdt in dat elke seconde dezelfde afstand wordt afgelegd. In dit geval wordt er elke 10 seconden een afstand van 27 meter afgelegd. Hieruit volgt dus dat er sprake is van een constante snelheid. Gegeven: $s=270 \ m$ (afstand), $t=100 \ s$ (tijd).Gevraagd: $v_{gem}$ in km/h (de gemiddelde snelheid).Formule: $ v_{gem}=\frac{s}{t}$.Berekening:$ v_{gem}=\frac{270}{100}=2.70$ m/s. Gevraagd wordt de gemiddelde snelheid in km/h dus we moeten dit nog vermenigvuldigen met $3.6$. Dus $v_{gem}=2.70\times 3.6=9.7$ km/h.Conclusie: de gemiddelde snelheid van het gegeven deel van Hans zijn rit is $9.7$ km/h.Toelichting: Hans heeft al 30 m afgelegd voordat de tijd begint te lopen. Deze afstand nemen we niet mee in de berekening. In totaal heeft hij een afstand van 300 m afgelegd, maar de eerste 30 m is afgelegd voordat de tijd gemeten wordt. Dus tijdens de tijdwaarneming legt Hans 270 m af.

Deze toets bestellen?

Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
  • Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.
  • Je kunt maandelijks opzeggen.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
3 maanden ToetsMij
€ 12,99
€ 10,99/mnd
  • Voordelig en flexibel. Ideaal als je maar een paar maanden toetsen hoeft te gebruiken.
  • Betaal per kwartaal en bespaar hiermee 2 euro per maand.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
1 jaar ToetsMij
€ 12,99
€ 7,50/mnd
  • Favoriete keuze van meer dan 70% van de gebruikers.
  • Betaal slechts 90 euro per jaar en bespaar hiermee 65 euro.
  • Geniet van een volledig jaar toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard

Dit zeggen leerlingen en ouders

10

Cijfers omhoog

Onze zoon had in februari zeker 12 minpunten. Hij is gestart met oefenen via Toets mij en heeft een geweldige eindsprint getrokken en afgelopen week bijna het onmogelijke waargemaakt. Er zijn nog maar 2 minpunten over en nog niet alle toetsen zijn terug. Het heeft onze zoon enorm geholpen, omdat er breed getoetst wordt en de vraagstelling, zoals van hem begrepen, overeenkomt met de toets. Als je de oefentoetsen goed kunt maken, beheers je de stof echt goed!

AP
9.0

Fijn dat leerlingen alvast een keer een toets kunnen oefenen die eruit ziet zoals op school.

Wij hebben sinds kort Toetsmij, omdat onze dochter het erg lastig heeft met Wiskunde. Op deze manier kan ze het hoofdstuk oefenen met een toets die qua vraagstelling overeenkomt met de toetsen op school. Nu kan ze dit dus eerst oefenen voordat ze de echte toets moet doen. Als docent Engels die werkt met Of Course en All Right kan ik bevestigen dat de toetsen grotendeels overeenkomen met de vraagwijze van de methode zelf. Dat is dus heel fijn voor leerlingen om te oefenen. We hadden heel even een dingetje met het nakijken, want de uitwerkingen werden niet goed weergegeven. Even een mailtje en binnen een dag reactie en ICT ging meteen aan de slag met het herstellen van de uitwerkingen. Super contact, goede dienstverlening! Aanrader!

Lelani van den Berg
10

Zéér tevreden!!

Lid geworden voor mijn zoon in leerjaar 1 van (toen 13) inmiddels 15. Hij zit nu in leerjaar 3 HAVO. Elk boek is makkelijk te vinden en alsmede mailt met een probleem omdat hij Duits krijgt uit een boek van leerjaar 2 word dit zelfs op zondag binnen een half uur opgelost en toegevoegd aan ons account! Zo’n toffe service zie je niet vaak meer! Dus wij zijn zéér tevreden. Sinds we het nu weer gebruiken (tijdje niet gebruikt) scoort hij weer voldoendes en zelf voor wiskunde een 8.8!

Linda Ockers

Zoek in meer dan 10.000 toetsen

Echte toetsvragen, precies aansluitend op jouw lesmethode en leerjaar. Voor klas 1 t/m 6 van vmbo-t t/m gymnasium.

Ik zit in het
en doe
ik wil beter worden in