Deze oefentoets behandelt o.a de volgende onderwerpen:
De Gouden Eeuw, het absolutisme, de Nederlandse Republiek als statenbond, het bestuur door regenten, macht van de Provinciale Staten en de Staten-Generaal, de rol van de stadhouder,
de partijstrijd tussen staatsgezinden en prinsgezinden, Filips II, de opkomst van Lodewijk XIV en het absolutisme in Frankrijk, en de verschillen tussen de politieke systemen van Nederland en andere Europese landen.
Toets Geschiedenis
Forum
Online maken
Toets afdrukken
Republiek: Een staat zonder koning of andere vorst. Bij de Romeinen was de republiek ‘iets van iedereen’, dat wil zeggen: een staat van en voor de burgers.Statenbond: Een verbond van zelfstandige staten die samenwerken voor gemeenschappelijke doelen, maar hun eigen autonomie behouden.Raadpensionaris: Hoogste bestuurder namens de Staten van Holland en daarmee ook de belangrijkste politieke leider in de Nederlandse Republiek.Stadhouder: Plaatsvervanger van de koning in een gewest. In de Nederlandse Republiek een hoge ambtenaar van alle gewesten, zoals de opperbevelhebber van het leger en de vloot.Absolutisme: Regering door een koning die alleen de macht heeft zonder zich iets van iemand te hoeven aantrekken.Provinciale Staten: Het bestuur van een provincie in de Nederlandse Republiek, bestaande uit vertegenwoordigers van steden en adel.Prinsgezind: Aanhanger van de stadhouder en het Huis van Oranje in de partijstrijd binnen de Republiek.Staatsgezind: Aanhanger van de raadpensionaris en de regenten, die vonden dat er geen stadhouder nodig was in tijden van vrede. Werkwijze:Het begrip democratie is in dit leerjaar uitgebreid aan bod gekomen, dit hoofdstuk willen we juist ingaan op bestuursvormen die niet democratisch zijn.Het is aan jou om de feitelijke kennis uit je boek te kunnen reproduceren, maar ook te kunnen koppelen aan de nieuwe gebeurtenissen waar je over leert.Antwoord: De Nederlandse Republiek was geen democratie omdat niet iedereen mocht meebeslissen. Alleen rijke burgers en regenten hadden de macht. Er waren geen verkiezingen, en de regenten bleven hun hele leven in functie. Ze benoemden hun opvolgers uit hun eigen kring.Het bestuur van de Republiek kan beter worden omschreven als een aristocratie, waarbij een kleine groep machtige families het land bestuurde. Werkwijze:Bij een chronologie-vraag is het handig om eerst alle jaartallen te noteren die je al weet. Dit zorgt voor orde in je hoofd en misschien kun je een moeilijke gebeurtenis vervolgens tussen twee al bekende jaartallen plaatsen.Merk je dat je moeite hebt met het beantwoorden van chronologie-vragen op je toetsen? Maak nadat je de stof hebt geleerd een tijdbalk en noteer daarop de belangrijkste gebeurtenissen die je hebt geleerd.Antwoord: De juiste chronologische volgorde is:f, a, b, c, d, eDe juiste chronologische volgorde is:De Nederlanders zetten koning Filips II af (1582)Oprichting van de VOC (1602)Het proces tegen Galileo Galilei (1637)Lodewijk XIV maakt een eind aan de opstand van de Franse edelen (1653)Johan de Witt wordt vermoord door een woedende menigte (1672)Willem III wordt stadhouder en redt de Republiek uit de aanval van Frankrijk en Engeland (1672-1702) Werkwijze:Vraag 4 vraagt je om historische vaardigheden te beheersen. In het bijzonder moet je het motto van de Nederlandse republiek kunnen analyseren en koppelen aan de stof die je in B6 hebt geleerd.Probeer je aan te wennen om een deel van de vragen te herhalen in je antwoord. Probeer het antwoord te formuleren als: Het motto "Door eendracht worden kleine dingen groot" past goed bij de politiek van de Nederlandse Republiek omdat..Antwoord: Het motto "Door eendracht worden kleine dingen groot" past goed bij de politiek van de Nederlandse Republiek, omdat de provincies zelf veel keuzes mochten maken, maar voor belangrijke zaken samenwerkten. De zeven provincies werkten samen in de Staten-Generaal, wat hen sterker maakte dan wanneer ze alleen zouden handelen. Dit gold vooral bij buitenlandse politiek.Er goed leiderschap was van Holland: Holland was de rijkste provincie en leidde vaak de andere provincies, wat ervoor zorgde dat ze als eenheid sterker waren. Werkwijze:Probeer tussen 3 begrippen een setje te maken en na te gaan wat deze begrippen met elkaar te maken hebben. Zo valt er eentje buiten de boot. In je uitleg benoem je waarom de 3 goed bij elkaar passen en waarom het overige begrip hier minder goed bij past. Bij een vraag als deze is een goede argumentatie minimaal even belangrijk als het juiste woord kiezen. Soms kun je een ander antwoord hebben dan de docent van tevoren had bedacht, maar met een goede uitleg een punt verdienen!Voorbeeld van een goed antwoord:Vorst hoort er niet bij. Een vorst is een koning of heerser met alle macht, terwijl de andere drie posities verbonden zijn aan het bestuur van de Nederlandse Republiek, waar geen koning of vorst was.Frankrijk hoort er niet bij. Willem van Oranje, Frederik Hendrik, en Staatsgezind zijn allemaal verbonden aan de Nederlandse Republiek. Frankrijk is een ander land.Willem van Oranje hoort er niet bij. Hij stond voor verzet tegen absolute macht, terwijl Lodewijk XIV en Filips II beiden absolute vorsten waren en absolutisme vertegenwoordigen. Werkwijze:Vraag 6 vraagt je om historische vaardigheden te beheersen. In het bijzonder moet je de met de begrippen verandering (dingen worden anders) en continuïteit (dingen blijven grotendeels hetzelfde) om kunnen gaan.Bij deze vraag gaat het niet zomaar om gokken welke van de twee opties juist is. Er is ook een goede uitleg nodig bij je antwoord.Antwoord:De politieke structuur van de Nederlandse Republiek veranderde na het afzetten van de koning.Toelichting: De Republiek werd een statenbond zonder koning.De macht van de regenten bleef gedurende de zeventiende eeuw continuïteit tonen.Toelichting: De regenten bleven de macht behouden.De Staten-Generaal fungeerde als een bron van continuïteit in het besluitvormingsproces van de Republiek.Toelichting: De Staten-Generaal bleef de centrale vergaderplek.Het systeem van stadhouderschap liet verandering zien in de loop van de zeventiende eeuw.Toelichting: De rol van stadhouder veranderde, met momenten zonder stadhouder.Na het Rampjaar van 1672 was er verandering in de machtsstructuur van de Republiek.Toelichting: De stadhouder keerde terug in de macht. Werkwijze:- Vraag 7 vraagt je om historische vaardigheden te beheersen. In het bijzonder het koppelen van historische gebeurtenissen aan de politiek/verschijnselen van vandaag de dag.- Paragraaf 6D biedt hulp wanneer je zelf misschien niet helemaal op de hoogte bent van de Nederlandse politiek nu.Antwoord: Twee voorbeelden die nog bestaan:De Staten-Generaal: Toen het parlement, nu nog steeds actief als Eerste en Tweede Kamer.Provinciale Staten: Beslisten toen over regionale zaken, en bestaan nu nog als regionale overheden.Twee voorbeelden die niet meer bestaan:De Raadpensionaris: De belangrijkste bestuurder van Holland, nu vervangen door de minister-president.De Stadhouder: als opperbevelhebber van het leger en de vloot bestaat nu niet meer. Werkwijze:Probeer de inhoud van de bron te bekijken en te bedenken wat er hier gebeurt.Het jaartal en de plek kunnen je al helpen om na te gaan wie er vermoord is.Als je de gebeurtenis eenmaal hebt achterhaald kun je de gevolgen benoemen.Antwoord:Raadspensionaris de Witt en zijn broer werden gruwelijk vermoord tijdens het Rampjaar.Het gevolg was dat Nederland terug ging naar het politieke systeem waarbij de stadhouder de hoogste macht had. In dit geval Willem III. Werkwijze:Probeer eerst te noteren wat het goddelijk recht inhoudtBeschrijf vervolgens hoe de bron dit idee zou kunnen ondersteunenDe naam Zonnekoning staat niet letterlijk in je boek, maar de kenmerken van zijn bestuur wel. Hier zal je dus historisch moeten redeneren om tot je antwoord te komen.Antwoord: Lodewijk XIV liet zich afbeelden als Apollo, de Griekse god van de zon en het licht, om het idee van goddelijk recht te versterken. Door zich als een god te laten afbeelden, wilde hij laten zien dat zijn macht van God kwam en dat hij boven iedereen stond, net zoals Apollo een god was.Lodewijk werd de "Zonnekoning" genoemd omdat hij, net als de zon, het middelpunt van het universum wilde zijn. Hij regeerde met absolute macht en liet alles in zijn koninkrijk om hem draaien. Zoals de zon alles verlicht, zo wilde Lodewijk alles en iedereen in zijn koninkrijk controleren en beïnvloeden. Werkwijze:Bij vraag 10 wordt je gevraagd historische vaardigheden toe te passen. Je krijgt een oude tekst aan de hand waarvan je een interpretatie moet doen over een denkbeeld van het verleden.Het verklaren van een motief (beweegreden om iets te doen) is een echte historische vaardigheid.Ook wordt er van je gevraagd de informatie uit de bron te koppelen aan de stof in je boek. Er staat namelijk een reden genoemd waarom regenten hun macht niet deelden met de rest van de bevolking.Antwoord: Er waren 4 groepen volgens de schrijver:Bestuurders en hun vrienden.Zeer voorname kooplieden.Winkelhouders en ambachtslieden.Het gemeen (de laagste klasse).Vrienden hadden invloed en deelden dezelfde belangen als de bestuurders. Ook wordt verteld in blok 6A dat regenten baantjes vaak binnen kringen van families werden doorgegeven.Regenten vonden dat alleen rijke, verstandige mensen konden besturen en wilden hun macht beschermen. Arme mensen konden immers worden omgekocht.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.