All Right! MAX - Hoofdstuk 4 - Canada oefentoetsen & antwoorden

a) esdoorn  b) vechtsport  c) werknemer  d) munt van vijf cent  e) doelman / doelvrouw  f) lenen (van) g) toegangsprijs  h) huisarrest (hebben)  i) vrijwilliger  j) geldautomaat  k) speelveld    a) flow  b) sing – along  c) to catch  d) to lose  e) lawyer  f) engineer  g) wallet / purse (UK) h) pocket money (UK) / allowance (US) i) spending habits  j) to enjoy (oneself)  k) to hang out with  l) are stuck    a) Welcome to our home.  b) Where do you work? c) I’d like to be a car mechanic.  d) I make ten dollars an hour.  e) I’m sorry. I won’t be able to make it.  f) Have a seat. g) What is your dream job? h) I work at the dog shelter.  i) They earn more than a half a million a year.  j) Let’s do something else some other time. k) Please make yourself at home. l) Tell me about your job. m) She’s a teacher.  n) How much do you earn? o) I’m afraid I’ll have to cancel our plans.    a) Tag questions zijn korte vragen aan het einde van een zin. b) Je gebruikt ze vooral in spreektaal om bevestiging te vragen.  c) Het werkwoord is niet ontkennend (+)  ( to be – not)  bijvoorbeeld : is / are    a) Om ‘veel’ aan te geven.  b) Kijk naar het zelfstandig naamwoord en de soort zin om te bepalen.  c)  Telbaar zelfstandige naamwoorden zijn dingen die je fysiek kan tellen. Bijvoorbeeld: wallets – banknotes – books – coins etc.  Ontelbaar zelfstandige naamwoorden zijn dingen die je niet fysiek kan tellen. Bijvoorbeeld: money – time – love – happiness etc.  d) a lot of  e) a lot of    a) Om over gebeurtenissen in de toekomst te spreken.  b)  1. Voornemens of besluiten op het moment van spreken. Bijvoorbeeld: I will have a cup of tea. If I have to choose, I won’t  go to the party. 2. Gebeurtenissen die in de toekomst (niet) gaan gebeuren. Bijvoorbeeld: The sun will set tonight at 7:30 pm.  3. Wensen, veronderstellingen, beloftes, aanbiedingen, verzoeken of     voorspellingen. Bijvoorbeeld: I hope my package will come in time for the party. Will you take out the trash for me? c) Won’t    a) are’nt we? b)  is she? c) aren’t I ? d) are you? e) isn’t it?        Toelichting bij vraag c:  ‘I ‘ heeft een onregelmatige vorm in de ontkennende (-) tag questions:  I am = aren’t I ? I am not = am I ?   a) isn’t she? b) aren’t I ? c) isn’t she? d) is it? e) aren’t we?   a) much (ontkennend zin /  information = ontelbaar) b) a lot of (bevestigend zin / savings = ontelbaar)  c) many (vragend zin / cents = telbaar)  d) much (ontkennend zin / money = ontelbaar)  e) much (ontkennend zin / time = ontelbaar) f) a lot of (bevestigend zin / homework = ontelbaar)  g) many (bevestigend zin / books = telbaar)  j) a lot of (bevestigend zin / patience = ontelbaar)   a) will (+) (bevestigend zin) b) will not (-) (ontkennend zin)  c) Will (+) (bevestigend zin) d) He’ll (+ short) (bevestigend zin : He + will = He’ll  ) e) won’t ( - short) (ontkennend zin : will + not = won’t)    a) Shall I (?) (vragend zin) (Je gebruikt shall altijd wanneer je een voorstel in vraagvorm formuleert.) b) They will not (kort vorm: won’t) (-) (ontkennend zin) c) it is going to (+) (bevestigend zin) (enkelvoud it = is going to)  d) She  will not (kort vorm: won’t) (-) (ontkennend zin) e) is she going to (?) (vragend zin) (enkelvoud she = is going to) f) We are going to (+) (bevestigend zin) (meervoud we = are going to) g) will not (kort vorm: won’t) (-) (ontkennend zin) h) Are you going to (?) (vragend zin) (meervoud you  = are going to)