Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: drie typen verzorgingsstaten, de begrippen verzorgingsstaat, nachtwakersstaat en participatiesamenleving, politieke visies op de verzorgingsstaat, doelen van de overheid op het gebied van onderwijs, sociale ongelijkheid in relatie tot onderwijs, betalen van zorgkosten, het socialezekerheidsstelsel, factoren die de betaalbaarheid van de sociale zekerheid onder druk zetten, maatregelen van de overheid om de uitgaven aan sociale zekerheid te beperken en positieve discriminatie.
Toets Maatschappijleer
Thema's Maatschappijleer
Online maken
Toets afdrukken
De mate waarin mensen tevreden zijn over hun lichamelijke en geestelijke gezondheid.Ontwikkeling waarbij het geboortecijfer daalt, doordat mensen steeds minder kinderen krijgen.Organisaties die tussen de overheid en de individuele burger in staan en die verschillende groepen vertegenwoordigen.Bereidheid in een groep of samenleving om risico’s met elkaar te delen. Eerst was Nederland een nachtwakersstaat. Dit betekent dat de overheid zich voornamelijk inzet voor de veiligheid van de burgers.Dit veranderde, omdat werknemers zich verenigden in vakbonden / politieke partijen inzagen dat er regels moesten komen om de omstandigheden van mensen te verbeteren.Daarna werd Nederland een verzorgingsstaat. Dit betekent dat de overheid zich actief bemoeit met de welvaart en het welzijn van haar inwoners.Dit veranderde, omdat de verzorgingsstaat onbetaalbaar werd / omdat men andere ideologische ideeën kreeg.Nu ontwikkelt Nederland zich naar een participatiesamenleving. Dit betekent dat mensen meer verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leven en omgeving. Een meritocratisch ideaal is een samenleving waarbij inzet en talenten bepalend zijn voor je maatschappelijke positie. Dit past bij kansengelijkheid, omdat als je inzet en talenten als bepalend ziet voor iemands maatschappelijke positie, je ook iedereen een gelijke kans moet geven om bepaalde prestaties neer te zetten die je kunnen helpen een hogere maatschappelijke positie te bereiken. De kwalificatieplicht betekent dat je tot je achttiende naar school moet als je geen startkwalificatie hebt behaald. Een startkwalificatie is minimaal een mbo 2-, havo- of vwo-diploma. Deze plicht draagt bij aan het zorgen voor een goed opgeleide beroepsbevolking, omdat deze plicht jongeren meer kansen geeft op de arbeidsmarkt. Sociale cohesie wil zeggen dat verschillende groepen in de samenleving met elkaar in contact komen en met elkaar verbonden raken. Dit draagt bij aan burgerschapsvorming, omdat je op school al leert samenleven en – werken met andere mensen. Zo kun je ook een betere burger worden. ChristendemocratenUitleg: zij zien een grote rol voor het maatschappelijk middenveld, dus mensen moeten vooral voor elkaar zorgen binnen hun netwerk. Pas wanneer dit echt niet meer kan, zouden mensen moeten terugvallen op de overheid. SociaaldemocratenUitleg: het doel van evenveel kansen voor alle kinderen, past goed bij het streven naar minder ongelijkheid en ook de ruimere voorzieningen voor mensen in een kwetsbare positie zijn terug te zien in de financiële ondersteuning bij verschillende zaken.LiberalismeUitleg: als uitkeringen te hoog worden, dan neemt dit de prikkel weg om aan het werk te gaan. De verzorgingsstaat moet een vangnet zijn voor mensen die echt niet kunnen werken. Vergrijzing wil zeggen dat het aandeel van ouderen in de totale bevolking toeneemt. Doordat mensen langer leven, hebben meer mensen recht op AOW, terwijl het aantal werkenden daalt. Steeds minder mensen betalen dus voor de AOW van gepensioneerden. De maatregel die de overheid heeft genomen om hier iets aan te doen, is het verhogen van de AOW-leeftijd.Flexibilisering van de arbeidsmarkt wil zeggen dat er een toename is van het aantal flexwerkers. Deze mensen hebben dus een tijdelijk contract en zitten daardoor vaker thuis door werkloosheid. Daardoor stijgen de uitgaven voor WW en bijstand.De maatregel die de overheid heeft genomen om hier iets aan te doen is het stimuleren van werkgevers om mensen in vaste dienst te nemen. (Denk hierbij aan het versoepelen van de ontslagregels en financiële prikkels zoals een lagere WW-premie voor de werkgever t.a.v. werknemers met een vast dienstverband). Werkwijze:Noem de vier manieren waarop Nederlanders moeten of kunnen betalen voor zorg.Zoek bij elk van deze vier manieren bijpassende informatie uit de tekst.Koppel de vier manieren en de informatie uit de tekst aan elkaar. Belasting: in de tweede zin is te lezen dat Sophie belasting betaalt.De basisverzekering/zorgverzekering: deze zie je terug omdat de meeste kosten van Sophies bezoek aan de Spoedeisende Hulp worden gedekt / er is te lezen dat Sophie een zorgverzekering heeft afgesloten. De aanvullende verzekering: deze je zie je terug, omdat de kosten voor fysiotherapie volledig vergoed zijn. Dit kan alleen als je een aanvullende verzekering afsluit. Eigen risico: dit zie je terug, omdat Sophie zelf 385 euro moet betalen voor het bezoek aan de Spoedeisende Hulp. Met het eigen risico wordt namelijk bedoeld dat je de eerste paar honderd euro (tussen de 385 en 885, je kunt het bedrag zelf kiezen) van (de meeste) zorgkosten zelf betaalt. Werkwijze:Geef een omschrijving van de begrippen sociale voorzieningen en sociale verzekeringen en ga daarbij ook in op het verschil in wijze van financieren en wie er gebruik van kan maken. Haal informatie uit de tekst waaruit dit verschil naar voren komt. Koppel tot slot de theorie over sociale verzekeringen en sociale voorzieningen aan de informatie uit de tekst en aan de constatering dat jongeren sneller in de bijstand belanden dan ouderen. Antwoord: Bij sociale verzekeringen betalen mensen een premie om zich te verzekeren tegen een bepaald risico. Er zijn twee soorten sociale verzekeringen, namelijk werknemersverzekeringen (verplicht voor werknemers in loondienst en ook werkgevers betalen premie) en volksverzekeringen (verplicht voor iedereen). Sociale voorzieningen zijn er voor mensen die niet kunnen terugvallen op werknemers- of volksverzekeringen. Iedereen betaalt hier via belastingen aan mee. In het artikel is te lezen dat jongeren nog weinig WW-rechten hebben opgebouwd en dus sneller geen recht meer hebben op een werkloosheidsuitkering, waardoor zij vaker in de bijstand terecht komen. Geredeneerd vanuit de verschillen tussen sociale verzekeringen en voorzieningen, is het dus logisch dat jongeren sneller in de bijstand komen. Omdat jongeren nog weinig jaren premie hebben afgedragen voor de WW - dit is een werknemersverzekering – kunnen ze er slechts kort gebruik van maken. Werknemersverzekeringen zijn namelijk alleen voor degenen die er premie voor hebben afgedragen. Deze jongeren zijn dan al snel aangewezen op sociale voorzieningen die er voor iedereen zijn om op die manier niet onder een minimum te zakken, dus komen ze in de bijstand. Werkwijze:Geef de omschrijving van het begrip sociale ongelijkheid.Bepaal welke informatie uit de tekst wijst op het verkleinen van sociale ongelijkheid.Koppel de omschrijving van sociale ongelijkheid en de informatie uit de tekst aan elkaar. Antwoord: Sociale ongelijkheid is de ongelijke verdeling van kennis, financiële middelen en macht. In de tekst is te lezen dat door deze wet meer kinderen een vervolgopleiding gingen doen / leerlingen meer mogelijkheden hadden om door te stromen naar andere opleidingen / leerlingen de kans kregen om op te stromen van bijvoorbeeld mavo, naar havo, naar vwo of van mbo naar hbo. Dit vermindert de sociale ongelijkheid, omdat kennis hierdoor minder ongelijk verdeeld is, want ook kinderen uit lagere sociale milieus gingen dus langer naar school / kregen meer kans om door te stromen naar andere of hogere opleidingen. Werkwijze:Vul eerst het woord in dat op de plaats van de letter A hoort.Geef dan een omschrijving van het begrip positieve discriminatie.Haal informatie uit de tekst waaruit blijkt dat het hier gaat om positieve discriminatie.Koppel tot slot de omschrijving van positieve discriminatie en de informatie uit de tekst aan elkaar. Antwoord:a. Vrouwenquotum. (Een vrouwenquotum is namelijk een wettelijke plicht voor beursgenoteerde bedrijven om zeker een derde van hun raad van commissarissen uit vrouwen te laten bestaan).b. Positieve discriminatie is het bevoordelen van groepen met een achterstand op de arbeidsmarkt.In het artikel is te lezen dat grote Europese bedrijven 40% (of een derde) van hun raad van commissarissen uit vrouwen moet laten bestaan. Hier is sprake van positieve discriminatie, omdat vrouwen een achterstand hebben op de arbeidsmarkt en deze maatregel ervoor zorgt dat vrouwen bevoordeeld worden bij het maken van een keuze voor een commissaris. Werkwijze:Bedenk goed welke twee typen verzorgingsstaten passen bij Nederland en geef de naam en het kenmerk dat hier van belang is.Haal voor elk type verzorgingsstaat bijpassende informatie uit de grafiek. Koppel tot slot elk van de twee typen verzorgingsstaat aan de informatie uit de grafiek. Antwoord: Het eerste type verzorgingsstaat dat te herkennen is, is de corporatistische verzorgingsstaat. In dit type verzorgingsstaat wordt van mensen verwacht dat ze met elkaar samenwerken en is dus het maatschappelijk middenveld belangrijk / wordt de bescherming van het gezin als belangrijk gezien.Hier past de situatie van 2024 bij, waar ouders dus relatief weinig terugkrijgen van de kosten die ze maken voor kinderopvang. Dit past in dit type verzorgingsstaat, omdat mensen voor hulp vooral afhankelijk zijn van samenwerking binnen het maatschappelijk middenveld. In een dergelijke verzorgingsstaat wordt het niet gestimuleerd om je kinderen naar de kinderopvang te brengen, omdat je terug kunt vallen op je netwerk voor het opvangen van de kinderen. Het is dan dus niet nodig om de kinderopvang zo goedkoop mogelijk te maken. / Dit past in dit type verzorgingsstaat, omdat er wordt uitgegaan van het gezin, waarin de man werkt en de vrouw voor de kinderen zorgt. Er is dan geen kinderopvang nodig en het hoeft dus niet goedkoop gemaakt te worden.Het tweede type verzorgingsstaat dat hier te herkennen is, is de sociaaldemocratische verzorgingsstaat. Hier wordt gelijkheid / een hoge belastingdruk en een grote rol van de overheid heel belangrijk gevonden en daar hoort het laag houden van de kosten voor kinderopvang – zodat gezinnen werk en kinderen goed kunnen combineren – bij. De ontwikkeling die te zien is in de grafiek, waarbij de teruggave voor kinderopvang in 2025 al hoger is en het de bedoeling is dat de teruggave in 2027 96% is, past hier goed bij. Dit past bij gelijkheid / een hoge belastingdruk en een grote rol van de overheid, omdat deze ontwikkeling ervoor zorgt dat ouders bijna niets meer hoeven te betalen voor kinderopvang. / Dit past bij het het makkelijker maken van de combinatie werk en gezin, omdat ouders bijna niets meer hoeven te betalen voor de kinderopvang en er dus vaker gebruik van kunnen maken.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.