Seneca MAW 2e ed
- Hoofdstuk 10 - Natievorming
oefentoetsen & antwoorden
2e editie
Klas 4-5-6|Vwo
Deze oefentoets behandelt de paradigma’s ten aanzien van bindingen, het dilemma van collectieve actie, natie- en staatsvorming en de visies daarop, globaliseringsprocessen die de macht en autonomie van staten aantasten, het cultuuruniversalisme en -relativisme en de drie vormen van identificatie.
Toets MAW
Seneca MAW 2e ed
Online maken
Toets afdrukken
Rationele actor-paradigmaFunctionalisme-paradigmaSociaalconstructivisme-paradigmaConflict-paradigmaSociaalconstructivisme-paradigmaConflict-paradigma Functionele identificatie.Uitleg: functionele identificatie ontstaat wanneer mensen een gemeenschappelijk belang hebben en worden gezien als lid van een groep. Als mensen een opleiding doen of werk hebben, dan worden ze gezien als lid van de groep studenten waar ze bij horen of als lid van een groep collega’s. Emotionele identificatie. Uitleg: emotionele identificatie gaat over gevoelens van verbondenheid, loyaliteit en trots. Dit gevoel ervaren Nederlanders veel sterker bij hun eigen land dan bij de Europese Unie en daarom zijn ze voor de landelijke verkiezingen wel bereid te gaan stemmen en voor de Europese verkiezingen veel minder. Normatieve identificatie. Uitleg: normatieve identificatie gaat over de mogelijkheden die er zijn om de eigen normen en opvattingen te kunnen volgen en in te brengen in het publieke en politieke domein. Als mensen hun eigen opvattingen niet terughoren in de politiek, kunnen ze deze dus moeilijk volgen in het politieke domein en kunnen ze vervolgens bij de verkiezingen hun opvattingen ook niet inbrengen. Er is immers geen politieke partij die verwoordt wat zij vinden. Iemand die weinig normatieve identificatie ervaart, zal dus minder snel deelnemen aan de verkiezingen. Julian redeneert vanuit het cultuuruniversalisme.Uitleg: Julian is van mening dat culturen beoordeeld kunnen worden aan de hand van bepaalde universele waarden, in dit geval de waarde gelijkheid. Hij vindt immers dat sommige culturen beter zijn dan andere.Bram redeneert vanuit het cultuurrelativisme.Uitleg: het cultuurrelativisme zegt dat culturen unieke fenomenen zijn en dat er voor alle culturen ruimte moet zijn, dus ook voor de Nederlandse cultuur met Zwarte Piet. Werkwijze:Vraag je af wat het cultuuruniversalisme en het cultuurrelativisme inhouden en welk deel van beide theorieën afwijzend zal staan tegenover het opvangen van asielzoekers.Tip: het samenwonen met verschillende culturen in één land is vanuit beide theorieën wat als problematisch wordt gezien als het gaat om het opvangen van asielzoekers.Koppel aan het eind van je antwoord het relevante stukje theorie aan de mening van Faber.Antwoord: Aan deze mening kan het cultuuruniversalisme ten grondslag liggen, omdat deze theorie zegt dat bepaalde waarden en normen universeel zijn en in elke cultuur zouden moeten terugkomen. Als je deze universele waarden en normen niet (allemaal) terugziet in een cultuur, dan kun je daar kritiek op hebben en culturen dus minderwaardig vinden. Vanuit de gedachte dat sommige culturen minderwaardig zijn, kun je begrijpen dat Faber mensen met een dergelijke cultuur niet in Nederland wil hebben.Aan deze mening kan ook het cultuurrelativisme ten grondslag liggen, omdat deze theorie zegt dat alle cultuur uniek zijn. Tegelijkertijd lukt het mensen ook niet om hun cultuur overboord te gooien en zomaar een nieuwe cultuur aan te nemen. Dat zorgt ervoor dat als meerdere culturen in een land samenkomen er onrust en wrijving ontstaat. Deze onrust en wrijving wil je voorkomen, dus vanuit die gedachte zou Faber ook kunnen redeneren. Werkwijze:Vraag je af welke globaliseringsprocessen in de theorie worden onderscheiden. Bedenk vervolgens welke van deze je terugziet in de tekst.Leg tot slot uit waarom de informatie uit de tekst en dit globaliseringsproces goed bij elkaar passen. Antwoord: Het globaliseringsproces dat hier relevant is, is de internationalisering van de macht / is het ontstaan van internationale samenwerkingsverbanden.In de tekst is te lezen dat alle EU-landen samen over een opt-out moeten beslissen en het unaniem eens moeten zijn. Hieruit blijkt dat de Nederlandse staat sterk afhankelijk is van de beslissingen die de EU als geheel neemt op het gebied van migratiebeleid. Door de internationalisering van de macht richting de EU / het ontstaan van het internationale samenwerkingsverband EU heeft Nederland dus nog maar weinig autonomie en macht t.a.v. het migratiebeleid. Werkwijze:Bedenk goed wat het essentialisme en het modernisme inhouden.Beredeneer vervolgens welke van de twee positief en welke van de twee negatief zal aankijken tegen de komst van asielzoekers. Leg dit tot slot uit en koppel de theorie van het essentialisme en modernisme aan de positieve of negatieve visie op de komst van asielzoekers.Antwoord: Faber zal het wél eens zijn met het essentialisme. Deze theorie gaat ervan uit dat naties organisch gegroeide eenheden zijn die ontstaan zijn in de middeleeuwen of eerder. Bepaalde culturele kenmerken zijn bovendien onveranderlijk. Deze denkwijze, waarbij de Nederlandse identiteit gezien wordt als iets vaststaands dat zeer lange tijd bestaat, past bij een negatieve houding ten opzichte van migranten, omdat zij volgens het essentialisme dus een andere cultuur hebben en zich bovendien niet zullen kunnen aanpassen.Faber zal het niet eens zijn met het modernisme. Modernisten zien de natie als een uitvinding van het negentiende-eeuwse nationalisme. Zij geloven dat politieke elites van staten strategieën inzetten om naties te vormen. Zo bekeken zou het geen probleem zijn om migranten in ons land te verwelkomen, omdat de overheid nieuwe strategieën kan inzetten om een ‘nieuwe’ natie te creëren, waar de migranten onderdeel van zijn. Werkwijze:Vraag je eerst af hoe de vier begrippen met elkaar samenhangen. Leg vervolgens per begrip uit wat het is en hoe je het terugziet in het artikel.Vergeet niet om telkens zo concreet mogelijk naar het artikel te verwijzen, gebruik dus letterlijk woorden uit het artikel.Antwoord: Je kunt het dilemma van collectieve actie herkennen, omdat verschillende landen redeneren vanuit het rationele actor-paradigma. Ze willen geen migranten opvangen en vragen dus om een uitzonderingspositie / opt-out.Volgens andere landen is het juist van belang om elkaar vast te houden en als één blok het EU-migratiepact uit te voeren. Hier wordt dus gehamerd op de collectieve actie, waarbij landen samenwerken om een collectief goed (in dit geval de opvang van migranten) te realiseren. Om te voorkomen dat landen zich gedragen als freeriders en dus geen migranten opvangen, is dwang nodig. Dat landen zich als freeriders willen opstellen, blijkt uit de tekst, omdat er verschillende keren staat dat landen een opt-out willen.Dwang is dus de enige manier om landen zo ver te krijgen migranten op te vangen, dat is in de tekst bijvoorbeeld terug te zien doordat landen alleen een opt-out kunnen krijgen na een verdragswijziging of doordat te lezen is dat de landen het daar unaniem over eens moeten worden. Werkwijze:Schrijf de omschrijving van beide begrippen (natiestaat en multinationale staat) op.Haal informatie uit de tekst die past bij één van beide begrippen.Koppel het begrip en de informatie uit de tekst tot slot aan elkaar.Antwoord: In een natiestaat vallen de grenzen van de natie en de staat samen. Dat wil zeggen dat de mensen binnen een land hun culturele identiteit met elkaar delen. In een multinationale staat leven er meer naties naast elkaar in dezelfde staat. Een kenmerk van een natie is dat deze streeft naar een eigen soevereine staat.Uit het artikel blijkt dat mensen in regio Catalonië zich massaal verzetten tegen hun nationale Spaanse overheid en dat zij onafhankelijk willen zijn. 42% van de mensen ging stemmen en daarvan stemde 90% voor afscheiding.Spanje is dus een multinationale staat, omdat de Catalanen duidelijk een natie zijn, ze streven naar hun eigen soevereine staat en willen zich dus afscheiden van de Spaanse overheid. Werkwijze:Geef een beschrijving van beide paradigma’s ten aanzien van bindingen.Stel vervolgens een typische vraag vanuit het functionalisme en vanuit het conflict-paradigma die aansluit op de situatie in Spanje zoals die in het krantenartikel wordt beschreven. Antwoord: Het functionalisme-paradigma vindt sociale cohesie van groot belang in een samenleving en ze vragen zich dus af wat mensen bindt, hoe sociale cohesie ontstaat. Een relevante vraag zou hier kunnen zijn: hoe kan de Spaanse overheid ervoor zorgen dat de Catalanen weer het gevoel krijgen dat ze bij Spanje horen?Het conflict-paradigma is vooral geïnteresseerd in de geringe mate of afwezigheid van sociale cohesie tussen verschillende groepen. Een conflictdenker wil dus vooral weten hoe het komt dat groepen weinig binding onderling ervaren. Een relevante vraag zou kunnen zijn: Wat is de oorzaak van de geringe sociale cohesie tussen de Catalanen en de rest van Spanje? Werkwijze:Geef een omschrijving van het begrip normatieve identificatie. Zoek dan in het krantenartikel naar informatie die past bij deze omschrijving. Leg tot slot uit waarom de informatie uit de tekst en de omschrijving van normatieve identificatie goed bij elkaar passen.Antwoord: Normatieve identificatie gaat over de mogelijkheden die er zijn om de eigen normen en opvattingen te kunnen volgen en in te brengen in het publieke en politieke domein. In de tekst is te lezen dat het de Catalanen werd verboden om een referendum te houden over de vraag of ze onafhankelijk wilden worden, de Spaanse overheid gebruikte zelfs geweld om het referendum te verhinderen. Hieruit is op te maken dat er voor de Catalanen heel weinig mogelijkheden zijn om hun eigen normen en opvattingen in te brengen in het politieke domein, de Spaanse overheid doet er immers heel veel moeite voor om niet te hoeven horen dat de Catalanen ontevreden zijn en zich niet bij Spanje voelen horen.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.