Nova Nask MAX 2021 deel A
- Hoofdstuk 2 - Stoffen
oefentoetsen & antwoorden
MAX
Klas 1-2|Vwo/gymnasium
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Stofeigenschappen
Gevarensymbolen
Scheidingsmethoden
Omrekenen van massa en volume
Rekenen met dichtheid
Toets Nask/Science
Nova Nask MAX 2021 deel A
Online maken
Toets afdrukken
Een aantal voorbeelden van stofeigenschappen zijn:GeurKleurSmaakBrandbaarheidEen zuivere stof bestaat uit één soort moleculen; een mengsel bestaat uit verschillende soorten moleculen.Met een weegschaal kan je de massa van een hoeveelheid stof bepalen. (En met een maatcilinder kan je het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen.)Als het voorwerp drijft op water, dan kun je zeggen dat de dichtheid van het voorwerp kleiner is dan die van water. Niet waar. Het gevarensymbool betekent dat de stof explosief is (het kan door een vonk of schok ontploffen).Waar. Verf bestaat uit een vloeistof met daarin een fijnverdeeld poeder. Na verloop van tijd zal de poeder naar de bodem zakken.Niet waar. De massa geeft aan uit hoeveel stof een voorwerp bestaat. Gewicht is de kracht waarmee het voorwerp aan je handen trekt of op de vloer drukt. Waar, dichtheid is een eigenschap waaraan je een stof kunt herkennen. De juiste koppelingen zijn:BDAECF Het verschil tussen een oplossing en een suspensie is:Een oplossing is helder en blijft altijd perfect gemengd.Een suspensie is troebel (kan je niet doorheen kijken) en na verloop van tijd zal de vaste stof zich scheiden van de vloeistof.Extraheren is het “eruit trekken” van geur-, kleur- en smaakstoffen. Zie onderstaande afbeelding.Bron: Gemaakt met Canva Onthoud:1 t = 1000 kg1 kg = 1000 g1 g = 1000 mg100 g =0,1 kg1,3 kg = 1300 g1 g =1000 mg4,5 t =4500 kg0,865 kg =865 g8 mg = 0,008 g550 mg = 5,50 g0,45 t = 450 kg0,067 g67 mg1200 kg = 1,2 t Onthoud:1 m3 = 1000 dm3 = 1000 L1 dm3 = 1000 cm3 = 1 L1 cm3 = 1 mL1 m3 =1000 dm30,08 dm3 =80 cm31 dm3 =1000 cm30,4 m3 =400 L1 L =1 dm3825 cm3 =0,825 dm3100 dm3 =0,1 m3604 L = 604 000 mL1 mL =1 cm39,67 L =9670 cm3 De kaars is een cilinder, dus je gebruikt de formule $volume = pi \times (straal)^2 \times hoogte$, oftewel $V = \pi \times r^2 \times h$.De diamete van de kaars is 2 cm, dus de straal is 1 cm.Invullen van de formule geeft $V = \pi \times (1)^2 \times 8 = 25,13\ cm^3$.De kaars heeft een inhoud van $25,13\ cm^3$.De krat heeft de vorm van een rechthoekig voorwerp, dus je gebruikt de formule $volume = lengte \times breedte \times hoogte$, ofwel $V = l \times b \times h$.Invullen van de formule geeft $V = 0,8 \times 0,4 \times 0,3 = 0,096\ m^3$.De krat heeft een inhoud van $0,10\ m^3$. Belangrijke groot- en eenheden zijn:GrootheidSymboolEenheidSymboolVolume$V$Kubieke meter Kubieke centimeter$m^3$$cm^3$Massa$m$KilogramGram$kg$$g$Dichtheid$\rho$Gram per kubieke centimeterKilogram per kubieke meter$g/cm^3$$kg/m^3$Gegeven:$V = 5\ cm^3$$m = 13,5\ g$Gevraagd:$\rho = ?\ g/cm^3$Formule: $\rho = \frac{m}{V}$Berekening:$\rho = \frac{13,5}{5} = 2,7\ g/cm^3$Antwoord:De dichtheid van de stof is $2,7\ g/cm^3$Gegeven:$V = 6\ cm^3$$m = 4,68\ g$Gevraagd:$\rho = ?\ g/cm^3$Formule: $\rho = \frac{m}{V}$Berekening:$\rho = \frac{4,68}{6} = 0,78\ g/cm^3$Antwoord:De dichtheid van de stof is $0,78\ g/cm^3$Gegeven:$\rho = 1,8\ g/cm^3$$m = 16,2\ g$Gevraagd:$V = ?\ cm^3$Formule: $\rho = \frac{m}{V}$Berekening:We gebruiken een verhoudingstabel:Volume ($cm^3$)$1$$?$Massa (g)$1,8$$16,2$Het is een kruistabel, dus je vermenigvuldigt de schuinen en dan deel je door het laatste getal:$(1 \times 16,2) : 1,8 = 9\ cm^3$Antwoord:Het volume van het blokje is $9\ cm^3$. Je gebruikt de scheidingsmethode filtratie.De gemalen koffie wordt tegengehouden door het filter (residu), het water (met smaakstoffen) stroomt erdoorheen (filtraat).In het geval van een cafetière gebruik je ook filtratie, maar het is minder nauwkeurig.De metalen zeef laat meer deeltjes door dan een papieren filter. De koffie bevat dus meer residu.De espressomachine werkt onder hoge druk, en dat is geen echte scheidingsmethode. Er is geen duidelijk filtraat en ook geen duidelijk residu zoals bij filtratie. Belangrijke groot- en eenheden zijn:GrootheidSymboolEenheidSymboolVolume$V$Kubieke meter Kubieke centimeter$m^3$$cm^3$Massa$m$KilogramGram$kg$$g$Dichtheid$\rho$Gram per kubieke centimeterKilogram per kubieke meter$g/cm^3$$kg/m^3$Om te bepalen of het echt goud is, zou je de onderdompelmethode kunnen gebruiken. Je maakt hiervoor gebruik van een maatglas met water en een weegschaal.Door het maatglas kan je het volume van het voorwerp berekenen, en door de weegschaal kan je de massa van het voorwerp vaststellen. Je gebruikt de formule $\rho = \frac{m}{V}$ om ten slotte de dichtheid te berekenen.Gegeven:$m_{medaille} = 412\ g$Goud kost 20 euro per gram Gevraagd:Waarde medaille = ? euro Berekening:$412 \times 20 = 8240\ euro$Conclusie:Een echte gouden medaille zou 8240 euro waard zijn.Gegeven:$m = 412\ g$$m_{zilver} = 406\ g$$\rho_{zilver} = 10,49\ g/cm^3$ Gevraagd:$V_{zilver} = ?\ cm^3$ Formule:$\rho = \frac{m}{V}$Berekening:We gebruiken een verhoudingstabel:Volume zilver ($cm^3$)$1$$?$Massa zilver (g)$10,49$$406$Het is een kruistabel, dus je vermenigvuldigt de schuinen en dan deel je door het laatste getal:$(1 \times 406) : 10,49 = 38,70\ cm^3$Conclusie: Het volume aan zilver in de medaille is $38,7\ cm^3$.Gegeven:$m_{goud} = 6\ g$Goud kost 20 euro per gram$m_{zilver} = 406\ g$Zilver kost 0,95 euro per gram Gevraagd:Waarde medaille = ? euro Berekening:$6 \times 20 = 120\ euro$ aan goud$406 \times 0,95 = 385,70\ euro$ aan zilverTotale prijs = $120 + 385,70 = 505,70\ euro$Conclusie:Een ‘gouden’ medaille is 505,70 euro waard. Het gewicht van een persoon op de Mount Everest is iets lager dan op zeeniveau, omdat de zwaartekracht iets zwakker is, waardoor het gewicht afneemt.Op grotere hoogte ben je verder van het middelpunt van de aarde, dus zal de aarde niet zo hard aan je “trekken” dan als je op zeeniveau bent.De massa blijft altijd gelijk. Massa is de hoeveelheid stof waaruit iets bestaat, en zal niet veranderen als de zwaartekracht verandert. Gegeven:$l = 2,0\ m$$b = 1,5\ m$$h = 0,5\ m$Gevraagd:$V = ?\ m^3$Formule: $V = l \times b \times h$ Berekening:$V = 2,0 \times 1,5 \times 0,5 = 1,5\ m^3$ Antwoord:De inhoud van het zwembad is 1,5 $m^3$Gegeven:$V = 1,5\ m^3$ Gevraagd:$V = ?\ L$Formule: $1\ m^3$ = $1000\ dm^3$ = 1000 LBerekening:$V = 1,5 \times 1000 = 1500\ dm^3$$V = 1500\ L$ Antwoord:De inhoud van het zwembad is 1500 liter.Gegeven:$V_{zwembad} = 1500\ liter$$V_{emmer} = 5000\ mL$Gevraagd:Hoeveel emmers heb je nodig om het zwembad te vullen?Formule: $1\ dm^3$ = $1000\ cm^3$ = 1 L$1\ cm^3$ = 1 mLBerekening:$V_{emmer} = 5000 : 1000 = 5\ L$$aantal\ emmers = 1500 : 5 = 300\ emmers$Antwoord:Om het zwembad te vullen heb je 300 emmers van 5000 mL nodig. Zie onderstaande afbeelding.Bron: Wikimedia CommonsEen bijtende stof kan de huid beschadigen. Handschoenen beschermen de huid tegen direct contact met de stof.Andere gevarensymbolen die je op schoonmaakmiddelen tegen zou kunnen komen zijn:Ontvlambaar: kan gemakkelijk in brand vliegen.Giftig: het kan je ernstig ziek maken of zelfs doden.Schadelijk voor het milieu.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.