Think 2 2nd edition (B1) - Unit 7+8 - The future is now & Science and us oefentoetsen & antwoorden

DecoratePermissionDJInvitationsFood and drinks CureScientistLaboratoryMachineDo research James worked all afternoon yesterday.I was texting with Frank when he suddenly stopped replying.My parents were travelling through Austria while I was visiting Rome.My friend was trying out a new car while I was working in a local Starbucks.Last night, Carla found a new phone she wants.My uncle had an accident while he was picking up his kids.Toelichting:De past simple gebruik je als iets op een definitief moment in het verleden gebeurde en dus nu helemaal voorbij is. Belangrijke signaalwoorden zijn dan ook dingen als yesterday, last week, last summer, in 1997, enzovoorts.Voor regelmatige werkwoorden neem je het hele werkwoord en voeg je -ed toe:We jumped for joy when she told us.She played a game of Risk yesterday.De past continuous gebruik je als er twee zaken tegelijk gebeurden in het verleden. Dit kunnen twee zaken zijn waarvan de ene de ander onderbrak (eerste voorbeeld) of twee zaken die tegelijk plaatsvonden (tweede voorbeeld). Je maakt deze tijd met was/were + werkwoord + ing.- I was calling Francis when James arrived.- My parents were cleaning while I was doing the dishes Our plane leaves at half past six. - Present simpleJamie is meeting Frank at five in the morning. - Present continuousI think we will stop using cars in the near future. - will - futurePaul is performing at the local arts centre tomorrow. - Present continuousWe are going to visit Paris next week, it is all planned out! - Going to - futureI don’t think George will ever get used to living like this. - Will - futureSchool starts at 8:15 tomorrow. - Present simpleI am going to have a look at a house this afternoon. I have an appointment. - Going to futureToelichting:Bij deze opdracht moest je kiezen tussen: present simple (future), present continuous (future), will-future, going to-future.De present simple (future) gebruik je bij gewoontes, regelmatigheden of feiten die in de toekomst plaatsvinden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de opkomst van de zon, of vertrektijden van OV.Je maakt hem met hele werkwoord: All busses leave at 9:00 AM sharp.Is het onderwerp he, she of it? Voeg dan een -s toe aan het werkwoord: He plays football on Fridays.De present continuous (future) gebruik je bij duidelijke en concrete afspraken. Gebruik de juiste vorm van to be + het werkwoord + ing: I am meeting him this afternoon.De will-future gebruik je voor dingen waarvan je niet helemaal zeker kan zijn of waarvoor je geen bewijs hebtGebruik hiervoor het woord will + hele werkwoord: It will rain later today.De going to-future wordt gebruikt voor dingen in de toekomst waarvoor je bewijs hebt, of waarvan je erg zeker kan zijn dat ze gaan gebeuren.Voor deze tijd gebruik je een vorm van to be + going to + hele werkwoord. Bijvoorbeeld: I am going to clean my room today, since I promised my mom. Are you doingI’m meetingAre you meetingAre goingIs comingWill buyWill getIt will be Doesn’t he?Have you?Weren’t they?Shouldn’t we?Is she?Won’t they? / will they not?Do you?Aren’t I? / am I not?Toelichting:Tags of question tags zijn kleine toevoegingen aan het einde van zinnen, waarmee je de zin vragend maakt. Vaak vraag je om een bevestiging van je opmerking in de hoofdzin.Om de juiste tag toe te voegen kijk je altijd naar drie dingen:In de tag herhaal je altijd het onderwerp, maar altijd in een voornaamwoord. Dus ‘John’ wordt ‘He’, maar ‘She’ blijft ‘She.’Daarnaast kijk je goed naar het werkwoord. Staat er maar 1 werkwoord? Dan wordt dit een vorm van to be of to do. Staan er meerdere werkwoorden? Dan herhaal je het hulpwerkwoord:I know her, don’t I? → 1 werkwoord, wordt vorm van to doJames has seen her, hasn’t he? → 2 werkwoorden, herhaal het hulpwerkwoord (in dit geval have)Als de hoofdzin ontkenning bevat (zoals not of never) dan laat je dat weg in de tag. Heeft de hoofdzin dat niet, dan voeg je die ontkenning juist toe.I have never met her, have I? → Ontkenning in hoofdzin, niet in tag.We have spoken before, haven’t we? → Geen ontkenning in hoofdzin, wel in de tag. Neither/Nor did I.So can I.So do I.So am I.Neither/Nor do I.Neither/Nor will I.So was I.Toelichting:Je kan neither, nor en so gebruiken om aan te geven dat je het eens bent met een bepaalde stelling.Na neither, nor en so herhaal je het werkwoord uit de zin. Uitzondering hierop zijn de present simple en de past simple. Dan gebruik je do/did, net zoals bij question tags! were watching / wentwasn’t cooking or didn’t cook / didn’t haverang / was readingwas learning / was browsingwas talking / sawfound / became used to be / livedidn’t use to like / lovesused to drink / preferused to live / ownused to believe / knowsdidn’t use to care / watchdid you use to haveToelichting:De used to constructie wordt gebruikt om aan te geven dat iets in het verleden regelmatig gebeurde, maar nu niet meer.Je combineert used to altijd met een heel werkwoord, bijvoorbeeld used to do of used to play.Let op! Bij een vraagzin of ontkenning valt de letter -D weg en wordt het dus use to. Kijk maar eens:I used to love cherries.Did you use to love cherries?I didn’t use to love cherries. Hieronder staat een voorbeeldantwoord. Dear Sir/Madam,My name is Emily Johnson, and I am 18 years old. I am writing to ask if I can host a small party at your bar this summer. My friends and I are planning a celebration, and we think your bar would be a great place for it.We would like to have music, drinks, and food at the party. Could you please let me know what options you offer for these? Do you have a DJ or a music system we can use? What kind of drinks and food are available for events like this?We expect around 25 to 30 people to attend. We are hoping to book the party for Saturday, July 20th. Is this date still available? Also, could you provide some information about the prices?I look forward to your response. Thank you in advance!Best regards,Emily Johnson151 wordsTips:Kijk goed na of je voldoende woorden hebt gebruikt.Vraag een beoordelingsformulier van je docent zodat je een goed beeld hebt van hoe de schrijfopdracht wordt beoordeeld.Het is lastig om je eigen tekst na te kijken. Vraag daarom aan je (bijles-)docent of die je brief voor je wil nakijken.Let op: schrijf I (ik) altijd met een hoofdletter; hetzelfde geldt voor maanden van het jaar en dagen van de week, maar niet voor seizoenenLet goed op het volgende in het voorbeeld:Het omvat alle punten van de opdracht (en hou je strikt aan de opdracht)Vermijd ‘contractions’ zoals: it’s, I’m , I’ve, can’t, you’ll enz.Het gebruik van nette en formele taalEen vriendelijke toonCorrecte lay-out en alinea’s