Zugspitze 3+4 LRN-line - Hoofdstuk Schritt 6-11 - Partnachklamm oefentoetsen & antwoorden

desondanksgeledende buikde koortsde rughet lichaamde tandenhet potloodhet schriftzelfsleukde rapporten erkältet seinfurchtbardie Grippehustenweh tunblödetwaslangweiligder StundenplanPhysikTip: Denk eraan dat je de zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft. Maak de umlaut op een letter duidelijk, die 2 kleine puntjes maken een woord juist goed of fout. Vergeet het meervoud niet mee te leren! mogenlusten, lekker vinden, houden vanwillen, wens (graag willen) Het betekent beide moeten. Bij sollen is het moeten, omdat het de wens is van een ander. Bij müssen gaat het om een noodzaak, het kan niet anders. warenhattenwurdengewesengehabtgeworden Gefällt dir das?Amsterdam war chaotisch.Ich interessier mich gar nicht für Computerspiele.Ich lade dich zu meiner Geburtstagsparty ein.Ich habe keine Zeit.Kommst du heute Abend zu mir?Tip: Denk eraan dat je de zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft. Maak de umlaut op een letter duidelijk, die 2 kleine puntjes maken een woord juist goed of fout. die Ohren (hiermee kun je horen)der Mund (hiermee kun je eten)die Füße (hiermee kun je lopen)Biologie (bij dit vak leer je over planten en dieren)Geschichte (bij dit vak leer je over dat wat geweest is)Erdkunde (bij dit vak leer je alles over de wereld)Tip: Denk eraan dat je de zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft. Maak de umlaut op een letter duidelijk, die 2 kleine puntjes maken een woord juist goed of fout. ich kannes darfSie müssensie wissendu sollstich willdu magstSie möchtener kannwir dürfenes musssie weißihr sollter willwir mögenihr möchtetTip:Leer deze rijtjes goed uit je hoofd. Let ook op het juiste gebruik van de umlaut! Kijk goed naar het persoonlijk voornaamwoord welke vorm je nodig hebt. Deze werkwoorden moet je heel goed kennen, omdat je ze vaak nodig hebt. müssen, het kan niet anderssollen, het is de wil van de directeursollen, het is de wil van de vriendin kann, want er staat ich in de zinmüsst, want er staat ihr in de zindarfst, want er staat du in de zinwill, want er staat er in de zinsollt, want er staat ihr in de zinmagst, want er staat du in de zinmuss, want er Anita, dat is enkelvoud, je kijkt dan bij sie enkelvoudkönnen, want er staat wirmögen, want er staat Sieweißt, want er staat du hattestwarwarwarthattewarenwurdewurdehattenhattewarwaren Poffertjes schmecken herrlich./Ich finde Poffertjes herrlich/klasse.Ich finde Madurodam langweilig.Ich habe keine Lust ins Kino zu gehen.Ich finde den Freizeitpark zu teuer.Tip: - Maak het jezelf niet te moeilijk bij zulke opdrachten. Maak eenvoudige zinnen met woorden die je kent, als je iets niet weet, probeer het dan anders te zeggen. - Vergeet de hoofdletters niet bij zelfstandige naamwoorden. - Als je iets moet kiezen, kies dan iets dat je zeker weet en goed kan schrijven, ook al is het niet zo.