Nieuw Nederlands 7e ed/FLEX
- Cursus 5 - Grammatica
oefentoetsen & antwoorden
7e editie
Klas 2|Vwo
Deze oefentoets bestaat uit twee delen.
Deel A behandelt zinsdelen: gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden, voorzetselvoorwerp, zinsdeelstukken, samengestelde zin, zinsdeelzinnen, bijvoeglijke bijzin.
Deel B behandelt woordsoorten: wederkerig en wederkerend voornaamwoord, aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord, telwoord, voegwoord, zelfstandig werkwoord, koppel- en hulpwerkwoord in samengestelde zinnen, betrekkelijk voornaamwoord.
Toets Nederlands
Nieuw Nederlands 7e ed/FLEX
Online maken
Toets afdrukken
Juist. Zie onderstaand voorbeeld waarbij we ‘haar zusje’ hebben toegevoegd aan de zin om het duidelijk te maken. Bij het vermenigvuldigen vergiste Jojanneke haar zusje vaak. Hoe kan Jojanneke haar zusje vergissen bij het vermenigvuldigen? Dit is grammaticaal niet juist. Je kunt hier geen andere persoon invullen. De bewering is onjuist. Toelichting: Een enkelvoudige zin heeft maar één persoonsvorm. Na het eten hebben wij onze gasten een aantal heerlijke toetjes geserveerd.Pv = hebben (maak een vraagzin en je ziet dat dit woord vooraan staat en dus de pv is.)Ow = wij (Stel de vraag wie/wat + pv) Antwoord = wij, dus is wij het ow)Wg = hebben geserveerd (alle werkwoorden uit de zin)Ng = - Lv = een aantal heerlijke toetjes (Stel de vraag wie/wat + gezegde + onderwerp)Mv = onze gasten (Stel de vraag aan wie/ voor wie + wg. Antwoord = onze gasten, dus dat is het mv)Bwb = na het eten (Na het eten geeft antwoord op de vraag wanneer. Dit is altijd een bwb)Onze leraar economie hebben wij gisteren enkele leuke moppen verteld.Pv = hebben (maak een vraagzin en je ziet dat dit woord vooraan staat en dus de pv is.)Ow = wij (Stel de vraag wie/wat + pv) Antwoord = wij, dus is wij het ow)Wg = hebben verteld (alle werkwoorden uit de zin)Ng = - Lv = enkele leuke moppen (Stel de vraag wie/wat + gezegde + onderwerp. Antwoord = een aantal leuke moppen, dus dat is het lv)Mv = onze leraar economie (Stel de vraag aan wie/ voor wie + wg. Antwoord = onze leraar economie, dus dat is het mv)Bwb = gisteren (Gisteren geeft antwoord op de vraag wanneer. Dit is altijd een bwb)Koning Willem Alexander is sinds 2002 gehuwd.Pv = is (Maak er een vraagzin van. Werkwoord komt vooraan te staan, dus de pv.)Ow = Koning Willem-Alexander (Stel de vraag wie+wg. Wie is? Antwoord = Koning Willem Alexander)Wg = --Ng = is gehuwd (Koppelwerkwoord -> is. Stel de vraag wat + koppelwerkwoord + ow. Wat is Koning Willem Alexander? Antwoord = gehuwd. Bekijk dan nog of dit een kenmerk of eigenschap is van koning Willem-Alexander. Ja? -> ng)Lv = --Mv = --Bwb = sinds 2002 (bepaling van tijd is altijd een bwb)Het dromerige, lieve meisje gaat morgen hardlopen.Pv = gaat (maak een vraagzin en je ziet dat dit woord vooraan staat en dus de pv is.)Ow = het dromerige, lieve meisje (Stel de vraag wie/wat + pv) Antwoord = het dromerige, lieve meisje, dus is wij het ow) Tip: alles voor de pv is één zinsdeel.Wg = gaat hardlopen (alle werkwoorden uit de zin en in dit geval ook een scheidbaar deel van het werkwoord)Ng = - Lv = -Mv = -Bwb = morgen (Morgen geeft antwoord op de vraag wanneer. Dit is altijd een bwb)Zij was gisteren enorm bedroefd.Pv = Was (Maak er een vraagzin van. Was komt vooraan het staan en is een werkwoord, dus de pv.)Ow = Zij (Stel de vraag wie + gezegde. Wie was enorm bedroefd? Antwoord = zij.)Wg = --Ng = Was enorm bedroefd (Koppelwerkwoord -> was. Stel de vraag wat + was + zij. Wat was zij? Antwoord = enorm bedroefd. Bekijk dan nog of dit een kenmerk of eigenschap is van ‘zij’. Ja?-> ng).Lv = --Mv = --Bwb = Gisteren (tijdsbepalingen zijn altijd bwb.)Heb jij haar een boek gegeven tijdens jouw wandeling in het park?Pv = Heb (De zin is al een vraagzin. Het eerste werkwoord uit de zin is dan de pv. In dit geval dus: heb.)Ow = jij (Stel de vraag wie + gezegde. Wie heb/heeft? Antwoord = jij.)Wg = heb gegeven (alle werkwoorden uit de zin)Ng = -- Lv = een boek (Wat + pv + onderwerp? → Wat heb jij gegeven? → een boekMv = haar (Aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp + eventueel lv? = Aan wie heb jij een boek gegeven? → haar)Bwb = tijdens jouw wandeling + in het park (tijdsaanduidingen en plaatsaanduidingen zijn altijd bwb) De topsporter tracht het record tijdens de Olympische Spelen te verbeteren.Sjoerd bakt een taart en Karin versiert de kamer met ballonnen. OF: Karin bakt een taart en Sjoerd versiert de kamer met ballonnen.Het flatgebouw dreigt te verzakken omdat de fundering indertijd niet deugdelijk is aangebracht. - Zin a heeft geen voegwoord. Het is een zin met een persoonsvorm en onderwerp. - Zin b bestaat uit twee hoofdzinnen, verbonden door het nevenschikkend voegwoord. Zin c bestaat uit een hoofd- en bijzin, verbonden door het onderschikkend voegwoord omdat. In beide zinnen staan de pv en het onderwerp naast elkaar en de pv staat op de tweede plaats. Je kunt het voegwoord weglaten. Er ontstaan dan twee goedlopende zinnen.De hoofdzin is: Het flatgebouw dreigt in te verzakken. De pv staat op de tweede plaats naast het onderwerp. Je kunt er niets tussen zetten. Als je het voegwoord omdat weglaat, ontstaat er een niet goedlopende zin. In de bijzin staat het onderwerp (de fundering) niet naast de pv (is). Deze staat achteraan in de zin. Tussen de pv en het onderwerp staan meerdere woorden. die in Eindhoven woontéén van de mooiste steden van Italiëéén van de leukste dobbelspellen van dit moment Hij denkt vaak aan zijn familie.Onderwerp (O): HijWerkwoordelijk gezegde (WG): denktBijwoordelijke bepaling (BWB): vaakVoorzetselvoorwerp (VV): aan zijn familieWij wachten op het antwoord van de docent.Onderwerp (O): WijWerkwoordelijk gezegde (WG): wachtenBijwoordelijke bepaling (BWB): Voorzetselvoorwerp (VV): op het antwoord van de docentDe kinderen verheugen zich op het schoolreisje.Onderwerp (O): De kinderenWerkwoordelijk gezegde (WG): verheugen zichBijwoordelijke bepaling (BWB): --Voorzetselvoorwerp (VV): op het schoolreisjeToelichting: Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden die bijna altijd hetzelfde voorzetsel bij zich hebben: rekenen op, twijfelen aan, uitzien naar. In zinnen met zulke werkwoorden heet het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel, het voorzetselvoorwerp. Leertip: Je kunt een voorzetselvoorwerp vaak vervangen door een zin met ‘er + voorzetsel’: eraan, erop, ervoor. Hoofdzin Bijzin Hoofdzin Bijzin Hoofdzin Hoofdzin Hoofdzin Hoofdzin Bijzin Hoofdzin ZinBijvoeglijke bijzinZegt iets over zn of vnw?1die al maanden over datum iszn2die gisteren mijn auto vernieldevnw3die geen hoogtevrees hebben.vnw4die we vorige week gehuurd haddenzn5dat we vorige week organiseerdeznLeertip: je herkent een bijvoeglijke bijzin vaak aan het woord ‘die’, ‘dat’, ‘van wie’ of wat. grote → poortmetalen → poortvan 3,5 meter → breedtemat zwarte → autoperfecte → trouwautoToelichting: De bijvoeglijke bepaling noemt een bijzonderheid, een kenmerk of een eigenschap van een zelfstandig naamwoord in een zinsdeel. De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan. Als de bijvoeglijke bepaling achter het zelfstandig naamwoord staat, begint hij met een voorzetsel. Ik heb mijn pen graag in mijn zak.Ik = pers. Vnw. (Persoonlijke voornaamwoorden noemen (meestal) personen zonder ze bij naam te noemen. Ze staan ook weleens in plaats van een dier of ding in de zin.)Mijn = bez. Vnw. (de pen is mijn bezit)Mijn = bez. Vnw. (de zak is mijn bezit)Wij schudden elkaar de handWij = pers.vnw. (Persoonlijke voornaamwoorden noemen (meestal) personen zonder ze bij naam te noemen. Ze staan ook weleens in plaats van een dier of ding in de zin.)Elkaar = wedig. Vnw. (Het wederkerig voornaamwoord is elkaar en vormen van elkaar zoals: mekaar en elkander. Wederkerige vnw. verwijzen naar meer personen.)Zij heeft zich erg vergist in hem.Zij = pers.vnw. (Persoonlijke voornaamwoorden noemen (meestal) personen zonder ze bij naam te noemen. Ze staan ook weleens in plaats van een dier of ding in de zin.)Zich = wed.vnw. (Het wederkerend voornaamwoord komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord. Voorbeelden van wederkerende werkwoorden: zich schamen, zich ergeren, zich vergissen.)Hem = pers. Vnw. (Persoonlijke voornaamwoorden noemen (meestal) personen zonder ze bij naam te noemen. Ze staan ook weleens in plaats van een dier of ding in de zin.)Toelichting: Het wederkerend voornaamwoord (wederkerend vnw) komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord. Voorbeelden van wederkerende werkwoorden zijn: zich aanpassen, zich verzetten, zich vergissen.Voorbeeld: Jij verzet je tegen de verandering.‘Je’ verwijst naar jij. Je kunt alleen jezelf verzetten tegen iets of iemand.Het wederkerend voornaamwoord verwijst terug naar de persoon die het onderwerp is. Verander je het onderwerp in een zin met een wederkerend werkwoord, dan verandert ook het wederkerend voornaamwoord.Jij verzet je tegen de veranderingWij verzetten ons tegen de verandering Dat = betr. VnwWie = betr. M.i.a. (Je kunt ‘wie’ vervangen door ‘degene die’)Wat = betr. M.i.a. (je kunt ‘wat’ vervangen door ‘datgene wat’)Die = betr. Vnw Heeft = hww, gevoerd = zwwheeft= hww, willen = hww, worden = kwwStallen = zww, hebben= hww, verrast =zwwIs = hww, geworden = kwwLijkt = kww, voorkomen = zww, had =hww, kunnen = hww, worden = hww.Toelichting: Om de volgorde van belangrijkheid te bepalen kun je de VIP-methode gebruiken: Staat er een voltooid deelwoord in de zin, dan is dit altijd een zww. Staat er geen voltooid deelwoord in de zin, dan is het infinitief (hele werkwoord) het zww. Staat er alleen een persoonsvorm in de zin, dan is dit het zww. Zinpsvnwaanwijzend vnwbzvnwvragend vnwMijn grootouders houden veel van elkaar en ik houd ook van hen.ik, henmijnIk vind deze pasta niet lekker. ikdezeWelke bus brengt me naar het station?mewelkeHeb je gezien hoe hij zich gedraagt?je, hijHij heeft net zulke mooie krullen als zijn moeder.hijzulke zijnWie kan mij vertellen waar de dichtstbijzijnde bakker is?mijwieHij heeft mij zijn nieuwste mobieltje laten zien.hij, mijzijnKun je me vertellen wat voor een taart de chef bakt?je, mijwat voor een Dat vind ik erg leuk!ikdatToelichting:Woorden zoals: hoe, waar, wanneer, waardoor, waarom, waarmee zijn geen vragende voornaamwoorden. Het zijn bijwoorden. Iemand = onbep. Vnw, wie = vr.vnw, iets = onbep.vnw.Wat = onbep.vnwWelk = vr.vnw, die = aanw.vnw.ToelichtingAanwijzende vnwWijst meestal een mens, een dier of een ding aan: die vrouw, dat hondjekan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar het kan ook alleen staan: Deze leren rugtas is stoerder dan die stoffen (rugtas).Kan ook terugwijzen naar een hele zin: We gaan morgen een dagje naar het strand. Ik vind dat altijd weer heel erg leuk. deze, die, dit, dat zulk(e), zo’n, dergelijk(e), zelf, dezelfde, hetzelfdeVragend vnw.Staat aan het begin van een vraag of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag: Wie heb je vorige week op bij de bioscoop gesproken? Karlijn vroeg wie ik vorige week bij de bioscoop gesproken heb?wie, wat welk(e) wat voor (een)Onbepaald vnw.Het duidt een persoon of een zaak aan , maar zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt: Er was gisteren iemand op tv die alles wist.niets (zo)iets, alles, het, wat, iemand, niemand, iedereen, men, ene, (een) zekere, een of ander(e), ieder(e), menig(e), menigeenLastig geval: JeHet woord je is onbepaald vnw als het men betekent: In Nederlands heb je (=men) mooi pech met die natte zomers.Lastig geval: hetHet woord het is een onbep. vnw. als het niet naar één of meer andere woorden verwijst, maar tijd, weersomstandigheden of sfeer aangeeft: Het regent hier altijdLastig geval: watHet woord wat is onbep. vnw. als het iets betekent: Maar goed, binnen is het dan knus en er is altijd wel wat (- iets) op tv. Drie = bepaald hoofdtelwoord Veel = onbepaald hoofdtelwoordVierde = bepaald rangtelwoordEnkele = onbepaald hoofdtelwoord Als = onderschikkend voegwoordHet gras is groener = hoofdzinHet geregend heeft = bijzinOmdat = onderschikkend voegwoordVochtig gras gezonder is dan droog gras = bijzinDat = onderschikkend voegwoordEr is een kleine kans = hoofdzinJe morgen naar de training mag = bijzinAls = onderschikkend voegwoordJe zo brutaal blijft = bijzinWanneer = onderschikkend voegwoordJe het even allemaal niet meer ziet zitten = bijzinKun je altijd advies vragen aan mij = hoofdzinWant = nevenschikkend voegwoordIk help je graag = hoofdzinLeertip: In een hoofdzin staat de persoonsvorm helemaal vooraan of direct na het eerste zinsdeel. In een bijzin staat de persoonsvorm niet vooraan, maar juist achteraan (helemaal achteraan of als een van de laatste woorden).
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.