Het primaire inkomen is het inkomen dat wordt verdiend met het ter beschikking stellen van productiefactoren. Het secundaire inkomen is het primaire inkomen – belastingen en premies volks- en werknemersverzekeringen + sociale uitkeringen + toeslagen.De tertiaire inkomensverdeling is een herverdeling van secundaire inkomensverdeling door prijsverlagende subsidies en prijsverhogende belastingen.Als je onderwijs volgt, heb je daar voordeel van omdat je inkomen doorgaans stijgt als je meer onderwijs hebt gevolgd. Dit voordeel wordt voor een deel tenietgedaan als er sprake is van een progressief belastingsysteem. Je netto inkomen stijgt veel minder en daarmee wordt de stimulans om een vervolgopleiding te volgen minder. Maatschappelijk gezien is het wenselijk dat zoveel mogelijk mensen onderwijs volgen zodat de investering in menselijk kapitaal maximaal is. Zo kan een progressief, en daarmee misschien rechtvaardiger, belastingsysteem zorgen voor een veel lagere doelmatigheid. Door het verkleinen van de belastingwig, bijvoorbeeld door de progressieve belastingen te vervangen door vlaktaks, wordt het financieel aantrekkelijker om een opleiding te volgen. Door het vervangen van belastingsysteem neemt de inkomensongelijkheid toe (minder rechtvaardigheid), maar zorgt aan de andere kant voor een grotere doelmatigheid. Juist, 30% vlaktaks van een bepaald inkomen berekenen en daar € 300 heffingskorting vanaf halen is hetzelfde als van dat inkomen een belastingvrije voet van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag 30% vlaktaks uitrekenen.Juist, 30% vlaktaks van een bepaald inkomen berekenen en daar € 300 heffingskorting vanaf halen is hetzelfde als van dat inkomen een aftrekpost van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag 30% vlaktaks uitrekenen.Juist, bij een vlaktaks van een bepaald inkomen een belastingvrije voet van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag de vlaktaks uitrekenen is hetzelfde als van dat inkomen een aftrekpost van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag de vlaktaks uitrekenen.Opmerking: het enige verschil tussen B en C is dat bij B de vlaktaks gegeven is en bij C niet.Juist, bij een schijvensysteem met oplopende tarieven van een bepaald inkomen een belastingvrije voet van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag met het schijvensysteem de belasting berekenen is hetzelfde als van dat inkomen een aftrekpost van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag met het schijvensysteem de belasting berekenen.Onjuist, bij een schijvensysteem met oplopende tarieven van een bepaald inkomen de belasting berekenen en daar € 300 heffingskorting vanaf halen is niet hetzelfde dan van dat inkomen de belastingvrije voet van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag met het schijvensysteem de belasting berekenen. Immers het bedrag waarover de belasting wordt uitgerekend is verschillend en zal (bij meerdere schijven) een andere uitkomst geven.Opmerking: er is een uitzondering. Als het inkomen geheel in de eerste schijf valt is de uitspraak wel juist. Stel: de eerste schijf is 30%, dan geldt het antwoord van A (afgezien van het woord vlaktaks).Onjuist, bij een schijvensysteem met oplopende tarieven van een bepaald inkomen de belasting berekenen en daar € 300 heffingskorting vanaf halen is niet hetzelfde dan van dat inkomen een aftrekpost van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag met het schijvensysteem de belasting berekenen. Immers het bedrag waarover de belasting wordt uitgerekend is verschillend en zal (bij meerdere schijven) een andere uitkomst geven.Opmerking: er is een uitzondering. Als het inkomen geheel in de eerste schijf valt is de uitspraak wel juist. Stel: de eerste schijf is 30%, dan geldt het antwoord van B (afgezien van het woord vlaktaks). Spaargeld € 120.000Heffingsvrij vermogen € 50.000 -Belastbaar vermogen € 70.000Fictief rendement.Schijf 1: 1,898% van € 50.000 = € 949Schijf 2: 4,501 van (€ 70.000 - € 50.000) = € 900,20Totaal € 1.849,20Belasting in box 3: 31% van € 1.849,20 = 573,25 Opmerking: Vanaf 2027 komt er een nieuw stelsel voor box 3. Dan betalen mensen belasting over het werkelijke rendement op vermogen. Tot die tijd wil het kabinet de belasting op vermogen beter verdelen. Tot het nieuwe stelsel er is, rekent de Belastingdienst met rendementspercentages die dicht bij de echte percentages voor sparen, beleggen en lenen liggen. Deze opgave en de voorbeelden in het boek zijn gebaseerd op de oude situatie die geldt tot en met 2021. Accijns is een indirecte belasting. Accijns is belasting op een product (sigaretten) en gaat via het kopen van dat product naar de belastingdienst.De accijns op een pakje sigaretten is 80% van de verkoopprijs exclusief BTW. De BTW is 21% van de consumentenprijs. De consumentenprijs moet daarom worden gedeeld door 1,21 om de verkoopprijs exclusief btw uit te rekenen. Het bedrag aan accijns is dus € 7 x 1,21 x 80% = € 4,63.Bij onderzoek 1 is er sprake van een daling. De prijs blijft gelijk en de hoeveelheid daalt.Bij onderzoek 2 is er sprake van een stijging. De hoeveelheid daalt procentueel minder dan de prijs stijgt.De tabakssector kan nadeel van zo’n beleid ondervinden, hetgeen invloed kan hebben op de winst en dus de vennootschapsbelasting / op de werkgelegenheid en dus de inkomstenbelasting. De conclusie dat de personen uit de derde inkomensgroep in 2020 een hoger inkomen hebben dan in 2015 is niet juist. De Lorenz curve zegt niets over de absolute hoogte van de inkomens.Zie onderstaande tabel voor het berekenen van de vier overige coördinaten. Huishoudens naar Inkomensklasse Gemiddeld inkomen perhuishoudenGemiddeld inkomen perhuishoudenin procentenIn In procenten van het totaal (cumulatief) Coördinaten (0, 0)1e 20% groep1,8 x € 23.700 = € 42.660 10 10 (20, 10)2e 20% groep1,6 x € 40.050 = € 64.080 15 25 (40, 25)3e 20% groep1,6 x € 53.300 = € 85.280 20 45 (60, 45)4e 20% groep1,5 x € 71.100 = € 106.650 25 70 (80, 70)5e 20% groep1,4 x € 91.400 = € 127.960 30 100 (100, 100)Totaal inkomen€ 426.630Bij de inkomensverdeling over huishoudens vergeleken met de inkomensverdeling over personen is er sprake van nivellering. Dit blijkt uit de figuur doordat de desbetreffende lijn dichter bij de diagonaal loopt.Bij de betaalde inkomensoverdrachten (belastingen + premies volks- en werknemersverzekeringen) is er sprake van een progressieve lastendruk zodat de hogere inkomens er ten opzichte van de lagere inkomens op achteruitgaan. De ontvangen inkomensoverdrachten (sociale uitkeringen + toeslagen) komen vooral terecht bij de lagere inkomens zodat deze er ten opzichte van de hogere inkomens op vooruitgaan. Het belastbaar inkomen is het bruto-inkomen – aftrekposten (hypotheekrente) + eigenwoningforfait = € 76.000 - € 5.500 + € 1.500 = € 72.000.De algemene heffingskorting is € 3.070 – 6,095% x (€ 72.000 - € 22.660) = € 62,73.De arbeidskorting is € 5.052 + 6,510% x (€ 76.000 - € 37.691) = € 7.545,92.Belasting schijf 1: 36,93% x 72.000 = € 26.589,60Algemene heffingskorting € 62,73Arbeidskorting € 7.545,92 +Totale heffingskorting € 7.608,65 -Te betalen belasting € 18.980,95Het gemiddelde belastingtarief is de belasting / bruto-inkomen x 100% is€ 18.980,95 / € 76.000 x 100% = 25% (afgerond).Het marginale belastingtarief is 36,93% (dit is de hoogste schijf waarover Kees belasting betaalt). De dividendbelasting is een voorbeeld van progressieve belasting. Er is sprake van een proportioneel tarief met een vaste vrijstelling. Dit leidt tot een progressief tarief doordat de vrijstelling met het stijgen van het dividendbedrag een steeds kleiner voordeel oplevert of het stijgen van het dividendbedrag tot een stijgend gemiddeld heffingspercentage leidt.Uit de tabel blijkt dat de Gini-coëfficiënt is gestegen. Dit wijst op een grotere scheefheid / relatief grotere inkomenskloof tussen lage en hoge inkomensklassen. De afschaffing van de dividendbelasting zal de scheefheid verder vergroten en dat is volgens de minister van Sociale Zaken ongewenst. Lorenzcurve A is van de inkomensverdeling, Lorenzcurve B is van de vermogensverdeling. De vermogensverdeling is schever verdeeld dan de inkomensverdeling, omdat de huishoudens in de laagste inkomensgroepen een negatief vermogen hebben (en de hogere inkomensgroepen een positief vermogen) hetgeen niet het geval is bij de inkomensverdeling.Percentiel ratio 80/20 van de inkomens = (100% – 45%) / 5% = 11.De 20% rijkste mensen hebben gezamenlijk 11 keer zoveel inkomen als de 20% armste mensen.De verklaring voor beide samenhangen is:huishoudens met een stijgend inkomen meer kunnen gaan sparen.huishoudens met een stijgend vermogen meer inkomen uit vermogen kunnen gaan ontvangen.Het gemiddelde vermogensbedrag per huishouden in de 20%-groep met het hoogste inkomen is het totale vermogensbedrag van de 20%-groep met het hoogste inkomen / het aantal huishoudens van de 20%-groep met het hoogste inkomen.Het totale vermogensbedrag van de 20%-groep met het hoogste inkomen is het totaal aantal huishoudens x het gemiddeld vermogen x het vermogensaandeel van de 20%-groep met het hoogste inkomen (de coördinaat 80 – 20 op lorenzcurve B geeft aan dat 80% van de huishoudens 20% van het vermogen hebben. In dat geval heeft de hoogste 20% huishoudens 80% van het vermogen.Dus: 6.450.000 × € 136.000 × 0,80 = € 701,76 miljard.Het aantal huishoudens van de 20%-groep met het hoogste inkomen is het totaal aantal huishoudens x het aandeel van de 20%-groep met het hoogste inkomen in de totale huishoudens.Dus: 0,20 × 6.450.000 = 1.290.000 huishoudens. Het gemiddelde vermogensbedrag per huishouden in de 20%-groep met het hoogste inkomen is € 701,76 miljard / 1.290.000 = € 544.000.Bij het berekenen vanaf welk vermogen de vermogensbelasting degressief is kan de volgende vergelijking worden opgesteld:Vermogensbelasting percentage x (X – belastingvrij vermogen) = de maximale vermogensbelasting. Waarbij X het antwoord op de vraag is.Dus: 0,005 x (X - € 50.000) = € 4.000.0,005X - € 250 = € 4.000.0,005X = € 4.250.X = € 4.250 / 0,005 = € 850.000. Er kan uit het verloop van de lorenzcurve niet geconcludeerd worden dat de inwoners van beide landen evenveel verdienen. Uit het verloop van de lorenzcurve kan niet de hoogte van de inkomens worden afgeleid, maar alleen de verdeling van de inkomens over de inkomenstrekkers.In Zuid-Afrika is sprake van denivellering tussen 2008 en 2013. In dit land is de Gini-coëfficiënt gestegen, hetgeen betekent dat de inkomensverdeling ongelijker is geworden (= denivellering).Bij een verhoging van de heffingskorting zal de Gini-coëfficiënt van Nederland dalen. Als iedereen € 1.000 krijgt, zal dat voor lagere inkomens een relatief grotere inkomensstijging zijn dan voor hogere inkomens. De inkomensverdeling wordt dan gelijker (= nivellering) en daardoor daalt de Gini-coëfficiënt. In 2005 is in dit land de hoogste/laagste kwintiel verhouding 38,2 : 9,6 = 3,98 : 1. Het verschil tussen hoogste en laagste inkomen is ten opzichte van 1995 in verhouding minder geworden, dus nivellering.Het aantonen van dat in 2005 het totale inkomen € 351 miljard is, gaat op de volgende manier:Het gemiddelde inkomen in de laagste inkomensgroep is € 14.976.Het gemiddeld inkomen van de laagste groep wordt berekend door het totale inkomen van de laagste groep te delen door het aantal personen in de laagste groep.Als wij het totale inkomen van de laagste groep willen weten moeten wij het gemiddelde inkomen van de laagste groep vermenigvuldigen met het aantal personen in de laagste groep (20% van het totaal aantal personen).Dus: € 14.976 x (0,2 x 11,25 miljoen inwoners) = € 33,696 miljard.Het procentuele aandeel van het inkomen van de laagste groep in de totale inkomens is 9,6%.Het totale inkomen is dan € 33,696 miljard / 9,6% x 100 = € 351 miljard.Het aantonen van dat het inkomensaandeel van groep 5 in de arbeidsinkomens kleiner is dan het inkomensaandeel van deze groep in de totale inkomens, gaat op de volgende manier:Het procentuele aandeel van het inkomen van groep 5 in de totale inkomens is 38,2%.Het totale inkomen is € 351 miljard (zie vorige vraag).Het totale inkomen van groep 5 is 0,382 x € 351 miljard = € 134,082 miljard.Het aandeel arbeidsinkomens van groep 5 in procenten van het totale inkomen is 60%.Het arbeidsinkomen van groep 5 is 0,6 x € 134,082 miljard = € 80,4492 miljard.Het inkomensaandeel van groep 5 in de arbeidsinkomens is arbeidsinkomen groep 5 / totaal arbeidsinkomen x 100% = € 80,4492 miljard / € 252,1935 miljard x 100 = 31,9% (is kleiner dan 38,2%).
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.