Een belangrijk aspect van het christelijk geloof in de middeleeuwen was de overtuiging dat het leven op aarde slechts het voorportaal was van het eeuwige leven dat na de dood zou beginnen. Iemand die ‘goed’ leefde, mocht hopen op de hemel, iemand die ‘slecht’ leefde, moest vrezen voor de hel. Wat goed en slecht was, werd bepaald door de kerk. De mensen geloofden dat de duivel voortdurend probeerde de mens tot het slechte te verleiden. In veruit de meeste middeleeuwse verhalen speelt het christelijk geloof een belangrijke rol. Zo waren er heiligenlevens, teksten waarin het leven van een heilige werd beschreven. Deze verhalen dienden als voorbeeld van een ‘goed’ leven. Daarnaast werden er ook veel korte verhalen verteld over goed en kwaad, zogenaamde exempelen. Deze gingen over gewone mensen die, vaak door toedoen van de duivel, een misstap begingen. Een bijzonder soort exempel is de Marialegende, waarin Maria een belangrijke rol speelt als bemiddelaar tussen de mens en God. De middeleeuwse standenmaatschappij bestond uit drie standen. De eerste stand was de geestelijkheid (iedereen die werkte voor de katholieke kerk). Zij was nauw verweven met de adel, want veel hoge geestelijken hadden een adellijke achtergrond. Dat kwam onder meer doordat alleen de oudste zoon erfgenaam was; de andere zoons werden dan geestelijke.De adel vormde, na de geestelijkheid, de tweede stand. De macht van de adel was gebaseerd op grondbezit. De vorst (leenheer) gaf land ‘ in leen’ aan leenmannen, die ook wel vazallen werden genoemd. In ruil daarvoor ontving de vorst belastinginkomsten en kreeg hij zo nodig gewapende steun van de ridders. De leenman liet ‘zijn’ land bewerken door de derde stand, die bestond uit horige (halfvrije) boeren. Zij maakten deel uit van het bezit van een edelman en werkten op het land van hun heer. Toelichting:Pas in de late middeleeuwen, de tijd van steden en staten (1000-1500), ontstond er door de opkomst en groei van steden een nieuwe stand: de burgerij, die grotendeels werd gevormd door handwerkslieden en handelaren. De middeleeuwse cultuur wordt omschreven als een eercultuur, want eer was een heel belangrijke waarde. Er was een collectieve moraal: gedeelde opvattingen over wat goed en slecht is. Niet het individu, maar de groep bepaalde of gedrag al dan niet acceptabel was. Ridders hadden naast een christelijke moraal ook hun eigen gedragscodes. Die werden samengevat in het begrip hoofsheid dat afkomstig is van het woord ‘hovesch’ (‘aan het hof’). De belangrijkste hoofse waarde was trouw. Daarnaast is hoofsheid ook het hebben van goede tafelmanieren, galante omgangsvormen, zelfbeheersing, moed en respect voor vrouwen. Het naleven van de hoofse regels werd beschouwd als eervol. In de Karelromans, waarin Karel de Grote als handelend personage optreedt, ligt de nadruk op geloof in en trouw aan God. De boodschap aan de luisteraars was: hoeveel wereldlijke macht je ook hebt, je moet altijd in de eerste plaats trouw zijn aan God.In Arturromans is hoofsheid het belangrijkste thema. Deze verhalen gaan niet over koning Artur zelf, maar over zijn ridders van de Ronde Tafel, zoals Lancelot, Perceval en Walewein. Kenmerkend voor deze verhalen is de queestestructuur (een zoektocht met een levenstaak). De belangrijkste functie van Arturromans was de luisteraars een beeld te geven van hoe een hoofse ridder zich diende te gedragen. De naam ‘renaissance’ komt van het Franse ‘renaître’ en betekent ‘opnieuw geboren worden’. Men beschouwde de nieuwe tijd als een tijd van wedergeboorte van de mens, die uit de duistere middeleeuwen was ontwaakt. De term verwijst ook naar de nieuwe belangstelling voor de cultuur uit de klassieke oudheid. Wat men in de tijd van de oude Grieken en Romeinen mooi en belangrijk vond in de kunst en in het leven, werd nu ook weer populair, vooral bij kunstenaars en wetenschappers.Er is een verschil in wereldbeeld. In de middeleeuwen hadden de mensen zich vooral geconcentreerd op God, het geloof en het leven na de dood. In de renaissance ging men zich steeds meer ging richten op het leven op aarde. Deze periode heet de tijd van ontdekkers en hervormers. Er werden veel ontdekkingen gedaan en door de boekdrukkunst konden steeds meer mensen lezen over nieuwe inzichten, ontdekkingen en uitvindingen.Hervormers zijn mensen die verandering wilden in de rooms-katholieke Kerk. Veel mensen spraken schande van de rijkdom van de geestelijkheid en ook was er ergernis over de handel in aflaten. Dat was de aanleiding voor de reformatie, onder leiding van Maarten Luther.Een tweede verschil is hoe de mens werd gezien. In de middeleeuwen werd de mens nog beschouwd als een anoniem onderdeel van de gemeenschap. Nu begon men hem steeds meer te zien als een uniek individu dat zich op zoveel mogelijk gebieden moest ontwikkelen. Het ideaal werd de ‘homo universalis’, een soort alleskunner en allesweter. a. De oprichting van de VOC in 1602 bracht de Republiek (Nederland) grote welvaart. De VOC kreeg het Nederlandse monopolie op alle handel in Azië. Er ontstond een bloeiende handel in onder andere kruiden, suiker, koffie, tabak met alle uithoeken van de wereld. Deze handel leidde in het Nederland van toen tot een toenemende welvaart; vandaar de naam ‘Gouden Eeuw’ voor de 17e eeuw.b. De Gouden Eeuw is inmiddels een besmette term, omdat een groot deel van de nieuwe rijkdom te danken was aan de slavenhandel in die eeuw. De 18e eeuw wordt de verlichting of de eeuw van de rede genoemd. Er was een groot vertrouwen in het vermogen van mensen om zelfstandig na te denken. Men begon te geloven dat verbetering mogelijk was – zowel voor de samenleving als het individu. In het verwezenlijken van verlichtingsidealen speelden opvoeding en onderwijs een belangrijke rol. Men kon niet vroeg genoeg beginnen met de vorming van de ‘ideale’ mens. Er werden al langer kinderboeken geschreven, maar in de 18e eeuw zaten ze vol wijze lessen. De imaginaire reisverhalen beschreven reizen naar landen en volken die niet bestonden. Het waren verkenningen van andere, betere werelden.De eerste literaire romans waren briefromans; ze bestonden uitsluitend uit brieven die de personages elkaar schreven. Dit genre leende zich bij uitstek voor gedetailleerde beschrijvingen van de psychologie van de personages. In de romantiek draait alles om vaak heftige en tegenstrijdige gevoelens. De nadruk op het gevoel, is een reactie op de nadruk die in de voorgaande periode, de verlichting, op het verstand werd gelegd. Zoveel beter was de wereld daardoor niet geworden, vond de romanticus.Weltschmerz.De realistische kunstenaars wilden de werkelijkheid zo objectief mogelijk weergeven, niet zelden met het doel om bij de lezer, toeschouwer of luisteraar verontwaardiging te wekken over het beschreven onrecht. Het liberalisme ontstond in de 18e eeuw als politieke beweging tegen de macht van de koning en voor de emancipatie van de burger. Het liberalisme streefde naar zo weinig mogelijk staatsinmenging, een vrije markt en zoveel mogelijk vrijheid voor het individu. Rond 1850 werden de eerste vakbonden opgericht, maar die hadden nog geen politieke invloed. Er kwam pas sociale wetgeving, toen sociaal bewogen liberalen in de tweede helft van de 19e eeuw aandacht vroegen voor de slechte werk- en woonomstandigheden van de arbeiders.De romantische kunstenaar reageerde daarop door de werkelijkheid te ontvluchten, de realistische door zich tegen de werkelijkheid te verzetten. waarwaarwaarniet waar: het toneel was bedoeld om op te voeden en een les te leren. waarwaarniet waar: De romantische kunstenaars kunnen hun draai niet vinden in de wereld van het hier-en-nu. Ze lijden aan de wereld. (Weltschmerz). De kunstenaar wil weg, want ergens anders of in een andere tijd, daar is het geluk. niet waar: Piet Paaltjes schreef gedichten binnen de romantische stroming. waar Middeleeuwenrenaissanceverlichtingromantiek en realismeKarel ende ElegastP.C. HooftWolf en DekenJ.J. CremerReinaert de vosBrederoHiëronymus van AlphenPiet Paaltjes Tachtigjarige Oorlog.Jerolimo is daar failliet gegaan vanwege zijn schulden. Zijn schuldeisers zaten achter hem aan en om die te ontvluchten, week hij uit naar Amsterdam. Amsterdam bood onderdak aan alle typen immigranten.Jerolimo was daar een hoerenloper en heeft met het regelmatig bezoeken van het bordeel zijn geld erdoorheen gejaagd.Jerolimo verwijst eerst naar het bord dat op het toneel hangt en waarop staat: “‘Al ziet Men de mensen, men kent daarom hun hart en karakter nog niet.’” en zegt dan: “’t Wordt tijd dat wij die stommeriken, die uilen, eens wat fatsoeneren.” Dat is dubbelzinnige opmerking, want tegelijkertijd een knipoog naar het publiek dat uit dit stuk een les zal leren. Piet Paaltjens.Romantisch gedicht: het gaat om een individuele emotie waaraan de ik-figuur lijdt; het gaat waarschijnlijk over liefdesverdriet.Het humoristische effect wordt veroorzaakt door het taalgebruik: “Wat moet dat” (r 3) en vooral: “’k Zou zeggen: loop naar de maan.” (r 6).
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.