All Right! MAX - Hoofdstuk 6 - New Zealand oefentoetsen & antwoorden

a) akkoord   b) songtekst  c) optreden  d) ritme  e) souterrain; kelder  f) langskomen  g) oplaadbaar  h) stopcontact   i) handleiding  j) camping  k) zonnebaden     a) song  b) microphone  c) saxophone  d) sofa ; couch (US) e) refrigerator; fridge  f) garden  g) battery  h) file  i) to program  j) camper  k) suitcase  l) visa   a) Could you tell me how to get to your house? b) How do I get to the bedroom? c) Take the second exit on the roundabout.  d) Go left at the crossing.  e) It’s this / that way.  f) Can I get you something? g) How about some cake? h)  Would you like something to drink? i) No, thank you. I’m not thirsty / hungry. j) Not for me, thanks.  k) I’ll let you know ASAP.  l) Please tell your brother to pack his ID.  a) Onregelmatig. Het wordt niet gevormd met – ed achter het hele werkwoord.  Bijvoorbeeld:  regelmatig woorden : walk (tt) – walked  (vt) onregelmatig woorden: I am (tt) – I was (vt) b) Twee vormen: was en were Bijvoorbeeld:  I was at home yesterday. They were there last Sunday.  c) Bij vragen en ontkenningen gebruik je geen did + hele werkwoord, maar was of were.  Bijvoorbeeld:  I was. (+) I was not. (-)  I wasn’t. ( - short)  Was I? (?) He/She/ It  was. (+) He/ She / It was not. (-) He/ She/ It wasn’t. (- short)  Was he/she/ it ? (?) We/ You/ They were. (+)  We/ You/ They were not. (-) We/ You/ They weren’t. (- short)  Were we/ you/ they? (?)   a) Je gebruikt in het Engels ‘s, of … of … om bezit aan te duiden.  Bijvoorbeeld:  Amber’s nails are red. The screen of the laptop.  b) Je gebruikt bij bezit van een persoon of dier ’s of ‘.  Bijvoorbeeld:  The cat’s fur is white.  My sister’s bag is yellow.  James’ shoes are blue.  c) Je gebruikt bij bezit en onderdelen van dingen of geografische locaties … of … . Bijvoorbeeld: The screen of the telephone. (onderdelen van een ding) The north of The Hague. (geografische locatie)   a) In het Engels, gebruik je some en any om ‘een beetje’, ‘een paar’ of ‘wat’ aan te duiden.  Bijvoorbeeld:  Can I have some water? There aren’t any tall buildings in my city. b) Je gebruikt some voor bevestigende zinnen.  Bijvoorbeeld: There are some new students in my class. (+) c) Je gebruikt some ook voor vragende zinnen.  Bijvoorbeeld: als je iets verzoekt. Can I have some fruit please? Bijvoorbeeld: als je iemand iets aanbiedt. Would you like some fruit? Bijvoorbeeld: als je een voortel doet. Shall we buy some fruit? a) was (+) bevestigende zin)  b) were (-) ontkennende zin  c) Were (?) vraag zin d) wasn’t (- short) (ontkennende zin) e) Was (?) vraag zin    a)  grandparents’ (personen, namen en dieren in het meervoud eindigend op -s) b) Rick’s (personen, namen en dieren in het enkelvoud) c) men’s (personen, namen en dieren in het meervoud, niet eindigend op – s)d) cousins’ (personen, namen en dieren in het meervoud eindigend op -s) e) sister’s (personen, namen en dieren in het enkelvoud)f) Steven’s (personen, namen en dieren in het enkelvoud)g) James’ (personen, namen en dieren in het meervoud eindigend op -s)h) neighbour’s (personen, namen en dieren in het enkelvoud)   a) your brother’s name (personen, namen en dieren in het enkelvoud) b) my father’s work address (personen, namen en dieren in het enkelvoud) c) your aunts’ birthdays (personen, namen en dieren in het meervoud eindigend op -s) d) the title of your favourite movie? (bezit en onderlenen van dingen of geografische locaties)  e) the capital of Spain (bezit en onderlenen van dingen of geografische locaties)    a) some (+)  (bevestigende zin)  b) some (?) (vraag zin : je verzoekt iets)  c) some (+)  (bevestigende zin) d) any (-) (ontkennende zin) e) any (-) (ontkennende zin) f) any (?) vraag zin: alle andere vragen)  g) any (-) (ontkennende zin) h) any (?) (vraag zin: alle andere vragen)