Of Course! MAX
- Unit 5 - A Bright Future?
oefentoetsen & antwoorden
MAX 2020
Klas 5|Vwo/gymnasium
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Woorden
Zinnen
Grammatica:
Tenses
Adjectives and Adverbs
Comparisons
Gerund
Sentences with ‘if’
Relative Pronoun
Linking Words
Vocabulary Extra:
Proverbs
Prefixes
Toets Engels
Of Course! MAX
Online maken
Toets afdrukken
Captivatingreliablelanebulkconfidentialtrade unionpostponeddurabledelusionalclarifypersuadedunrivalled BoardInfractionSelf-esteemSewConclusiveMinimiseClear Fat lady sings - Iets is pas klaar als het klaar is, denk niet altijd al te weten hoe iets afloopt.Beholder - Smaken verschillen, verschillende mensen vinden verschillende dingen mooi.Perfect - Oefening baart kunst, je moet veel oefenen om ergens goed in te worden.Tough get going - Als het lastig wordt, geven de echte doorzetters niet zomaar op.Flock together - Mensen trekken naar andere toe met vergelijkbare ideeën.Grow fonder - Mensen om wie je geeft waardeer/mis je meer als ze niet in de buurt zijn.Free lunch - Gratis dingen zijn bijna nooit echt gratis.Comes around - Als je dingen doet die niet kunnen, komt dat vroeg of laat terug bij je en ben je alsnog zelf de klos.Toelichting:Proverbs zijn zoals de Nederlandse gezegden. Het zijn algemene waarheden waarbij vaak een figuurlijke betekenis wordt bedoeld. Om deze goed te gebruiken moet je ze dus leren! As soon as - tijdsaanduidingWhat’s more - versterkenYet - tegenstellingUnless - voorwaardeAs well as - overeenkomstSince - redenFinally - volgorde Had - Past simple, a week agoLoves - Present simple, het is een feit.Was snowboarding - Past continuous, een actie die bezig was in het verleden maar werd onderbroken.Heard - Past simple, Two months ago. Het onderbrak ook een actie die bezig was in het verleden.Had started - Past Perfect, een actie in het verleden, voor een andere actie.Has practiced / has been practicing - Present Perfect, since / Present Perfect Continuous, since he was a kidIs pounding - Present continuous, as we speakIs going to go - going-to future, voorspelling met hoge zekerheid (for sure) óf Will be - will-future, in the future maar geen duidelijk bewijsToelichting:Bij het door elkaar moeten gebruiken van alle werkwoordstijden is het belangrijk dat je per zin kijkt naar signaalwoorden en aanwijzingen over welke tijd hier van toepassing is. Hierboven staan van elk werkwoord de juiste werkwoordstijd en het signaalwoord uit die zin die aangeeft dat dit de juiste tijd is. Het is belangrijk dat je je onregelmatige werkwoorden goed kent, zodat je deze juist kan invullen als dit nodig is. Let op: In sommige gevallen is er niet een direct signaalwoord aan te wijzen, en moet je dus goed lezen wanneer een bepaalde zin zich afspeelt (heden, verleden, of toekomst) om de goede werkwoordstijd te bepalen. NewExpensive, cheapermore slowlyBetter and betterWorse, previouslyOldest, horribly/terribly, failedMore importantToelichting:Bij bijvoeglijke naamwoorden (adjectives) en bijwoorden (adverbs) is eigenlijk maar 1 regel belangrijk. Zegt het woord iets over een zelfstandig naamwoord? Dan is het een adjective (The ugly fox)Zegt het iets over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord, ander bijwoord of over een hele zin? Dan gebruik je een bijwoord (The very boring lesson. Finally, it was over) Dat betekent dus dat je altijd een adverb gebruikt, behalve als het gaat over een zelfstandig naamwoord. Om van een adjective een adverb te maken voeg je altijd -ly toe (beautiful - beautifully, slow - slowly). Let op: Hier zijn wel uitzonderingen op en deze zul je uit je hoofd moeten leren (bekijk je reference book, p. 65-67).Met deze bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden kan je ook dingen vergelijken. Bijvoorbeeld: This car is fast, but the other one is even faster. korte woorden -er en -est achter de stam krijgen (fast, faster, fastest) langere woorden (2 of meer lettergrepen) krijgen more en most voor de stam (more important, most important). Let op: Bekijk ook hier je reference book voor de uitzonderingen en andere opties (p. 68-69). Onderstaande zinnen zijn voorbeelden van goede antwoorden. De gerund is hierin onderstreept. Er zijn uiteraard heel veel goede antwoorden mogelijk.
Finding a job / Travelling to another country / Learning to play the pianoExplaining things to others. / Driving to work every day. / Trying out new recipes.Trying to find a job / Enjoying your time here / Spending time with herMaking this a success? / Leading the group? / Living in a big city?Swimming, Playing tennis. / Sleeping in, getting up early. / Eating out, Cooking a healthy meal myself. Toelichting:Een gerund is wanneer een werkwoord wordt gebruikt als zelfstandig naamwoord. Er zijn verschillende situaties waarin dit gedaan wordt (zie ook je grammatica handleiding), maar de meest voorkomende zijn: wanneer een werkwoord als onderwerp wordt gebruiktwanneer het wordt gebruikt in combinatie met een werkwoord zoals ‘to like, to dislike, to prefer, etc.’ Werkwoorden dus, die een bepaald (positief of negatief) oordeel geven. Een gerund eindigt altijd op -ing (running, walking, fighting), maar pas op: Niet elk woord wat eindigt op -ing is een gerund. Het kan in veel gevallen ook een werkwoordsvorm zijn, bijvoorbeeld de present continuous (I am walking). Whose - The man, whose omdat het gaat om zijn ‘bezit’ (zijn familie)Which / That - The match, het verwijst naar een ding, dus which. Omdat de informatie die volgt essentieel is voor de zin is ook ‘that’ toegestaan.Where - the club, het verwijst naar een plaats, dus ‘where’ is het juiste antwoordWhom - the guy, het verwijst naar een persoon die direct gevolgd wordt door een voorzetsel (with). Daarom moet het ‘whom’ zijn.Who / That - John, het verwijst naar een persoon, dus who. Omdat de informatie die volgt essentieel is voor de zin is ook ‘that’ toegestaan.Which - The apartment building, het verwijst naar een ding, dus ‘which’ is het goede antwoord.Toelichting:Het Engels heeft 6 relative pronouns (betrekkelijke voornaamwoorden), elk met hun eigen functie. Relative pronouns verwijzen altijd terug naar een voorafgaand zelfstandig naamwoord of zinsdeel.Who gebruik je voor mensen - This is the boy who helped me.Whose gebruik je bij bezit - The man, whose keys are lost…Which gebruik je bij dieren, dingen of zinsdelen - The show ended early, which I didn’t know beforehand.That mag je gebruiken in plaats van who of which, maar alleen als de informatie waar that naar verwijst essentieel is om de zin te begrijpen. Je gebruikt dan geen komma.: I hate friends that/who are always late.Where verwijst altijd naar een plaats - This is the bar where I met him.Whom mag altijd vervangen worden door who, tenzij het direct achter een voorzetsel komt. Gebruik dit dus alleen direct na een voorzetsel! - The friends with whom I came together, ended up leaving me behind.Om het juiste betrekkelijke voornaamwoord in te vullen moet je dus goed kijken waar het woord naar verwijst. In de antwoorden hierboven staat telkens vermeld naar welk zinsdeel of woord verwezen wordt, zodat je precies kan zien waarom dat het juiste voornaamwoord is. Fell, would stopWould have felt, had rejectedWill believe, tellTalk, will understandWould be, movedToelichting:Een if-zin bevat meestal een voorwaarde, mogelijkheid of waarschijnlijkheid. Afhankelijk van de werkwoordstijd die erbij hoort kan je afleiden welke betekenis er bij je zin hoort.If + present simple + will/shall = het is mogelijk dat. - If I win the game, I will get a prize.If + past simple + would/could/should/might = het is niet waarschijnlijk dat - If I won this game, I would go completely crazy.If + past perfect + would/should/could/might have = het is onmogelijk dat (achteraf praten) - If I had won the game, I would have been over the moon.Let op: het ‘if-gedeelte’ kan vooraan of achteraan staan. - I will get an awesome prize if I win te game. → Zoals je ziet, is de komma nu verdwenen. Die mag er ook niet meer staan! RearrangeDehydratedReclaimOutnumberedDisembarkedUnwindOverestimatedToelichting:Prefixen en suffixen (samen: affixen) zijn groepjes letters (of soms maar 1 letter) die de betekenis of woordsoort van een woord kunnen veranderen.Vaak zie je dat een woord bijvoorbeeld het tegenovergestelde gaat betekenen, maar een andere keer krijgt een woord er ook een totaal andere betekenis van. Zie hierin ook de overeenkomsten in het stukje ‘word formation’ uit paragraaf 2.2. Door het toevoegen van bepaalde letters veranderen de woorden hier. Sommige Prefixen en suffixen komen vaak voor, zoals un- of dis-, wat bijna altijd het woord verandert in een negatieve vorm van zichzelf, maar andere zijn ook uniek voor een bepaald woord. Bestudeer de opties in je boek dus goed! Veel van deze antwoorden zijn voorbeelden, er kunnen dus meerdere antwoorden goed zijn:
Excuse me, do you happen to know… / I would like to know … / Sorry to trouble you, but can you tell me…I am sorry…In general, … / Generally speaking, …In my opinion, / As far as I’m concerned / In my viewIn other words, / So you’re saying that,That reminds me / Speaking of whichToelichting:Bedenk bij expressions altijd goed dat er voor elke vraag meerdere antwoorden mogelijk zijn, maar dat er vooral door de context van de opdrachten bepaalde mogelijkheden die het boek geeft ook niet altijd kunnen. Controleer bij het leren goed wat de verschillen zijn tussen de opties die het boek geeft.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.