LWEO Het jaarverslag 1e ed - Hoofdstuk 1 t/m 4 - oefentoetsen & antwoorden

Het bestuursverslag, de jaarrekening en de overige gegevens met daarin de accountantsverklaring. Stakeholders zijn belanghebbenden van de onderneming. Liquiditeit is de mate waarin een onderneming in staat is om haar kortetermijnschulden te kunnen betalen. Solvabiliteit is de mate waarin een onderneming al haar vreemd vermogen af kan lossen met de waarde van alle bezittingen. Ofwel, kan een onderneming aan haar langetermijnverplichtingen voldoen. Current ratio = Vlottende ActivaKort vreemd vermogen\frac{Vlottende \ Activa}{ Kort \ vreemd \ vermogen}Kort vreemd vermogenVlottende Activa​Quick ratio = Vlottende activa–voorraadKort vreemd vermogen\frac{ Vlottende \ activa – voorraad}{Kort \ vreemd \ vermogen}Kort vreemd vermogenVlottende activa–voorraad​RTV = Resultaat+interestkostenGemiddeld totaal vermogentimes100%\frac{Resultaat+interestkosten}{Gemiddeld \ totaal \ vermogen} times 100\%Gemiddeld totaal vermogenResultaat+interestkosten​times100% Het verschil in current- en quick ratio is dat bij de quick ratio de voorraden niet worden meegenomen in de berekening. Wanneer een onderneming bijna failliet gaat, heeft de voorraad weinig waarde voor het publiek in tegenstelling tot de balanswaarde ervan. Hierdoor is de quick ratio belangrijker dan de quick ratio.  Wanneer een jaarverslag een accountantsverklaring heeft, is dit een teken van een juist jaarverslag. Zo kan de belastingdienst goed controleren of het betreffende bedrijf conform de belastingregels de belastingen betaald heeft. De niet uit de balans blijkende verplichtingen kunnen in de toekomst voor zowel een negatieve als positieve invloed hebben op het bedrijf. Het hoeft niet alleen te maken hebben de eventuele cashflows, maar het kan ook de naam van het bedrijf schaden of ten goede komen. Dit is belangrijke informatie om te weten als belegger of als overheid.  In beide gevallen bereken je de liquiditeit, alleen bij de quick ratio wordt de voorraad buiten beschouwing gelaten. Aangezien een Albert Heijn filiaal een zeer grote voorraad heeft (met veel waarde), zitten er grote verschillen in de uitkomst.  Current ratio = Vlottende ActivaKort vreemd vermogen\frac{Vlottende \ Activa}{ Kort \ vreemd \ vermogen}Kort vreemd vermogenVlottende Activa​Current ratio = 900.00025.000\frac{  900.000}{ 25.000}25.000 900.000​ = 36,0Quick ratio = Vlottende Activa−voorraadKort vreemd vermogen\frac{Vlottende \ Activa -voorraad}{Kort \ vreemd \ vermogen}Kort vreemd vermogenVlottende Activa−voorraad​Quick ratio = 900.000−200.00025.000\frac{  900.000 - 200.000}{ 25.000}25.000 900.000−200.000​ = 28,0Solvabiliteitsratio = Eigen vermogenVreemd vermogen\frac{Eigen \ vermogen }{ Vreemd \ vermogen}Vreemd vermogenEigen vermogen​Solvabiliteitsratio = 1.100.000+125.000+200.000+175.000575.000+25.000\frac{  1.100.000+ 125.000+ 200.000+ 175.000}{ 575.000+ 25.000}575.000+25.000 1.100.000+125.000+200.000+175.000​ = 2,66 = 2,7Gemiddeld EV: (€ 1.100.000 + € 125.000 + € 200.000 + € 1.100.000 + € 125.000 +    € 200.000 + € 175.000) / 2 = € 1.512.500Gemiddeld VVL: 9 maanden lang (jan, feb, mrt, apr, mei, jun, jul, aug, sep) was de schuld € 775.000. Dus de overige 3 maanden was de schuld € 575.000. Dus gemiddeld is de schuld:(9/12) * € 775.000 + (3/12) * € 575.000 = € 725.000Gemiddeld VVK: (€ 300.000 + € 25.000) / 2 = € 162.500Gemiddeld TV: € 1.512.500 + € 725.000 + € 163.500 = € 2.401.000REV = ResultaatGemiddeld eigen vermogen×100%\frac{Resultaat}{Gemiddeld \ eigen \ vermogen}\times 100\% Gemiddeld eigen vermogenResultaat​×100%REV =175.0001.512.500×100%\frac{ 175.000}{ 1.512.500}\times 100\% 1.512.500175.000​×100%= 11,57.. = 11,6%IVV = InterestkostenGemiddeld vreemd vermogen×100%\frac{Interestkosten}{Gemiddeld \ vreemd \ vermogen}\times 100\%Gemiddeld vreemd vermogenInterestkosten​×100%IVV = 44.375725.000+162.500×100%\frac{  44.375}{ 725.000+ 162.500}\times 100\%725.000+162.500 44.375​×100% = 7,88.. = 7,9%RTV = Resultaat+interestkostenGemiddeld totaal vermogen×100%\frac{Resultaat+interestkosten}{Gemiddeld \ totaal \ vermogen}\times 100\%Gemiddeld totaal vermogenResultaat+interestkosten​×100%RTV =175.000+44.3752.401.000×100%\frac{ 175.000+ 44.375}{ 2.401.000}\times 100\%2.401.000175.000+44.375​×100% = 9,13.. = 9,1% Zoals te zien in de grafiek is RTV groter dan IVV, dit toont een positief hefboomeffect aan. EV: REV = 5,00 = € 18.000 / ? 🡪 ? = € 18.000 / 0,05 = € 360.000VV: IVV = 3,50 = € 19.250 / ? 🡪 ? = € 19.250 / 0,035 = € 550.000Hefboomfactor = € 550.000 / € 350.000 = 1,57De hefboomfactor heeft een versterkende werking, aangezien deze groter is dan 1,0. De hefboomfactor daalt, aangezien het vreemd vermogen (teller) kleiner wordt en het eigen vermogen (noemer) groter wordt.  De interestmarge blijft gelijk. Er verandert binnen het resultaat + interestkosten (teller) niets, en de veranderingen binnen het eigen- en vreemd vermogen heffen elkaar op. Dus het totaal vermogen (noemer) blijft gelijk. De hefboomfactor daalt, aangezien het vreemd vermogen (teller) gelijk blijft en het eigen vermogen (noemer) stijgt.  De interestmarge daalt aangezien er binnen het resultaat + interestkosten (teller) niets verandert en het totale vermogen (noemer) groter wordt.