Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: Wörterliste 1 en 2 en grammatica:
de tweede naamval in de der- en ein-groep
de eerste, derde en vierde naamval in de der- en ein-groep
de toekomende tijd
voegwoorden
Toets Duits
TrabiTour ed. 2.2 FLEX
Online maken
Toets afdrukken
vandaarfabricerenmomenteelde soortvolgensde uitbraakhet alledaagse levenhet belanghet decenniumaantrekkelijk vindenvoorspellenechterde stijgingproducerende stoommachine der Abfalljedochder Schauspielerder Wunschbequemgewissenhaftdie Gemeinschaftdas Hochhausder Kundeder Forscherdie Erderiesigdie Armutunterirdischdie Vergangenheit Zodra een van de volgende voorzetsels direct vóór het te vervoegen woord staat, volgt direct de 2e naamval: während, innerhalb, einschließlich, trotz, wegen, außerhalb, ausschließlich, infolge 1e naamval: onderwerp 2e naamval: bijvoeglijke bepaling van bezit 3e naamval: meewerkend voorwerp 4e naamval: lijdend voorwerp De 0-Gruppe zijn uitgangen van bijvoeglijke naamwoorden, waarbij géén woord uit de der- of ein-Gruppe voor staat. Denk hierbij aan zinnen als: “Ik heb kleine voeten.” Bovenstaande zin mét een woord uit de der- of ein-Gruppe zou er als volgt uitzien: “Ik heb de kleine voeten.” Dit is een ongewoonlijke zin, dus in sommige gevallen is het noodzakelijk om de nul-Gruppe te gebruiken. Om bijvoeglijke naamwoorden in de nul-Gruppe te vormen, gebruik je de uitgangen van de der-Gruppe.Voorbeeld eerste naamval mannelijk:Heißer Tee schmeckt mir am besten.Voorbeeld derde naamval vrouwelijk:Ich habe das mit (+3) roter Farbe gemalt. Er zijn drie situaties, waarin de uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord achter een woord van de der- of ein-Gruppe niet overeenkomt. Deze situaties zijn:1. eerste naamval mannelijk2. eerste naamval onzijdig3. vierde naamval onzijdigBovenstaande situaties worden hieronder toegelicht met voorbeelden.Voorbeeld eerste naamval mannelijk:Der-Gruppe: Dieser alte Mann ist mein Opa. [Deze oude man is mijn opa.]Ein-Gruppe: Ein alter Mann ist ein Opa. [Een oude man is een opa.]Je ziet hierboven dat het bijvoeglijk naamwoord in de eerste naamval mannelijk achter een woord uit de der-Gruppe eindigt op een -e.Staat het bijvoeglijk naamwoord in de eerste naamval mannelijk achter een woord uit de ein-Gruppe, eindigt het op -er.Dat komt, omdat het woord uit de ein-Gruppe in de eerste naamval mannelijk géén uitgang heeft. Deze uitgang plak je dus achter het bijvoeglijk naamwoord. Dit geldt ook voor de eerste en vierde naamval onzijdig, dit zie je in de voorbeelden hieronder.Voorbeeld eerste naamval onzijdig:Der-Gruppe: Dieses kleine Kind ist süß. [Dit kleine kind is schattig.]Ein-Gruppe: Ein kleines Kind ist süß. [Een klein kind is schattig.]Voorbeeld vierde naamval onzijdig:Der-Gruppe: Ich sehe das kleine Kind. [Ik zie het kleine kind.]Ein-Gruppe: Ich sehe ein kleines Kind. [Ik zie een klein kind.]Tip: let dus op, dat wanneer je de eerste naamval mannelijk of onzijdig, óf de vierde naamval onzijdig moet invullen, dat je altijd moet controleren of er een woord uit de der- of ein-Gruppe voor staat. In alle andere gevallen, komen de uitgangen met elkaar overeen. Wanneer het keuzevoorzetsel een plaats/tijd (stilstand) aangeeft, volgt de 3e naamval.Voorbeeld: Das Bild hängt an der Wand [v]. [de foto hangt aan de muur]Het voorzetsel “an” geeft hier een plaats aan. Waar hangt het schilderij?Aan de muur. Daarom volgt hier de 3e naamval.Geeft het keuzevoorzetsel een beweging aan, volgt de 4e naamval.Voorbeeld: Ich hänge das Bild in die Wand [v]. [ik hang de foto aan de muur]Hier geeft het voorzetsel “an” een beweging aan, omdat ik het schilderij aan het ophangen ben. Er wordt een handeling uitgevoerd en daarom volgt hier de 4e naamval.Wanneer het keuzevoorzetsel géén plaats/tijd (stilstand) en géén beweging aangeeft, volgt de 7/2-regel. Dat wil zeggen, dat na de keuzevoorzetsels “auf” en “über” de 4e naamval volgt en na de rest de 3e naamval.- Voorbeeld: Ich warte auf den Bus [m]. [ik wacht op de bus]In bovenstaande zin wordt niet aangegeven wáár (plaats/stilstand) ik wacht en er wordt ook geen beweging aangegeven. Daarom volgt de 4e naamval.- Voorbeeld: Ich warte auf dem Sofa [o]. [ik wacht op de bank]In tegenstelling tot de zin met de bus, wordt in dit voorbeeld wél een plaats (stilstand) aangegeven. Ik zit namelijk op de bank, daarom volgt hier de 3e naamval. een voorspelling doen: du hast gut gelernt, du wirst bestimmt eine gute Note bekommen.een plan/intentie benoemen: ich werde morgen für die Prüfung lernen.een belofte doen: das werde ich nie wieder machen!een vermoeden uitspreken: er wird wohl viel zu tun haben. Een voegwoord (zoals de naam al zegt), verbindt verschillende zinnen of woorden met elkaar. Het geeft dus een verband aan. Voorbeeld voegwoord “dass”:Ich weiß, dass du heute keine Zeit hast.Een betrekkelijk voornaamwoord slaat terug (heeft betrekking op) een eerder genoemd zelfstandig naamwoord. Voorbeeld betrekkelijk voornaamwoord “das”:Das Buch, das ich letzte Woche gelesen habe, war langweilig.In bovenstaande zin slaat de onderstreepte “das” op “das Buch”.[Het boek, dat ik vorige week heb gelezen, was saai.]In het Nederlands doen wij het op dezelfde manier, alleen maakt het niet zoveel uit, omdat “dat” in beide gevallen gelijk wordt geschreven. das frische: dit is het onderwerp van de zin, daarom gebruik je hier de 1e naamval.des neuen Schwimmbades: aan de ‘van’ tussen de haakjes kun je al zien dat dit de bijvoeglijke bepaling van bezit is, hierdoor gebruik je de 2e naamval.welches: dit is het onderwerp van de zin, daarom gebruik je hier de 1e naamval.dem / am: hier staat het keuzevoorzetsel ‘an’, dus kun je kiezen tussen de 3e en 4e naamval. Gezien het in deze zin om een plaats gaat, gebruik je hier de 3e naamval.des langen Satzes: aan de ‘van’ tussen de haakjes kun je al zien dat dit de bijvoeglijke bepaling van bezit is, hierdoor gebruik je de 2e naamval.die helle: dit is het onderwerp van de zin, daarom gebruik je hier de 1e naamval.der Sonne: aan de ‘van’ tussen de haakjes kun je al zien dat dit de bijvoeglijke bepaling van bezit is, hierdoor gebruik je de 2e naamval.meine blauen: hier staat het keuzevoorzetsel ‘in’, dus kun je kiezen tussen de 3e en 4e naamval. Gezien het in deze zin om een beweging gaat, gebruik je hier de 4e naamval.dem alten: hier staat het keuzevoorzetsel ‘auf’, dus kun je kiezen tussen de 3e en 4e naamval. Gezien het in deze zin om een plaats gaat, gebruik je hier de 3e naamval.meiner: aan de ‘van’ tussen de haakjes kun je al zien dat dit de bijvoeglijke bepaling van bezit is, hierdoor gebruik je de 2e naamval.ein altes: dit is het lijdend voorwerp van de zin, daarom gebruik je hier 4e naamval.meiner: aan de ‘van’ tussen de haakjes kun je al zien dat dit de bijvoeglijke bepaling van bezit is, hierdoor gebruik je de 2e naamval.das neue: dit is het onderwerp van de zin, daarom gebruik je hier de 1e naamval.eurer: aan de ‘van’ tussen de haakjes kun je al zien dat dit de bijvoeglijke bepaling van bezit is, hierdoor gebruik je de 2e naamval.unsere alte: dit is het lijdend voorwerp van de zin, daarom gebruik je hier 4e naamval. Die Polizei wird den Diebstahl ermitteln.Die Täter werden die Diamanten stehlen.Der Zeuge wird von dem Überfall berichten.Sie wird frisches Obst auf dem Markt kaufen.Ich werde diesen Quatsch nie wieder machen!Wir werden mit dem Zug nach Berlin fahren.Nächstes Jahr werde ich jeden Tag Sport machen. wannToelichting: het gaat hier om een tijd, daarom gebruik je “wann”damalsToelichting: het woord ‘toen’ valt hier in de betekenis van ‘vroeger’, daarom gebruik je hier “damals”oderToelichting: het gaat hier om een keuze, daarom gebruik je hier “oder”obToelichting: er is hier geen sprake van een keuze, daarom gebruik je hier “ob”sonstToelichting: het woord ‘anders’ geeft hier aan dat er ‘in een ander geval’ iets gebeurt. Daarom gebruik je hier “sonst”weilToelichting: de letterlijke vertaling van ‘omdat’ is “weil”.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.