De Geo 9e ed - Hoofdstuk 4 - Je eigen omgeving in beeld oefentoetsen & antwoorden

a) Ik beschrijf mijn eigen omgeving als volgt, mijn eigen huis, mijn straat, de stad waar ik woon en de voorzieningen rond mijn huis. Dus het gebied rond je huis waar je bijna dagelijks komt. b) Vijf voorzieningen die ik in mijn buurt kan vinden zijn: school, winkelcentrum, dokterspraktijk, voetbalveld, speelveld, tennisbaan, apotheek, tandartspraktijk, cafés, wijkcentrum, enz.  c) Een belangrijk kenmerk van voorzieningen is dat alle bewoners van een wijk er gebruik van kunnen maken.   Vier manieren hoe het ruimte wordt gebruik met van elk drie voorbeelden zijn: 1) Wonen: voorbeelden huizen, appartementen en flats. 2) Werken: voorbeelden: kantoren, fabrieken en winkels. 3) Verkeer: straat, parkeerterrein, fietspad. 4) Recreatie: fitnesscentrum, sportveld, park   a) Bij eengezinswoningen zijn de woningen bestemd  voor één gezin, al kan er ook iemand alleen of met z’n tweeën wonen. Terwijl bij meergezinswoningen zijn de woningen in een gebouw waar onder en/of boven andere mensen wonen (of werken. Dat zijn er vaak woningen boven de  winkels gebouwd. b) Een kenmerk van eengezinswoning is laagbouw. Dat wil zeggen dat de eengezinswoning kan bestaan uit een, twee of drie verdiepingen. c) Bij een huurwoning is de bewoner geen eigenaar van de woning. Terwijl bij een koopwoning is de bewoner de eigenaar van de woning.   a) Vier kenmerken van de oude Kinkerbuurt zijn: 1) Grote woonblokken van vijf verdiepingen (hoogbouw). 2) Hoge woningdichtheid. 3) Smalle straten met weinig zonlicht. 4) Weinig tuinen, pleintjes of parken. b) De stedelijke vernieuwing herken je door het vernieuwen van de woonwijken in een stad, zodat de leefbaarheid verbeterd. c) De stedelijke vernieuwing kan je herkennen door renovatie, Dat kan je zien doordat staan oude, opgeknapte huizen en nieuwbouw woningen door elkaar staan in de wijk.  a) Twee veranderingen met betrekking tot de woningen van Beesd zijn: 1) Boerderijen zijn omgebouwd tot woonhuis. 2) Nieuwe woonwijken zijn erbij gebouwd. b) Een gebied met open ruimte en weinig bebouwing noem je het platteland. Dit wordt ook wel landelijk gebied genoemd. c) Het kenmerk van het platteland is dat er weinig voorzieningen zijn. d) Twee voorzieningen die je niet op het platteland kunt vinden zijn: 1) Grote kledingwinkel (Zara) 2) Theater of concertgebouw Een buurtprofiel een soort paspoort van een buurt met woningkenmerken en bewonerskenmerken. De beschrijving van de volgende begrippen is als volgt: a) Inrichting: het gebruik van de ruimte voor wonen, werken, verkeer en recreatie. Het heet ook wel ruimtegebruik. b) Ingericht landschap: een landschap dat is veranderd door activiteiten van mensen. Bijvoorbeeld het aanleggen van huizen, wegen, akkers etc. c) Dorpskern: is het oude centrum van een dorp, met de kerk erbij. d) Bedrijventerrein: speciaal aangelegde terrein voor bedrijven.   De verklaring van de volgende begrippen zijn: a) Woningdichtheid: het aantal woningen per vierkante kilometer. b) Natuurlijke bevolkingsdichtheid: bevolkingsgroei of bevolkingsafname door het aantal geboorten min het aantal sterfgevallen. c) Woningbezetting: het gemiddelde aantal mensen dat samen in een huis woont.   a) Migratie wil zeggen het verhuizen van de ene woonplaats naar een andere woonplaats. Als je dat doet, ben je een migrant. b) Stadsgewest is de stad met voorsteden eromheen die onderling veel contact hebben. Dus stadsgewest is de belangrijkste stad. c) Agglomeratie: Omliggende dorpen en voorsteden zijn vastgegroeid aan de stad. De vijf soorten huizen die in Nederland voorkomen zijn en worden als volgt onderverdeeld.Eengezinswoningen (Laagbouw) Meergezinswoningen (hoogbouw) Koopwoningen, bouwterrein, bedrijven en weilanden en akkers zijn geen voorzieningen. a) Een ander woord voor verstedelijking is urbanisatie. Urbanisatie betekent dat de mensen vertrekken vanuit de stad naar het platteland. b) Twee redenen dat de bevolkingsgroei in bepaalde wijken of buurten toeneemt zijn: 1) Door de natuurlijke bevolkingsgroei (het geboortecijfer is groter dan het sterftecijfer). 2) Door verhuizingen naar de buurt. De vijf manieren die zijn toegepast om de leefbaarheid van de Kinkkerbuurt te verbeteren zijn als volgt: 1) Door sloop en nieuwbouw. 2) Door renovatie van oude huizen. 3) Door nieuwe huizen minder hoog en verder uit elkaar te bouwen. 4) Door meer groen en pleintjes aan te leggen. 5) Door oude fabrieks- of opslagterreinen opnieuw in te richten met cafés, winkels en woningen.   a) Een stedelijk gebied bestaat uit een aantal stadsgewesten die (bijna) aan elkaar zijn vastgegroeid b) De Randstad bestaat uit de volgende steden: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht, met alle dorpen en steden die ertussen liggen. c) Dat tussen 1960 en 2012 meer mensen zijn gaan wonen in de omgeving van de stad Utrecht dan de stad Utrecht is te verklaren door het begrip suburbanisatie. Dit komt doordat er mensen zijn gemigreerd (vertrokken) vanuit de stad naar het platteland.   a) Drie voorbeelden van woningkenmerken zijn: 1) Is het een laagbouw/hoogbouw woning 2) Hoe hoog is de huizenprijs 3) Wat is de woningdichtheid 4) Is het een huur of koop woning 5) Wat voor soort woning is het 6) Wat is de bouwdatum b) Drie voorbeelden bewonerskenmerken zijn: 1) Wat voor werk doet de belangstellende en wat is zijn/haar inkomen 2) Hoe groot is de huishouden 3) Wat is de samenstelling van de huishouden 4) Aantal inwoners en groei 5) Hoe zit de leeftijdsopbouw in elkaar 6) Wat is de herkomst van de mensen