De Geo 9e ed
- Hoofdstuk 3 - Zuidoost-Azië: cultuur en ontwikkeling
oefentoetsen & antwoorden
9e editie
Klas 1|Vwo
Toets Aardrijkskunde
De Geo 9e ed
Online maken
Toets afdrukken
a) De hoofdstad van Thailand is Bangkok.
b) In Thailand komt het tropisch klimaat voor. De kenmerken hiervan zijn:
1) Hoge temperatuur;
2) Veel neerslag in de regentijd;
3) Een droge tijd.
c) In Thailand komt het Tropisch regenwoud voor. Dit betekent een dicht, ondoordringbaar bos in de warme en vochtige tropen.
d) Er wordt vooral rijst verbouwd in Thailand omdat rijst goed groeit in een vochtige en warme klimaat.
a) De belangrijkste godsdienst in Thailand is boeddhisme.
b) Cultuur is alles wat je is aangeleerd vanaf de geboorte.
c) Vijf cultuurkenmerken met elk een Thais voorbeeld zijn:
1) Godsdienst: boeddhisme: reïncarnatie, rijkversierde tempels met boeddhabeelden, huistempeltjes met offers.
2) Voedsel: bijzondere producten op de markt: varkenskoppen, bloemenkransjes als offer, tropische vruchten.
3) Taal: Thai en zij gebruiken een ander schrift.
4) Kleding: boeddhistische monniken in oranje gewaden, maar ook westers geklede Thai.
5) Inrichting van het landschap: tropisch regenwoud, rijstvelden.
a) Vijf (5) invloeden van godsdiensten uit andere cultuurgebieden (buitenaf) zijn:
1) Hindoeïsme uit India
2) Boeddhisme uit India en Sri Lanka
3) Islam uit Arabische landen
4) Boeddhisme uit China
5) Christendom uit Spanje
b) Het belangrijkste kenmerk van Zuidoost-Azië is multicultureel, omdat mensen uit verschillende culturen leven met elkaar samen.
c) De belangrijkste cultuurverschillen zijn ontstaan door de gemakkelijke bereikbaarheid van Zuidoost-Azië, vooral via de zee.
d) Het begrip dat belangrijk is bij het verspreiden van cultuurelementen is diffusie.
a) Een belangrijke invloed van Europese landen in Zuidoost-Azië is dat de koloniën van Europese landen werden later elf staten (met behoud van de koloniale grenzen).
b) Frankrijk had de meeste koloniën in Zuidoost-Azië.
c) Thailand is het enige land dat zelfstandig is geweest tijdens de koloniale periode.
d) Een belangrijke verschil tussen een kolonie en een staat is dat in een kolonie is er een baas boven een baas, de koloniale overheerser. Voorbeeld Nederland is baas van de Antillen. Terwijl in een staat is het bestuur soeverein, onafhankelijk van een andere land. Bijvoorbeeld IJsland.
e) Twee soorten landsgrenzen zijn: natuurlijke en kunstmatige grenzen.
Het verschil tussen de landsgrenzen is het volgende:
Een natuurlijke landsgrens wordt gevormd door rivieren en of bergen, terwijl bij een kunstmatige landsgrens worden er grenzen door mensen bepaald en wordt bijvoorbeeld aangegeven met borden en of grenspalen. De grenzen zijn meestal kaarsrecht.
a) Twee manieren om rijkom en of armoede te herkennen zijn:
1. Het is te zien aan bijvoorbeeld kleding, straatbeeld en vervoersmiddelen.
2. Het is te meten aan de hand van de kenmerken van ontwikkeling.
b) Twee manieren om ontwikkeling van een land te herkennen zijn:
1. Door te kijken naar het Inkomen per inwoner. Door naar de koopkracht te kijken, wat kun je met dat geld kopen.
2. Kijken naar de basisbehoeften. Dat zijn de dingen die iedereen echt nodig heeft om redelijk te kunnen leven.
c) De twee rijkste landen van Zuidoost-Azië zijn: Brunei en Singapore.
d) Het belangrijkste verschil van het ontwikkelingspeil in Zuidoost-Azië dat opvalt is dat het ontwikkelingspeil wisselt van zeer rijk tot straatarm.
a) Het verschil in leeftijdsverwachting heeft te maken met de volgende:
1. Voedsel: doordat mensen in Myanmar gemiddeld minder te eten hebben, is hun levensverwachting lager.
2. Huisvesting: doordat minder huizen in Myanmar een waterleiding en/of riolering hebben, is de hygiëne minder en de kans op (dodelijke) ziektes groter.
3. Gezondheidszorg: doordat er minder artsen zijn en de kennis van ziektes lager is in Myanmar, sterven mensen jonger.
b) Ondanks aanwezigheid van voldoende voedsel komt er ondervoeding voor.Dit heeft te maken met de kwaliteit van het eten. Mensen kunnen ook ondervoed raken als ze te weinig eiwitten of vitamines binnen krijgen.
c) De betekenis van de zin ‘Onderwijs is de motor voor de ontwikkeling’ is dat met een diploma kan een kind later een goede baan krijgen. Dan heeft hij of zij ook meer geld voor goed eten, goede gezondheidszorg en goed onderwijs voor het gezin.
a) De hoofdstad van Indonesië is Jakarta. Indonesië ligt tussen 5 ° N.B. en 10° Z.B., dus in de Tropen.
b) Indonesië heeft een tropisch regenwoudklimaat en het oorspronkelijke plantengroei is het tropisch regenwoud.
c) De kenmerken van het klimaat zijn:
1. De temperatuur is gemiddeld hoog, 30 ° ( > 18 ° c), omdat het ook in de tropen ligt.
2. Er valt veel neerslag (omdat het dichtbij de evenaar ligt komt er stijgingsregens voor).
d) De meeste mensen wonen in Java en er wonen daar ongeveer 500 mensen per km2. Dat betekent dat de bevolkingsdichtheid hoog is
a) Volk: een groep mensen die al eeuwenlang samenwoont en dezelfde cultuur heeft. (een woongebied)
b) Natiestaat: een staat waar één volk woont. (bijvoorbeeld Denemarken)
c) Staat: een duidelijk begrensd gebied met een soeverein (onafhankelijk) bestuur.
a) Cultuurgebied: gebied met overeenkomsten in de cultuur (taal, gewoonten, godsdienst)
b) Diffusie: een proces, waarbij een cultuurelement wordt overgebracht in een andere cultuur.
c) Multicultureel: mensen uit verschillende culturen die met elkaar samenleven
d) Etnische groep: een groep mensen met een andere cultuur dan die van andere bevolkingsgroepen in een land.
a) Ontwikkelingskenmerk: kenmerk waarmee je de armoede of de rijkdom in een land kunt meten.
b) Basisbehoeften: Iets wat iedereen echt nodig heeft om redelijk te kunnen leven (voedsel, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg).
c) Ontwikkelingspeil: het niveau van de rijkdom of de armoede in een land.
d) Bruto nationaal product: totale productie van goederen en diensten in een land in een jaar, uitgedrukt in geld.
e) Zuigelingensterfte: Het aantal kinderen dat in het eerste levensjaar sterft (per duizend levendgeborenen).
f) Analfabetisme: het percentage van de bevolking ouder dan 15 jaar dat niet kan lezen of schrijven.
De Thaise bevolking vindt hun godsdienst heel belangrijk, omdat zij geloven in reïncarnatie en je ziet zelfs de mensen op straat (boeddhistische tempels) hun godsdienst belijden. Zij vereren de goden en huisgeesten. Reïncarnatie wilt zeggen dat je opnieuw wordt geboren.
a) Nederland behoort tot de Westerse wereld.
b) Drie cultuurkenmerken van het cultuurgebied waartoe Nederland behoort zijn:
1) Christendom is belangrijkste godsdienst.
2) Nederlands is de hoofdtaal.
3) Het dragen van westerse kleding zoals spijkerbroek.
a) De twee voornaamste functies van deze kolonies waren:
1) De koloniën leverden grondstoffen voor de Europese industrie.
2) De industrie producten werden afgezet vanuit Europa in de gekoloniseerde gebieden.
b) Drie Europese landen die kolonies hadden in Zuidoost-Azië zijn:
1. Verenigd Koninkrijk
2. Nederland
3. Frankrijk
1) Maleisië en Indonesië---Islam
2) Filipijnen en Oost Timor--- Christendom
3) Thailand en Vietnam---Boeddhisme
4) Bali en enkele delen van Maleisië---Hindoeïsme
De drie gezichten van Zuidoost-Azië zijn:
1) Rijke landen: Singapore en Brunei, deze landen zijn klein en hebben een hoog ontwikkelingspeil.
2.)Groeilanden, voorbeeld Thailand, de internationale bedrijven nemen toe en profiteren van de lage lonen, gevolg toename van de welvaart. Infrastructuur is sterk verbeterd en er is veel aandacht voor de kwaliteit van het onderwijs.
3) Achterblijvers, zoals Myanmar. Hier kunnen veel mensen niet in hun basisbehoeften voorzien.
a) Deze landen hebben een laag percentage analfabeten en zuigelingensterfte.
b) Hoe hoger het inkomen, hoe lager het zuigelingensterfte, omdat er genoeg geld is voor goede gezondheidszorg en daardoor ligt de zuigelingensterfte lager.
c) Als in een land een hoog percentage analfabetisme voorkomt dat betekent het dat het ontwikkelingspeil laag is.
a) Drie grote eilanden van Indonesië zijn (meerdere antwoorden mogelijk)
1) Java
2) Borneo
3) Sulawesi
4) Sumatra
5) Nieuw-Guinea
6) Papua
b) Het geloof van de meeste Indonesiërs is de Islam en het gaat om 85% van de bevolking. Het grootste moslimland ter wereld.
c) Een eiland met de grootste welvaart is Bali of Java. Dat komt doordat de mensen in Bali een hoger ontwikkelingspeil hebben en kunnen in alle basisbehoeften voorzien (4). Een eiland waar de armoede grens het grootst is, is Papua. (het oosten van Indonesië). Dit komt omdat de ontwikkelingspeil veel lager en zijn niet voorzien van alle basisbehoeften (4).
d) Deze manier van rijst telen wordt sawa genoemd.
1) Hoogteligging: natuurlijke omgeving
2) Koopkracht: economische kenmerk
3) Sawa: cultuurlandschap
4) Bevolkingsdichtheid: demografisch kenmerk
5) Klimaat; natuurlijke omgeving
6) Taal: culturele kenmerk
7) Oorspronkelijk plantengroei: natuurlijke omgeving
8) Bruto Nationaal product: economische kenmerk
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.