Praktische Economie MAX 2019 - Hoofdstuk 5 - De kosten van een bedrijf oefentoetsen & antwoorden

Vier bedragen die een werkgever op het brutoloon van een werknemer inhoudt zijn:LoonbelastingPremies volksverzekeringPremies werknemersverzekeringPensioenpremieLoonheffing is loonbelasting en premies volksverzekering samen.Werknemersverzekeringen verzekeren iedere werknemer tegen inkomensverlies als bijvoorbeeld werkloosheid of arbeidsongeschiktheid.Factoren die de arbeidsproductiviteit kunnen verhogen zijn:MechaniseringAutomatiseringArbeidsdelingScholingWerkervaringLet op: Je hoeft maar drie factoren te noemen.Een doelgroep is het deel van de markt waarop een bedrijf zich in eerste instantie op richt. De brutowinst is de omzet – de inkoopwaarde van de omzetDe omzet is verkoopprijs x de afzet is € 50 x 400 = € 20.000.De inkoopwaarde van de omzet is € 8.000.De brutowinst is dan € 20.000 - € 8.000 = € 12.000.De nettowinst is de brutowinst – de bedrijfskosten.De brutowinst is het antwoord op de vorige vraag: € 12.000.De bedrijfskosten waren € 2.500.De nettowinst is dan € 12.000 - € 2.500 = € 9.500. De inkoopprijs stel je op 100%. De verkoopprijs wordt bepaald door de inkoopprijs met 40% te verhogen.De verkoopprijs is dan € 150 + 40% van € 150 Dus: € 150 x 0,4 x € 150 = € 150 + € 60 = € 210. Een snellere manier van berekenen is:  € 150 x 1,4 = € 210. Omzet is verkoopprijs x afzet = € 210 x 2.000                                      = € 420.000            Inkoopwaarde van de omzet  is inkoopprijs x afzet = € 150 x 2.000 = € 300.000 -            Brutowinst                                                                                                   = € 120.000            Loonkosten                     € 40.000            Verkoopkosten             €  16.400            Afschrijvingskosten      €    9.800            Algemene kosten          € 12.000  +                                                                                                                                  = €    78.200  -            Bedrijfsresultaat (=nettowinst)                                                                   €    41.800 Met 40 arbeidskrachten worden 860.000 producten geproduceerd. Dat is een gemiddelde arbeidsproductiviteit van 21.500 (860.000 / 40) producten.De ondernemer heeft 2 extra arbeidskrachten in dienst genomen. Er zijn nu 43 arbeidskrachten. De productie neemt met 6% toe. Er worden nu 860.000 + 6% van 860.000 producten geproduceerd. Dus 860.000 + 0,06 x 860.000 = 860.000 + 51.600 = 911.600 producten geproduceerd.Met 43 arbeidskrachten worden 911.600 producten geproduceerd.Dat is een gemiddelde arbeidsproductiviteit van 21.200 (911.600 / 43) producten.De arbeidsproductiviteit is afgenomen.Een reden waarom de gemiddelde arbeidsproductiviteit afneemt bij het in dienst nemen van 3 extra arbeidskrachten, is dat de nieuwe arbeidskrachten minder werkervaring hebben of minder geschoold zijn. Het vignet van Bruidsmode Selectief No.1 hoort bij het productbeleid. Het vignet dient als onderscheidend kenmerk van het gevoerde assortiment. Een bedrijf heeft graag dat zijn product of de sfeer rondom zijn product anders is dan dat van de concurrentie. Het bedrijf wil de consument duidelijk maken dat zijn product het beste is. Het aantal kaartjes die worden verkocht bij een prijs van € 30 is 600 kaartjes. De opbrengst bij een prijs van € 30 per kaartje is € 30 x 600 = € 18.000.De opbrengst bij prijsdiscriminatie is € 40 x 400 kaartjes + € 30 x 200 kaartjes = € 22.000. Als zelfs de loonkosten van de controleurs er vanaf worden gehaald, is de opbrengst die wordt behaald met prijsdiscriminatie hoger dan de opbrengst met het hanteren van één prijs voor iedereen.Let op: Er worden 400 kaartjes verkocht bij een prijs van € 40. Er zijn dan nog maar 200 kaartjes over, omdat er maar 600 mensen bij het concert aanwezig kunnen zijn. Dat blijkt uit de zin in bovenstaande tekst: “Bij deze prijs werden alle kaartjes verkocht” De grondstoffen en hulpstoffen zijn variabel, want hoe meer producten een onderneming maakt, hoe meer grond- en hulpstoffen er nodig zijn.De grondstoffen en hulpstoffen zijn variabel (€ 10) en een deel van de loonkosten zijn variabel (€ 1). De variabele kosten per stuk van ISO laminaat zijn € 10 + € 1 = € 11.De totale kosten per stuk ISO laminaat zijn de variabele kosten per stuk + de vaste kosten per stuk. De variabele kosten per stuk is het antwoord op de vorige vraag (€ 11). De vaste kosten per stuk is de totale vaste kosten gedeeld door de maximale productie: € 100.000 / 20.000 = € 5. De totale kosten per stuk ISO laminaat is € 5 + € 11 = € 16.Als bij het vergroten van de productie dure overuren moeten worden aan het personeel, zullen de variabele kosten meer toenemen dan de productie. De variabele kosten per product stijgen dan.Bij het break-even punt is de totale opbrengst gelijk aan de totale kosten:TO = TK23,5q = 11q + 100.00023,5q -11q = 100.00012,5q = 100.000q = 100.000 / 12,5 = 8.000 = break-even afzetOf:Break-even afzet = vaste kosten / (verkoopprijs – variabele kosten per product) = 100.000 / (23,5 – 11) = 8.000.De break-even omzet is verkoopprijs x break-even afzet = € 23,50 x 8.000 = € 188.000.Totale opbrengst (TO) = 20.000 × € 23,50 = € 470.000Totale vaste kosten =  € 100.000 Totale variabele kosten = 20.000 × 11 =  € 220.000    + Totale kosten (TK) = € 320.000  -Nettowinst = € 150.000           Opmerking: Een andere berekening is de maximale productie x (verkoopprijs per stuk – kosten per product): 20.000 x (€ 23,50 - € 16) = € 150.000. Bepaalde bedrijfskosten van Picnic zijn lager dan die van de traditionele winkels, omdat Picnic geen duur pand hoeft te hebben. Picnic is namelijk een webwinkel. Daardoor heeft Picnic lagere huurkosten en voorraadkosten.De kosten voor de consument bij het gebruik van Picnic zijn ook lager, omdat de klant niet zelf naar de winkel hoeft te rijden en/of parkeerkosten te betalen.Bijvoorbeeld:Productbeleid: de producten zijn altijd vers.Promotiebeleid: de communicatie met de klant verloopt op internet sneller en goedkoper dan via de traditionele kanalen.Personeelsbeleid: vriendelijke bezorgers, die altijd bereid zijn om op de wensen van de klant in te spelen. De verkoopprijs exclusief btw stel je op 100%. De verkoopprijs inclusief btw is dan 121%. Dus:Verkoopprijs exclusief btw = 100%.Btw = 21% Verkoopprijs inclusief btw =  121% = € 299€ 299 = 121%De verkoopprijs exclusief btw =  € 299 / 121 x 100 = € 247,11    Of:  De verkoopprijs exclusief btw =  € 299 / 1,21 = € 247,11    De inkoopprijs exclusief btw stel je op 100%. De btw is 21% van de inkoopprijs exclusief btw. Inkoopprijs exclusief btw = € 148 / 1,21 = € 122,31De btw is dan 21% van € 122,31 is 0,21 x € 122,31= € 25,69De btw die de winkelier ontvangt van de klant over de verkoopprijs exclusief btw moet door de winkelier aan de belastingdienst worden afgedragen.De btw die de winkelier moet betalen aan de leverancier over de inkoopprijs exclusief btw kan de winkelier van de belastingdienst terugvorderen.Ontvangen btw van de klant: € 299 - € 247,11  = € 51,89Betaalde btw aan de leverancier: €148 - € 122,31 = € 25,68 Af te dragen btw aan de belastingdienst € 51,89 - € 25,68 = €  26,20