De Geo 9e ed
- Hoofdstuk 1 - Canada: dichtbij en veraf
oefentoetsen & antwoorden
9e editie
Klas 1|Havo/vwo
Toets Aardrijkskunde
De Geo 9e ed
Online maken
Toets afdrukken
a) De hoofdstad van Canada is Ottawa.
b) Vijf bekende provincies van Canada zijn: (meerdere antwoorden)
1. British Columbia
2. Manitoba
3. Alberta
4. New Brunswick
5. Ontario
6. Quebec
7. saskatchewan
8. Nova Scotia
c) Vijf (5) grote steden van Canada zijn (meerdere antwoorden):
1. Vancouver
2. Calgary
3. Ottawa
4. Quebec
5. Toronto
6. Halifax
7. Montreal
8. Hamilton
9. Winnipeg
10.Edmonton
a) Thematische kaart en overzichtskaart.
b) Bij thematische kaart gaat het over één onderwerp. Bijvoorbeeld het klimaat of de bevolkingsdichtheid.
Bij overzichtskaart gaat het om het overzicht van de topografie, beschrijving van een bepaald gebied of plaats. Bijvoorbeeld steden, rivieren, zeeën, bergen, wegen en spoorlijnen.
c) De vier dingen die nodig zijn bij kaartlezen zijn: de titel, de legenda, de schaal en de noordpijl.
d) De beschrijving van de vier dingen in het kort.
1. De titel beschrijft het onderwerp en/of gebied op de kaart. Meestal staat de titel altijd boven de legenda.
2. De legenda legt uit de betekenis van de kleuren en de symbolen op een kaart.
3. De schaal laat zien hoeveel een gebied op een kaart is verkleind.
4. De noordpijl geeft het noorden aan. Vaak is de bovenkant van een kaart het noorden.
a) Met downtown wordt bedoeld dat Calgary een stadscentrum is.
b) Drie kenmerken van downtown zijn: (meerdere antwoorden)
1. Er zijn hoogbouw gebouwen
2. De gebouwen zijn dicht op elkaar gebouwd
3. Er staan veel kantoren, hotels en winkels
4. De straten zijn lang en recht
5. Er is weinig groen aanwezig
c) De straten worden onderscheiden in twee categorieën t.w. in ‘street’ en ‘avenue’, zo kunnen de mensen makkelijk de weg vinden.
a) De twee soorten landschappen die in Calgary voorkomen zijn:
1. Hoogvlakte: een vlak of zacht golvend gebied dat meer dan 500 m hoog ligt.
2. Prairie: grasvlakte met lange grassen. Daar komt nu akkers en weilanden voor.
b) De hoogvlakte of te wel de heuvels liggen ten oosten van Calgary. De hooggebergten liggen ten westen van Calgary.
c) Calgary werd vroeger ook cowcity genoemd, omdat het werd bevolkt door cowboys. Zij lieten hun kuddes grazen op de grasvlaktes met lange grassen.
a) De vier onderdelen die belangrijk zijn bij het gebruiken van een atlas zijn:
1. Bladwijzer
2. Algemene inhoud
3. Register
4. Legenda
b) De betekenis van elk atlas onderdeel is als volgt:
1. Bladwijzer: kaart met vakken waarin de nummers van de kaartbladen staan. (staan achterin het atlas)
2. Algemene inhoud: de nummers en de titels van alle atlaskaarten. (voorin het atlas)
3. Register: alfabetische lijst van alle onderwerpen van de kaarten. (achterin het atlas)
4. Legenda: betekenis van de kleuren en symbolen op de kaarten.
c) Bij thematische kaarten gaat het om kaarten die over één onderwerp gaat. Bijvoorbeeld het klimaat of de bevolkingsdichtheid. Terwijl bij overzichtskaarten gaat het om kaarten met een overzicht van de topografie in een bepaald gebied. Deze kunnen zijn: steden, rivieren, zeeën, bergen, wegen en spoorlijnen.
a) De absolute ligging is de exacte plaats van een plaats (stad) en dit wordt aangegeven door de lengte- en breedtegraad van een plaats (stad).
b) De evenaar wordt verdeeld in de Noordelijke halfrond en de Zuidelijke halfrond.
c) De cirkel om de lengtegraad (halve cirkel) heet meridiaan en dit zijn de lijnen dit van noordpool naar zuidpool lopen.
De cirkel die je kan trekken bij elke breedtegraad heet breedtecirkel (parallel) en de cirkels lopen evenwijdig (parallel) aan de evenaar.
d) Bij geografische coördinaten gaat het om coördinaten waarmee een locatie op aarde wordt vastgelegd met breedtegraad en lengtegraad. Met andere woorden: elke plaats op aarde ligt op een bepaalde breedte t.o.v. de evenaar (0° - 90°) en op bepaalde lengte t.o.v. nulmeridiaan (0° - 180°)
Een voorbeeld hiervan is: 51° N.B. en 114° W.L. (ligging van de stad Calgary)
a) Bevolkingsdichtheid: het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2).
b) Kaart: een verkleinde tekening van een gebied.
c) Topografie: beschrijving van plaatsen of gebieden (steden, rivieren, zeeën, bergen, enzovoort)
d) Bevolkingsspreiding: de verdeling van mensen over een land of gebied.
a) Plattegrond: is een kaart van een wijk, een dorp of een stad met alle straten en huizenblokken erop.
b) Suburbs: is ruim opgezette buitenwijk (of voorstad) met veel vrijstaande huizen en tuinen, afgewisseld met parken.
c) Schaal: geeft aan hoeveel een gebied op een kaart is verkleind.
d) Schaalniveaus: is de schaal waarop je naar de wereld kijkt. Dat is lokaal, regionaal, nationaal, continentaal of mondiaal.
e) Inzoomen: is het verkleinen van een gebied (van een groot gebied naar een kleiner gebied). Dus de aarde dichterbij halen.
a) Relatieve afstand: De afstand die je meet in reistijd, kosten en moeite.
b) Absolute afstand: De afstand die je meet langs een rechte lijn (hemelsbreed).
c) Chinook: dat is warme wind uit de bergen.
a) Lage breedte: de ligging van een plaats dicht bij de evenaar (0 graden), dan is het warm. (minder dan 30°).
b) Hoge breedte: de ligging van een plaats dichtbij de Noord/Zuidpool (90 graden), dan is het koud.
c) Nulmeridiaan: de lengtecirkel die over Greenwich (bij Londen) loopt.
d) Oosterlengte: afstand tot de nulmeridiaan van een plaats ten oosten ervan. Oosterlengte wordt afgekort als O.L.
e) Westerlengte: afstand tot de nulmeridiaan van een plaats ten westen ervan. Westerlengte wordt afgekort als W.L.
a) De meeste mensen wonen in het Zuiden van Canada, daar is dus de bevolkingsdichtheid het hoogst. omdat het klimaat gunstiger is om daar te wonen. Dus wonen de mensen in het Oosten en Westkust van Canada.
b) De bevolkingsspreiding is ongelijk omdat in het Noorden van Canada is het te koud om in te wonen. Daarom is het Noorden leeg. Dit alles heeft dus te maken met het klimaat. Want hoe noordelijker, hoe kouder het wordt.
a) De twee dingen die nodig zijn om een kaart te lezen zijn: een legenda en een schaal.
b) De schaal is 1: 25.000.000. Dat betekent dat 1 centimeter op de kaart is 25.000.000 centimeter in werkelijkheid. Dat is 250.000 meter of te wel 250 kilometer. Met andere woorden 1cm op de kaart is in werkelijkheid 250 km.
c) De afstand in werkelijkheid: 5cm keer 250 km, is 1250 km (Plaats A naar C)
a) de schaalniveau die van toepassing is op figuur 1 is continentaal niveau.
b) Bij het inzoomen op het kaart van Europa naar Nederland dan is er sprake van nationaal (schaalniveau).
c) Het schaalniveau voor Rotterdam is regionale schaal.
d) De wijk Prinsenland is dan ingezoomd op lokaal niveau.
e) Het uitzoomen van een continentale schaal naar een regionale schaal is geen goed voorbeeld, omdat het verschil erg groot is.
Figuur 2: Kaart van Nederland, Bron: https://www.youtube.com/watch?v=PT3r4ocG9iw
a) Het zwarte rechte lijn geeft aan de absolute afstand.
b) Het blauwe lijn geeft aan de relatieve afstand.
a) Inhoud
b) Bladwijzer
c) Legenda
d) Register van topografische namen
e)
a) Dit zijn de coördinaten van Oslo: 59° N.B. en 10° O.L. Vul de goede antwoord in op de genoemde zinnen.
1. Die plaats ligt….. van de evenaar (ten noorden)
2. Op de breedtecirkel (of :.....) van ….. (parallel), (59°)
3. De plaats ligt ….. van de nulmeridiaan (ten oosten)
4. Op de ….. van …… (meridiaan), (10° O.L)
b) Dit zijn de coördinaten van Rio de Janeiro: 23° Z.B. en 43° W.L. Vul de goede antwoord in op de genoemde zinnen.
1. Die plaats ligt….. van de evenaar (ten zuiden)
2. Op de breedtecirkel (of :.....) van ….. (parallel) ( 23°)
3. De plaats ligt ….. van de nulmeridiaan (ten westen)
4. Op de ….. van …… (meridiaan), (43°)
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.