Of Course! MAX
- Unit 3 - Science and Technology
oefentoetsen & antwoorden
MAX 2020
Klas 5|Vwo/gymnasium
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Woorden
Zinnen
Grammatica:
Tenses
Relative Pronoun
Demonstrative Pronoun
If and When
Sentences with ‘if’
Indefinite Pronoun
Genitive
Vocabulary Extra:
Use of ‘wish’
Colloquial Pair Phrases
Toets Engels
Of Course! MAX
Online maken
Toets afdrukken
rather thanlose countpurchasewageravalancheirreversiblespokesmanshow-offskipdumbfoundedtantalizingBear in mind leapdeclineconcernpersonabledefendantphysicianabysmal ins and outsdown and outsafe and soundpros and conscollar and tieToelichting:
‘Colloquial’ betekent letterlijk ‘zoals in de spreektaal.’ Deze ‘zinnen’ zijn dus min of meer vaste uitdrukkingen, altijd verbonden door het woordje ‘and.’ Een Nederlands voorbeeld zou zijn ‘vast en zeker.’ Belangrijk is dus dat je leert welke twee woordjes hier bij elkaar worden gezet en wat dan de betekenis van deze woorden samen is. Een belangrijk verschil met echte uitdrukkingen is hier dat het vaak eigenlijk vrij letterlijk betekent wat de woorden zelf ook betekenen. Laat je hierbij dus ook zeker leiden door de woorden die je gebruikt. 3 - ‘Would’ wordt gebruikt als je vooral wil dat een ander iets verandert.4 - De past perfect (had gone) wordt gebruikt voor dingen uit het verleden, meestal iets waar de spijt van hebt.1 - De past simple (had) wordt gebruikt voor zaken waar je voor je gevoel geen controle over hebt.2 - ‘Could’ wordt gebruikt als je zou willen dat je meer kon doen, maar dat om wat voor reden dan ook niet gaat. is (Present simple, feit)is working (Present continuous, currently)aims (Present simple, feit)achieved (Past simple, in the past)ended (Past simple, in 2011)had launched (Past Perfect, by then (gebeurtenis voor iets anders))were conducting (Past continuous, while (gebeurtenis tegelijk met een andere))were floating (Past continuous, while (gebeurtenis tegelijk met een andere))has expanded /(Present Perfect, for) / has been expanding (Present Perfect continuous, deze twee mogen in principe door elkaar gebruikt worden)have made /(Present Perfect, since) / have been making (Present Perfect continuous, deze twee mogen in principe door elkaar gebruikt worden)is going to (going-to future, duidelijk afgesproken evenement in de toekomst)will continue (will future, voorspelling zonder duidelijk bewijs.Toelichting:Bij het door elkaar moeten gebruiken van alle werkwoordstijden is het belangrijk dat je per zin kijkt naar signaalwoorden en aanwijzingen over welke tijd hier van toepassing is. Hieronder staan van elk werkwoord de juiste werkwoordstijd en het signaalwoord uit die zin die aangeeft dat dit de juiste tijd is. Ook is het belangrijk dat je je onregelmatige werkwoorden goed kent, zodat je deze juist kan invullen als dit nodig is. Let op: In sommige gevallen is er niet een direct signaalwoord aan te wijzen, en moet je dus goed lezen wanneer een bepaalde zin zich afspeelt (heden, verleden, of toekomst) om de goede werkwoordstijd te bepalen. thisthatthose thistheseToelichting:In het Engels zijn er 4 demonstrative pronouns (aanwijzende voornaamwoorden): this, that, these and those. This en that gebruik je bij enkelvoud, these and those bij meervoud. Het verschil tussen deze opties is vergelijkbaar met de Nederlandse dit en dat: this and these betekenen ‘dit’, that en those betekenen ‘dat.’ Let goed op de context van de zin om te zien wat het meest logisch is! who / that - the cousins - who, omdat het om mensen gaat. Omdat het verwijst naar essentiële informatie, mag je who vervangen door that.which - the puppy - een dier, dus whichwhich / that - the sword - which, omdat het om een ding gaat. Omdat het verwijst naar essentiële informatie, mag je which vervangen door that.where - the place - where, want het gaat hierom een plaats.whom - the colleague - whom, omdat het direct na een voorzetsel (with) volgt.whose - the uncle - whose, omdat het gaat om het bezit van de oom (zijn kleren).Toelichting:Het Engels heeft 6 relative pronouns (betrekkelijke voornaamwoorden), elk met hun eigen functie. Relative pronouns verwijzen altijd terug naar een voorafgaand zelfstandig naamwoord of zinsdeel.Who gebruik je voor mensen - This is the boy who helped me.Whose gebruik je bij bezit - The man, whose keys are lost…Which gebruik je bij dieren, dingen of zinsdelen - The show ended early, which I didn’t know beforehand.That mag je gebruiken in plaats van who of which, maar alleen als de informatie waar that naar verwijst essentieel is om de zin te begrijpen. Je gebruikt dan geen komma.: I hate friends that/who are always late.Where verwijst altijd naar een plaats - This is the bar where I met him.Whom mag altijd vervangen worden door who, tenzij het direct achter een voorzetsel komt. Gebruik dit dus alleen direct na een voorzetsel! - The friends with whom I came together, ended up leaving me behind.Om het juiste betrekkelijke voornaamwoord in te vullen moet je dus goed kijken waar het woord naar verwijst. In de antwoorden hieronder staat telkens vermeld naar welk zinsdeel of woord verwezen wordt, zodat je precies kan zien waarom dat het juiste voornaamwoord is. neither - Twee opties, die allebei niet goed lijken.both - Twee opties, allebei met dezelfde wil om te helpen.some - Een bevestigende zin.none - Geen van alle batterijen (gevolgd door of, dus none i.p.v. no).anybody - Iemand, vragende zin.either - Keuze tussen twee optiessome - Vragende zin, waarbij je een bevestigend antwoord verwacht.no - geen, direct gevolgd door een zelfstandig naamwoordanywhere - Bevestigende zin, maar de plaats waar hij kan zijn zou echt alles kunnen zijn.someone / somebody - iemand, in een bevestigende zin.Toelichting: Indefinite pronouns (onbepaalde voornaamwoorden) heb je in twee sets. Als eerste heb je some- en any-. Belangrijk is dat je deze kan combineren met -one, -where, en -thing om zo someone/anyone, somewhere/anywhere/ en something/anything te maken. Deze gebruik je verder gelukkig precies hetzelfde.In de basis gebruik je some in bevestigende zinnen en any in vragende of ontkennende zinnen. Er zijn echter een paar uitzonderingen:Als je al verwacht dat het antwoord bevestigend is, gebruik je ‘some’ in vraagzinnen. In bevestigende zinnen, gebruik je ‘any’ als de betekenis is ‘elke, wie dan ook.’Daarnaast heb je ook een tweede set: both, either, neither, each, every, no en none. Deze hebben specifiekere betekenissen:both - beide van de twee (dit kan je dus alleen gebruiken als er precies 2 zaken worden vergelijken)either - de een of de ander, een van de twee (ook hier dus alleen bij 2 zaken)neither - geen van beidenEach/every - elke. Each legt de nadruk op elk afzonderlijk deel van de groep, every denkt aan de groep als geheel (Each cow was milked. The farmer checked every cow as they passed).No/None - Geen. No zet je altijd voor een zelfstandig naamwoord, none gebruik je als het alleen staat of als het gevolgd wordt door of. ‘sof‘of‘s‘Toelichting:De genitive is de bezittelijke vorm en is in de basis altijd ‘s. Als je dus wil aangeven dat de fiets van het meisje is, zeg je: The girl’s bike. Heb je te maken met een meervoud, dan gebruik je alleen de apostrof: The girls’ bikes. Bij zaken, hoeveelheden of aardrijkskundige namen gebruik je ‘of’: The brakes of the car, a cup of tea, the City of London, an ounce of sugar. Een uitzondering op dit laatste is tijd: Hierbij gebruik je wel ‘gewoon’ ‘s of ‘: A hour’s walk or a three hours’ drive. both can be usedwhenififboth can be usedwhenToelichting:In sommige situaties maakt het niet uit of je if of when gebruikt. Dit zijn vooral situaties die algemeen van aard zijn of op iedereen kunnen slaan. Als dit niet de situatie is, dan gebruik je ‘if’ als je niet zeker bent van dingen en ‘when’ waarin het hoogstwaarschijnlijk of zeker gaat gebeuren.Je combineert het in elk geval met een future tense in de hoofdzin. lost, would bewould/could have gotten, had studiedwill earn, getshad fallen, would/could/might have brokentries, will makecould/should start, hadToelichting:Een if-zin bevat meestal een voorwaarde, mogelijkheid of waarschijnlijkheid. Afhankelijk van de werkwoordstijd die erbij hoort kan je afleiden welke betekenis er bij je zin hoort.If + present simple + will/shall = het is mogelijk dat. - If I win the game, I will get an awesome prize.If + past simple + would/could/should/might = het is niet waarschijnlijk dat - If I won this game, I would go completely crazy.If + past perfect + would/should/could/might have = het is onmogelijk dat (achteraf praten) - If I had won the game, I would have been over the moon.Let op, het ‘if-gedeelte’ kan vooraan of achteraan staan. - I will get an awesome prize if I win te game. → Zoals je ziet, is de komma nu verdwenen. Die mag er ook niet meer staan! Veel van de volgende antwoorden zijn voorbeelden, er kunnen dus meerdere antwoorden goed zijn.
What do you think of… / What is your opinion on… / Can you give us your view on…In my opinion… / I think… / In my view…Why is it that… / Can you explain why…Let me put it this way… / What I mean is…I see what you mean, but… / I cannot share your opinion, I’m afraid. / I’m afraid I have to disagree.I take a different view. / I can’t share that opinion. / I completely disagree.I really must be off now. / I’m afraid I’ll have to go now. Toelichting:Bedenk bij expressions altijd goed dat er voor elke vraag meerdere antwoorden mogelijk zijn, maar dat er vooral door de context van de opdrachten bepaalde mogelijkheden die het boek geeft ook niet altijd kunnen. Controleer bij het leren goed wat de verschillen zijn tussen de opties die het boek geeft.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.