Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: de oude Grieken, de Romeinen, verschillende bestuursvormen als monarchie, tirannie, democratie, aristocratie, de Griekse stadstaat en het Romeinse keizerrijk. Achter de opgave staat steeds tussen haakjes bij welke paragraaf deze hoort.
Toets Geschiedenis
Forum
Online maken
Toets afdrukken
Het gebied binnen grenzen waarover een regering de macht heeft. Soms wordt het woord ‘staat’ ook gebruikt voor de regering zelf, bijvoorbeeld als iemand in dienst is van de staat (§2A). Grieks woord voor stadstaat (§2B). Een land is onafhankelijk als het zichzelf bestuurt zonder invloed of macht van anderen (§2A).Vermogen om anderen te laten doen wat jij wilt, ook als ze dat uit zichzelf niet willen (§2A).Leidinggeven aan een land of een bedrijf; aanwijzingen geven voor hoe dingen moeten worden gedaan (§2A).De hoogste vorst van een groot rijk, bijvoorbeeld het Romeinse of Chinese Rijk. Binnen Europa ook: hoogste vorst onder de vorsten van Europa die zich beschouwde als opvolger van de Romeinse keizers (§2B).Blijven bij iemand voor wie je hebt gekozen en hem of haar goed helpen (§2B).Een staat zonder koning of andere vorst. Bij de Romeinen was de republiek ‘iets van iedereen’, dat wil zeggen: een staat van en voor de burgers (§2B). Werkwijze:Het boek richt zich erg op de verschillende bestuursvormen die gepaard gaan met de opkomst van de oude Grieken. Bij deze vraag wordt van je verwacht een aantal van deze in detail te reproduceren.Antwoord: Monarchie. In een monarchie wordt de macht uitgeoefend door één persoon, meestal een koning of vorst (§2A).Aristocratie. In een aristocratie wordt de macht uitgeoefend door een kleine, bevoorrechte klasse van edelen of aristocraten (§2A).Democratie. In een democratie wordt de macht uitgeoefend door de burgers van de stadstaat. Elke vrije man heeft het recht om deel te nemen aan de volksvergadering waar belangrijke beslissingen worden genomen. In Athene, bijvoorbeeld, konden alle burgers stemmen over wetten en beleid in de volksvergadering (§2A).Athene is een stadstaat die alle bovengenoemde bestuursvormen heeft gehad (§2A). Werkwijze:Bij een chronologie-vraag is het handig om eerst alle jaartallen te noteren die je al weet. Dit zorgt voor orde in je hoofd en misschien kun je een moeilijke gebeurtenis vervolgens tussen twee al bekende jaartallen plaatsen.Merk je dat je moeite hebt met het beantwoorden van chronologie-vragen op je toetsen? Maak nadat je de stof hebt geleerd een tijdbalk en noteer daarop de belangrijkste gebeurtenissen die je hebt geleerd.Antwoord: De juiste chronologische volgorde is: B-G-E-D-F-A-CToelichting: B. Kleisthenes voert de democratie in Athene in (570–507 v.Chr.) (§2A).G. De stichting van Rome (ca. 750 v.Chr.) (§2B).E. De verdrijving van de laatste koning van Rome en het begin van de Romeinse Republiek (ca. 500 v.Chr.) (§2B).D. De Atheense democratie onder Perikles (495–429 v.Chr.) (§2A).F. De verovering van de Griekse stadstaten door de Romeinen (146 v.Chr.) (§2A).A. De moord op Julius Caesar (44 v.Chr.) (§2B).C. Augustus wordt de eerste Romeinse keizer (27 v.Chr.) (§2B). Werkwijze:Vraag 4 doet beroep op je vermogen om historisch te redeneren door te verklaren hoe geofysische omstandigheden invloed hebben gehad op de verschillen in ontwikkeling van twee beschavingen uit de oudheid.Probeer je aan te wennen om een deel van de vragen te herhalen in je antwoord.Antwoord: Het verschil in politieke organisatie tussen Egypte en Griekenland kan worden verklaard door het landschap, omdat Egypte's vlakke en vruchtbare terrein langs de Nijl leidde tot behoefte aan een gecentraliseerd bestuur onder één farao. De farao kon vervolgens ook makkelijker omliggend gebied veroveren. Griekenlands ruige landschap resulteerde in geïsoleerde gemeenschappen met verschillende politieke systemen in elke stadstaat, die vaak ook hun onafhankelijkheid konden bewaren. Werkwijze:Probeer tussen 3 begrippen een setje te maken en na te gaan wat deze begrippen met elkaar te maken hebben. Zo valt er eentje buiten de boot. In je uitleg benoem je waarom de 3 goed bij elkaar passen en waarom het overige begrip hier minder goed bij past. Bij een vraag als deze is een goede argumentatie minimaal even belangrijk als het juiste woord kiezen. Soms kun je een ander antwoord hebben dan de docent van tevoren had bedacht, maar met een goede uitleg een punt verdienen!Antwoord: Stadstaat, polis en vorst passen goed bij elkaar. Ze hebben direct betrekking op de bestuurlijke en politieke organisatie van de Griekse stadstaten. Een kolonie is een nederzetting die door een stadstaat werd gesticht en gaat dus niet om bestuur.Of: Vorst hoort er niet bij omdat de andere drie vestigingsplekken van de oude Grieken zijn.Koning, tiran en alleenheerser passen bij elkaar. Het zijn individuen met macht. Een volksvergadering is een groep burgers die samen beslissen.Senator, politicus en Augustus zijn personen in de politiek. De Republiek is een bestuursvorm, geen persoon.Of: Senator, republiek en politicus horen bij de Romeinse republiek. Augustus hoort bij het keizerrijk. De Romeinse republiek was niet echt democratisch omdat stemrechten beperkt waren tot bepaalde mannelijke burgers en de rijkere klassen meer invloed hadden. Bovendien hadden de elite en aristocraten de meeste politieke macht (senaat), waardoor gewone burgers weinig zeggenschap hadden. Werkwijze:Lees de vraag zorgvuldig, zorg ervoor dat je precies begrijpt wat er gevraagd wordt: een vergelijking van de vormen van democratie tussen de Atheners en wij.De informatie is afkomstig uit deel §1A. Hierin wordt kort vermeld hoe het bestuur van Mesopotamië eruitzag. Egypte is in Jaar 2 uitgebreid behandeld.Antwoord: In Athene stemden burgers zelf over wetten. In moderne democratieën kiezen burgers vertegenwoordigers die dit voor hen doen. De Atheners zouden dit niet democratisch vinden.OFIn moderne democratieën lijkt macht soms te liggen bij een bevoorrechte elite, die het volk misschien niet altijd vertegenwoordigt.Vanuit modern perspectief kun je kritiek hebben op de Atheense democratie omdat vrouwen, slaven en niet-Atheners niet mee mochten doen (§2A). Werkwijze:Bekijk eerst welke onderdelen uit de bron je herkent. Zonder te denken aan antwoorden, welke beeldelementen springen er uit?Bedenk vervolgens welke begrip(pen) je kan koppelen aan de beeldelementen die je hebt genoteerd.Antwoord: Ostracisme of scherfgericht. Op de afbeelding zie je namelijk een scherf waarin een naam is gekrast. Dit was de manier waarop Atheense burgers werden weggestemd uit de stad, als zij te machtig leken te worden. Werkwijze:Bij deze vraag wordt er van je gevraagd om het juiste politieke begrip te koppelen aan de beschrijving in de tekst. De tekst bevat ook een aantal moeilijke woorden.Je kunt het beste noteren welke bestuursvormen je al kent, om vervolgens zoekend door de tekst te gaan en te kijken welke kenmerken hiervan je terug ziet komen.Antwoord: Monarchie. Het eerste stukje van de tekst gaat twee koningen, Aristocratie. Een raad van 28 vooraanstaande mannen heeft veel weg van aristocraten. Democratie. Er staan er de begrippen volksvergadering en controlerende taak in de tekst, typisch voor een democratie. Werkwijze:Bij vraag 10 wordt er van je gevraagd om een gebeurtenis te koppelen aan de beschrijving in de tekst. Bij het zien van een steekpartij bij de Romeinen denk je al snel aan de juiste gebeurtenis.vraag b. vraagt om meer diepgang. Hoewel Caesar niet officieel de eerste keizer is geworden, heeft zijn machtsovername en de daaropvolgende moord wel de basis gelegd voor het ontstaan van een nieuwe Romeinse bestuursvorm.Antwoord: De gebeurtenis die is afgebeeld op de bron is de moord op Julius Caesar. De moord op Julius Caesar leidde tot het einde van de Romeinse Republiek en het begin van het Romeinse Keizerrijk. Na zijn dood ontstond er een machtsstrijd die uiteindelijk resulteerde in de opkomst van Augustus als de eerste keizer van Rome, waardoor de bestuursvorm veranderde van een republiek naar een (autocratisch) keizerrijk.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.