Praktische Economie MAX 2019
- Hoofdstuk 1 - Schaarste en ruilen
oefentoetsen & antwoorden
MAX
Klas 3|Havo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: behoeften, middelen, productiefactoren, schaarse goederen, vrije goederen, consumeren, zelfvoorziening, begroting, budgetlijn, arbeidsproductiviteit, arbeidsverdeling, directe ruil, indirecte ruil, schaalvergroting, specialisatie, chartaal geld, giraal geld fiduciair geld en procenten.
Toets Economie
Praktische Economie MAX 2019
Online maken
Toets afdrukken
De vier productiefactoren:Natuur: levert de grond, natuurlijke grondstoffen en energie.Kapitaal: bestaat uit middelen, zoals machines, gebouwen en transportmiddelen, die de productie mogelijk maken.Arbeid: is de inspanning van mensen. Dit noem je menselijk kapitaal.Ondernemerschap: is het initiatief om natuur, kapitaal en arbeid met elkaar te combineren. Hiermee neemt de ondernemer een risico. Van tevoren is niet zeker of de ondernemer met deze combinatie winst kan maken.Een auto kan zowel een kapitaalgoed als een consumptiegoed zijn, als de auto wordt gebruikt voor de productie van goederen/diensten en voor de behoeftebevrediging van consumenten. Denk aan een taxichauffeur die met de auto geld verdient, maar met dezelfde auto ook op vakantie gaat.Om in je behoeften te voorzien zijn er twee mogelijkheden:Zelfvoorziening. Je maakt dan zelf producten.Consumeren. Het kopen van goederen en diensten.Schaalvergroting betekent dat een bedrijf meer producten kan en gaat produceren.Manieren om over giraal geld te beschikken zijn:In een winkel bij een betaalautomaat een pinpas gebruiken.Met een pinpas geld uit een geldautomaat halen.Thuis een overschrijvingskaart in te vullen; hiermee schrijf je geld over van je eigen rekening naar de rekening van de ander.Een acceptgiro in te vullen.Betalen met een creditcard. Met een creditcard kun je overal in de wereld betalen. Alle bedragen die je betaalt met je creditcard, worden een keer per maand van je bankrekening afgeschreven. Om een creditcard te krijgen moet je minstens 18 jaar zijn en een regelmatig, bepaald inkomen hebben. Niet alle bedrijven accepteren een creditcard.Internetbankieren. Je betaalt rekeningen via internet. Je logt in op de website of app van je bank en vervolgens geef je betaalopdrachten.Telefonisch. Je belt met de bank en geeft telefonisch opdracht een bedrag over te maken. De kosten daarvan zijn hoger. Mensen hebben onbeperkte behoeften, maar de middelen om deze behoeften te bevredigen zijn beperkt beschikbaar. Hierdoor ontstaat schaarste. De economie houdt zich bezig met op welke manier de beperkt aanwezige middelen worden ingezet om de onbeperkte behoeften te bevredigen. Aangezien niet alle behoeftes kunnen worden bevredigd, moeten er keuzes worden gemaakt.Om over een schaars goed te kunnen beschikken, zijn productiefactoren nodig. Er kunnen met de beschikbare productiefactoren niet voldoende goederen worden geproduceerd om aan al onze behoeften te kunnen voorzien. Voor een vrij goed hoef je geen productiefactoren op te offeren om over dat goed te kunnen beschikken.Nee, drinkwater wordt niet schaars als er een tekort aan drinkwater ontstaat. Drinkwater moet geproduceerd worden en is dus altijd een schaars goed, ook als het drinkwater in ruime mate aanwezig zou zijn.Om over een schaars goed te kunnen beschikken, zijn productiefactoren nodig. Er kunnen met de beschikbare productiefactoren niet voldoende goederen worden geproduceerd om aan al onze behoeften te kunnen voorzien. Voor een vrij goed hoef je geen productiefactoren op te offeren om over dat goed te kunnen beschikken. Verwachte inkomstenPer maandPer kwartaalPer jaarTotaal per jaarNetto-maandsalaris€ 1.741€ 20.892Vakantiegeld€ 1.232€ 1.232Kinderbijslag€ 648€ 2.592Zorgtoeslag€ 171€ 2.052 Totaal€ 26.768Verwachte uitgavenPer maandPer kwartaalPer jaarTotaal per jaarDagelijkse uitgavenDagelijkse boodschappen€ 995€ 11.940Vaste lastenWoonlasten huurhuis€ 600€ 7.200Gas, water en licht€ 161€ 1.932Internet abonnement € 89€ 1.068Gemeentelijk belasting€ 70€ 840Zorgverzekering€ 110€ 1.320Inboedelverzekering€ 250€ 250Contributie€ 360€ 1.440Incidentele uitgavenIncidentele uitgaven€ 100€ 1.200 Totaal€ 27.190Redenen waarom op sommige vaste lasten moeilijk bezuinigd kan worden:Sommige vaste lasten zijn verplicht, zoals de gemeentelijke belastingen, woonlasten en sommige verzekeringen.Contracten kunnen vaak niet onmiddellijk worden opgezegd, zoals contributie en internet abonnement.Het termijnbedrag van gas, water en licht kan voor een bepaalde periode zijn vastgelegd. Ook al bespaar je op deze uitgaven, levert het pas op langere termijn voordeel op.Het gezin zou kunnen bezuinigen op de dagelijkse boodschappen. Bij de dagelijkse boodschappen zou er meer op acties en aanbiedingen gelet kunnen worden of op zoek gaan naar een goedkopere winkel. Opmerking: Er is geen informatie waaruit de incidentele uitgaven bestaan (kleding of aanschaf van keukenapparatuur?). Daar valt dus niets over te zeggen. De juiste volgorde is:Geld wordt gebruikt als ruilmiddelRuilen is heel makkelijkBij indirecte ruil hoeft de verkoper alleen maar een klant te vinden. Het is niet meer nodig een klant te vinden die een product kan leveren waar de verkoper zelf behoefte aan heeft.Arbeidsverdeling wordt gestimuleerdBij arbeidsverdeling gaan mensen en bedrijven zich specialiseren.De arbeidsproductiviteit stijgtMensen en bedrijven richten zich op één of enkele taken waar ze goed en/of snel in zijn. Dit verhoogt de productie per persoon.De kosten per product nemen afDoor een hogere productie per persoon nemen de (loon)kosten van de productie af. Hierdoor wordt een product goedkoper.Tips: Gegeven is dat je met de eerste zin moet beginnen. De laatste zin is de “kosten per product nemen af”. Je hoeft dan nog maar drie zinnen in de juiste volgorde te zetten. De zin “ruilen is heel makkelijk” is een aanvulling op de eerste zin. De zinnen ”arbeidsverdeling wordt gestimuleerd” en “de arbeidsproductiviteit stijgt” volgen elkaar op (oorzaak-gevolg). De zin “de kosten per product nemen af” is daar weer een gevolg van. Saskia heeft € 1.500 beschikbaar voor de aankoop van vreemde valuta. € 1 = £0,90. Dus € 1.500 = € 1.500 x £0,90 = £1.350.Nederlanders zijn op vakantie in Engeland goedkoper uit bij een lagere koers. Engeland krijgen zo meer toeristen en verdienen dan meer geld. Wat voor een vakantie geldt, geldt ook voor producten. Producten uit Engeland worden goedkoper voor Nederlanders en andere Europeanen die de euro hebben. Engeland kan dus meer producten verkopen aan Europa. Als het hele budget wordt besteed aan smoothies, kunnen 50 smoothies worden gekocht voor € 800. De prijs van smoothies kan worden uitgerekend door het budget te delen door het maximum aantal smoothies. De prijs van een smoothies is dan € 80 / 50 = € 1,60. Als er 14 cheeseburgers worden gekocht, kost dat € 4 x 14 = € 56.Van het budget blijft € 80 - € 56 = € 24 over.Dit geld kan worden besteed aan smoothies.Het resterende budget gedeeld door de prijs van een smoothie is het aantal smoothies dat kan worden gekocht. Dus € 24 / € 1,60 = 15 smoothies.Opmerking: ter controle kan het antwoord worden afgelezen in de grafiek. Als er 14 cheeseburgers worden gekocht (aflezen op de y-as) kunnen er maximaal 15 smoothies worden gekocht (aflezen op de X-as).De oorzaak van het verschuiven van de budgetlijn naar links is dat de prijs van een cheeseburger is gestegen. Op de verticale as is af te lezen dat als je alleen cheeseburgers koopt, je minder cheeseburgers kan kopen bij hetzelfde budget.Een evenwijdige verschuiving van de budgetlijn naar links kan zijn veroorzaakt door:Een afname van het budget. Er kan van beide producten minder worden gekocht.De prijs van beide producten is in dezelfde mate gestegen. Ook in dit geval kan van beide producten minder worden gekocht. Er is hier sprake van indirecte ruil. De goederen en diensten worden niet rechtstreeks met elkaar geruild. De flippen worden gebruikt als geld. De producten en diensten worden geruild tegen flippen en dat kun je weer gebruiken om andere producten en diensten te kopen.De flippen functioneren als giraal geld. Er worden geen munten en bankbiljetten gebruikt. Leden hebben een saldo en mogen rood staan (tot een afgesproken aantal flippen) of een positief saldo hebben, net als een giraal saldo bij een echte bank.De flippen worden gebruikt als ruilmiddel. Je ruilt diensten die je voor een ander verricht tegen flippen en je kunt met je verdiende flippen diensten kopen die een ander voor jou doet. Je kunt ook de flippen gebruiken als oppotmiddel (je kunt een saldo hebben) om er later goederen of diensten mee te kopen. Tenslotte worden de flippen gebruikt als rekenmiddel: de dienstverlening wordt in flippen uitgedrukt. Het kan een vergoeding in flippen per uur zijn of een afgesproken aantal flippen voor het karwei of dienst.Let op: Noem in je antwoord alle functies van geld die op de flippen van toepassing zijn en maak duidelijk, eventueel met voorbeelden uit de tekst, waarom de flippen die functies hebben.De functies bij de flippen werken minder goed dan bij de euro, omdat niet iedereen meedoet. Iedereen accepteert dus wel euro’s, maar niet iedereen accepteert de flippen. Bovendien moet je telkens onderhandelen, dus werkt de rekenfunctie ook beperkter ten opzichte van de euro. Hyperinflatie heeft geen gevolgen voor de intrinsieke waarde. Het materiaal waarvan het geld is gemaakt is nog steeds evenveel waard. Hyperinflatie heeft geen gevolgen voor de nominale waarde. De waarde die op het geld gedrukt staat verandert niet.Door hyperinflatie daalt de interne waarde van het geld in dit land. Door hyperinflatie stijgt de gemiddelde prijs van producten en diensten. Je kunt dan voor dezelfde hoeveelheid geld minder producten en diensten kopen. Een absolute verandering berekenen doe je als volgt: Het “oude” getal : door 100 x de procentuele verandering = absolute verandering.Dus € 450 : 100 x 3,7 = € 16,65.Een procentuele verandering berekenen doe je als volgt: Absolute verandering : het “oude” getal x 100.De absolute verandering is € 1.230 - € 1.200 = € 30. Het “oude” getal is € 1.200.Dus € 30 : € 1.200 x 100 = 2,5%.Een procentuele vergelijking maken doe je als volgt:Het verschil : het bedrag waarmee je vergelijkt x 100Het verschil is € 74,45 - € 63,68 = € 11,77. Het getal waarmee je vergelijkt is € 63,68.Dus € 11,77 : € 63,68 x 100 = 18,5% (afgerond).De berekening in procenten doe je als volgt:Het verschil : het “oude” getal x 100Het verschil is 2% - 1,6% = 0,4%. Het “oude” getal is 1,6%.Dus de stijging in procenten is 0,4% : 1,6% x 100 = 25%.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.