Na klar! MAX 5.0 deel A + B
- Hoofdstuk 3 - München
oefentoetsen & antwoorden
5e editie
Klas 1-2|Vmbo-gt/havo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Woorden (sport, hobby, feest en feestdagen)
De kloktijden, maanden, rangtelwoorden en datum, feesten.
Werkwoorden met stam op s-klank
Modale werkwoorden
Van zelfstandig naamwoord naar persoonlijk voornaamwoord
Aanvullende regels voor geslacht zelfstandige naamwoorden
Een gesprek voeren over sporten
Iemand iets toewensen, hoe je iemand uitnodigt en hoe je reageert op een uitnodiging
Toets Duits
Na klar! MAX 5.0 deel A + B
Online maken
Toets afdrukken
het liefstbuitende wereldeen beetjede wedstrijdsaaitoende verjaardaghet cadeauuitnodigende vakantieiemandToelichting:Let erop dat je alle zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft.Leer ook de meervoudsvormen van zelfstandige naamwoorden.Bij het meervoud krijg je altijd ‘die’ als lidwoord. Gitarre spielenlesenSerien schauentanzenzeichnendas Getränkder KuchenGeburtstag habendie Nudelsalatdie Schokoladetorte Herzlichen Glückwunsch zum Geburtstag!Ein frohes neues Jahr!Ich möchte dich zu meiner Party einladen.Sag mir bitte Bescheid, ob du kommen kannst.Danke für die Einladung.Ich komme gern.Die Party beginnt um 19 Uhr.Toelichting: Let erop dat je in de zinnen de zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft. erstedrittesiebtezehntevierzehntesechzehntezwanzigstefünfundzwanzigstedreißigsteachtunddreißigsteeinundvierzigstezweiundvierzigsteToelichting: rangtelwoordenOm het rangtelwoord te schrijven in het Duits gebruik je de volgende 2 regels: Getallen tot en met 19 krijgen achter het telwoord +te Getallen tot en met 20 krijgen achter het telwoord +steBij een datum zet je er ook nog een +n achter -> am zwölften Januar Digitaal: Es ist dreizehn Uhr dreißig. Analoog: Es ist halb zwei.Digitaal: Es ist neun Uhr fünfundvierzig. Analoog: Es ist Viertel vor zehn.Digitaal: Es ist fünfzehn Uhr zwanzig. Analoog: Es ist zehn vor halb vier.Digitaal: Es ist vierzehn Uhr. Analoog: Es ist zwei Uhr.Digitaal: Es ist einundzwanzig Uhr zehn. Analoog: Es ist zehn nach neun.Digitaal: Es ist dreiundzwanzig Uhr fünfundfünfzig.Analoog: Es ist fünf vor zwölf.Toelichting: kloktijdenJe kan de kloktijden op 2 manieren schrijven. Volgens de digitale klok (telefoon, laptop) maar ook volgens de analoge klok (horloge, klok aan de muur met wijzers). Digitale klok: Schrijf het linker getal voluit. Dan schrijf je Uhr en daarachter komt het rechter getal voluit. Analoge klok: De woordvolgorde is hetzelfde als in het Nederlands. Je moet hiervoor, naast de getallen, de volgende woorden kennen: uur = Uhrkwart = Viertelvoor = vorover = nachhalf = halb der Januar → de maanden hebben in het Duits altijd een lidwoordim März → als je ‘in’ bij een maand gebruikt, schrijf je dat in het Duits als ‘im’im AugustOsternWeihnachtendas Zuckerfest könnendürfenmüssenVertaling:kunnenmogen (toestemming)moeten (het kan niet anders)ichkanndarfmussdukannstdarfstmusst*er / sie / eskanndarfmusswirkönnendürfenmüssenihrkönntdürftmüsstsie / SiekönnendürfenmüssenmögenwollenmöchtenVertaling:mogen**, houden van, lustenwillengraag willenmögenwollenmöchtenichmagwillmöchtedumagstwillstmöchtester / sie / esmagwillmöchtewirmögenwollenmöchtenihrmögtwolltmöchtetsie / SiemögenwollenmöchtenToelichting:De modale werkwoorden zijn hulpwerkwoorden die in een zin aangeven of iets een mogelijkheid, wens of noodzakelijkheid is. Je kan deze werkwoorden vaak door elkaar vervangen. De modale werkwoorden hebben een aantal bijzonderheden. Ze veranderen van klank bij de enkelvoudsvormen. Dat zie je in het nakijkmodel aan de gele letter. Je kan dit onthouden doordat we dit ook in het Nederlands doen. Kijk maar: kunnen → ik kan; mogen → ik mag.Ze krijgen dezelfde uitgang als feesttenten maar ich, er, sie en es krijgen bij deze werkwoorden nooit een uitgang. Let op! 'Möchten' is een uitzondering op deze regels maar wordt vaak wel bij deze groep werkwoorden betrokken. Daarom staat hij hier wel bij maar heeft zijn eigen uitgangen en geen klankwisseling.Uitzonderingen: du musst en du weißt → je schrijft alleen een -t als uitgang omdat de stam op een s-klank eindigt. ich weiß → bij het werkwoord ‘wissen’ verandert er in het enkelvoud naast de klank ook de ‘ss’ in een ‘ß’. Dit moet je ook schrijven.mogen → ‘mogen’ betekent bij het werkwoord ‘mögen’ ook wel ‘aardig vinden’. Tip:Leer deze rijtjes uit je hoofd en schrijf ze op je toetsblaadje zodat je tijdens het maken van de opdracht meteen kan zien wat de vertaling is. Du heißt Ronnie?Reist du nach Italien?Tanzt du nicht so gern?Hasst du mich?Toelichting werkwoorden met stam op s-klankAls de stam eindigt op een ß, s, ss, z of x dan krijg je bij ‘du’ alleen een -t als uitgang erachter in plaats van -st. Dit is omdat er al een s-klank staat aan het einde van de stam. Bijvoorbeeld: faxen → du faxt; heißen → du heißt; tanzen → du tanztDe andere personen krijgen de normale uitgang van feesttenten: ich -> stam + edu → stam + ter / sie /es → stam + twir → stam + enihr → stam + tsie / Sie → stam + enExtra uitleg:Duitse werkwoorden krijgen net als Nederlandse werkwoorden altijd een uitgang. In het Duits zetten we die achter de stam van het werkwoord. Dus: stam = hele werkwoord - en. Bijvoorbeeld: wohnen → stam = wohnVervolgens kijk je in de zin wie het onderwerp is (wie voert de actie uit) en weet je welke uitgang je achter de stam van het werkwoord moet zetten. Bijvoorbeeld: wohnen → Ich ______ in Berlin. De stam van ‘wohnen’ is ‘wohn’, ‘ik’ is het onderwerp en volgens de regel moet er dan een -e achter de stam komen. Dus: Ich wohne in Berlin.Let op! Heb je met 2 of meer mensen te maken in een zin als onderwerp, dan gebruik je ‘sie’ van de meervoudsvormen om de uitgang te bepalen.Bijvoorbeeld: spielen → Peter und Annika __________ draußen. Peter und Annika zijn 2 mensen dus gebruik je de regel: sie → stam + en. Dus: Peter und Annika spielen draußen.Als een ding het onderwerp is dan gebruik je vaak de uitgang van ‘es’. Als het om een meervoudsvorm van een ding gaat, gebruik je ook weer de meervoudsvorm van ‘sie’. Ich möchte morgen mitgehen?Du kannst diese Bluse kaufen.Anna mag Spaghetti sehr.Die Kinder wollen draußen spielen.Er darf zur Toilette gehen in der Schule. -> vraagt om toestemmingWir müssen rechtzeitig bei dem Bus sein. Frau Berg, können Sie uns vielleicht helfen?Das Kind muss sich umkleiden für die Schule. Willst du mit mir zur Oma gehen? Die Schüler mögen ihre Lehrer sehr. -> geeft aan iemand aardig te vinden Dürfen wir eine Kekse nehmen? -> vraagt om toestemmingToelichting: Kijk nog eens naar opdracht 7 en de toelichting om te zien hoe je de modale werkwoorden toepast. Er heißt Peter.Wir reisen nach Spanien.Petra tanzt mit Bob.Ich lese ein Buch.Du küsst ihn.Mein Vater schließt die Tür.Sitzt du in dieser Klasse?Tip: Markeer in de zin het onderwerp. Zo kun je snel zien met welk onderwerp je te maken hebt en dus welke uitgang je achter de stam van een werkwoord moet zetten.Lees de toelichting en extra uitleg nog eens van opdracht 8 als je deze opdracht moeilijk vond. ersiesiesie (meervoud)eressie (meervoud)sieesToelichting: Regels vervangen van een zelfstandig naamwoord door een persoonlijk voornaamwoordMannelijke zelfstandige naamwoorden -> erVrouwelijke zelfstandige naamwoorden -> sieOnzijdige zelfstandige naamwoorden -> esMeervoudsvorm van zelfstandige naamwoorden -> sieOnderstaande geslachtsregels kunnen helpen om te bepalen of een woord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud is. Hierdoor weet je welk persoonlijk voornaamwoord je moet gebruiken ter vervanging van het zelfstandig naamwoord. GeslachtsregelsLeer de geslachtsregels nog eens uit je hoofd om het geslacht te bepalen van het zelfstandig naamwoord. Kan je het geslacht niet met een van de onderstaande regels bepalen, dan moet je hem opzoeken of uit het boek leren.Mannelijk: mannelijke personen en dieren. (de stier → der Stier)Vrouwelijk: vrouwelijke personen en dieren, de meeste woorden die op een -e eindigen. (de poes - die Katze)Onzijdig: de meeste woorden die in het Nederlands het lidwoord ‘het’ hebben, verkleinwoorden die op -chen of -lein eindigen in het Duits. (het meisje → das Mädchen, het huis → das Haus)Meervoud: Als het meer dan 1 van iets is. (de boeken - die Bücher)Tip: Ken je de geslachtsregels niet meer maar weet je wel hoe je aan het lidwoord kunt zien of iets mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud is? Kijk daar dan naar. Het lidwoord of bezittelijke voornaamwoord laat ook altijd zien welk geslacht het zelfstandig naamwoord heeft. der Mittwoch → dag van de week is mannelijkder Dezember → maand is mannelijkder Sommer → seizoen is mannelijkdie Ewigkeit → eindigt op -keit en dus vrouwelijkdie Warnung → eindigt op -ung en dus vrouwelijkdie Schönheit → eindigt op -heit en dus vrouwelijkdie Mannschaft → eindigt op -schaft en dus vrouwelijkdas Brötchen → eindigt op -chen en dus onzijdigdas Fräulein → eindigt op -lein en dus onzijdig Du: Was ist dein Hobby?Freund(in): Ich treffe mich gern mit Freunden. Was kannst du gut?Du: Ich kann gut schwimmen. Spielst du in einer Band?Freund(in): Nein, ich spiele nicht in einer Band. Wie oft trainierst du?Du: Ich trainiere zweimal pro Woche. Wann trainierst du?Freund(in): Ich trainiere am Montag und am Donnerstag. Wo trainierst du?Du: Ich trainiere auf dem Sportplatz. Schaust du gern Serien?Freund(in): Ja, ich schaue gern Serien. Welche Musik hörst du gern?Du: Ich höre gern Pop.Tip: Leer alleen de woorden die je moeilijk vindt of nog niet kent en oefen zelf ook met het maken van zinnen.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.