All Right MAX
- Hoofdstuk 5 - India
oefentoetsen & antwoorden
MAX
Klas 3|Havo
Toets Engels
All Right MAX
Online maken
Toets afdrukken
a) sewage (lesson 2) > riool
b) to litter (lesson 2) > afval op straat gooien
c) biased (lesson 4) > bevooroordeeld
d) secular (lesson 5) > seculiere; niet verbonden aan religie
e) knackered (lesson 3) > bekaf
f) on the rise (lesson 4) >in opkomst
g) well-being (lesson 3) > welzijn
h) to exaggerate (lesson 4) > overdrijven
i) emission (lesson 2) > uitstoot
j) divine (lesson 5) > goddelijk
k) to require (lesson 3) > vereisen
l) vow (lesson 5) > belofte
m) credibility (lesson 4) > geloofwaardigheid
n) suffocation (lesson 2) > verstikking
o) to be conscious of (lesson 3) > zich bewust zijn van
p) reviewer (lesson 4) > recensent
q) congestion (lesson 2) > opstopping
r) enlightenment (lesson 5) > verlichting
s) devotion (lesson 5) > toewijding
t) to stem from (lesson 3) > voortkomen uit
a) een aantal (lesson 2) > several
b) geruststellen (lesson 3) > to reassure
c) gigantisch/belachelijk (lesson 4) > major
d) uitzenden (lesson 4) > broadcast
e) ziel (lesson 5) > soul
f) zonde (lesson 5) > sin
g) bedreigen (lesson 2) > to threaten
h) dwarszitten (lesson 3) > to bother
i) sluiten (lesson 2) > to shut down
j) betaalbaar (lesson 4) > affordable
k) toenemen (lesson 2) > increase
l) doel/zin (lesson 5) > purpose
m) met veel enthousiasme (lesson 4) > eager
n) in de war (lesson 3) > confused
o) begrafenis (lesson 5) > funeral
p) tevreden (lesson 3) > satisfied
q) kwestie (lesson 2) > issue
r) aanbidden (lesson 5) > to worship
s) toegang hebben tot (lesson 4) > to access
t) stikken (lesson 2) > to choke
u) op je gemak (lesson 3) > at ease/comfortable
v) hoesten (lesson 2) > to cough
a) Bovendien zijn mijn ogen moe en kan ik me niet meer concentreren. (expressions B)
On top of that, my eyes are exhausted and I can’t concentrate anymore.
b) Het ene moment had ik kram, het volgende moment was alles in orde. (expressions C)
One moment I would have cramps, the next I would be fine.
c) Je ziet er een beetje somber uit. (expressions A)
You look a bit down in the dumps.
d) Mijn nek doet soms zeer, maar ik voel me al stukken beter. (expressions B)
My neck still hurts sometimes, but I’m feeling much better already.
e) Je bent een verademing geweest! (expressions D)
You’ve been a breath of fresh air!
f) We zijn het niet met elkaar eens (expressions E)
We don’t see eye to eye.
g) De gedachte een slecht cijfer te krijgen beangstigt me. (expressions B)
The thought of getting a bad mark is making me anxious.
h) Hoe gaat het met je? (expressions A)
How are you getting on?
i) Op een middag merkte is dat mijn nekspieren aan het verkrampen waren. (expressions C)
One afternoon I noticed my neck muscles were cramping up.
j) Ik ben het echter niet eens met dat andere argument. (expressions E)
However, I don’t agree with her other argument.
k) Ik ben zo opgelucht dat het goed is afgelopen (expressions D)
I’m so relieved that it worked out fine.
l) Ik begon een aantal weken geleden te stressen over mijn toetsen. (expressions C).
I started stressing out about my exams a couple of weeks ago.
m) Mijn persoonlijke mening is dat religie een manier is om mensen bij elkaar te krijgen in een gemeenschap. (expressions E)
My personal view is that religion is a way to bring people together in a community.
a)
Je gebruikt de present perfect om: te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is.
Te praten over ervaringen tot nu toe
Te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en dat je daarvan nu het resultaat merkt.
b) Je gebruikt de past simple om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.
c) have / has + voltooid deelwoord. Voltooid deelwoord = werkwoord + ed of 3e rijtje van de onregelmatige werkwoorden.
d) werkwoord + ed of 2e rijtje van de onregelmatige werkwoorden.
e) Een gerund gebruik je als een zelfstandig naamwoord. Je kunt een gerund gebruiken als onderwerp of na werkwoord als love, stop, start, keep on.
f) Je gebruikt de present perfect continuous:
om aan te geven dat iets is begonnen in het verleden en nu nog voortduurt
als je wilt benadrukken dat je vindt dat iets al lang aan de gang is
om te benadrukken dat iets nog niet afgerond is
als iets ‘de laatste tijd’ vaker gebeurt.
g) has/have been + infinitief + ing
a) fought
b) ontmoeten
c) wore
d) mean
e) drawn
f) gave
g) rissen
h) read
i) felt
j) lost
a) had died → hij vertelde over iets dat langer terug gebeurde (hond dood)
b) had been crying → ze heeft een tijd gehuild, dat had als resultaat rode ogen.
c) hadn’t brought → hij bedacht zich iets wat langer terug gebeurde (geen geld mee)
d) had been talking → al uren aan het praten, dus nadruk op hoe lang.
Tip: Bij deze opdracht moet je weten wanneer je de past perfect simple of de past perfect continuous gebruikt. De past perfect simple is vaak in een zin waarbij ook iets anders gebeurt in het verleden. Bij de past perfect continuous ligt vaak de nadruk op hoe lang iets duurde, of dat dingen effect/resultaat hadden.
a) She had married him two years after they met.
Present perfect want, actie/handeling voltooid in het verleden.
b) We had been staying (stay) there since 1893, you know.
Perfect perfect continuous want, de nadruk ligt op de tijd (zie je aan “you know”).
c) Did I tell you that when I saw you, I realised that we had already met (meet/already)
Present perfect want, actie/handeling voltooid in het verleden.
d) Susan told me you had bought (buy) this old house two years before your son’s birth.
Present perfect want, actie/handeling voltooid in het verleden.
e) I had always wanted (want/always) to travel. That's why I was delighted to go abroad with them.
Present perfect want, actie/handeling voltooid in het verleden. Nu gaat ze reizen naar het buitenland en hoopt ze er niet meer op.
f) She was no stranger to him. They had been introduced (be introduced) to each other a few days before.
Perfect perfect continuous want, iets uit het verleden (introduceren) is het gevolg uit iets van het heden (ze is geen onbekende meer).
a) eating / to eat
b) to visit
c) playing / to play
d) to wash
e) watching
f) dancing / to dance
g) to send
h) playing / to play
i) taking
Tip: Er zijn werkwoorden waarna je altijd een gerund gebruikt (avoid, consider, enjoy, finish, quit, miss). Er zijn een aantal werkwoorden waarna altijd een infinitief komt (agree, choose, decide, want, forget, remember). Er zijn ook werkwoorden waarna zowel een gerund als een infinitief kan (begin, continue, hate, like, love, start). De zin betekent hetzelfde .
a) He ….. (to leave) the house last night and ….. (not come) back yet.
→ left (past simple, actie uit het verleden - ‘last night’ - onregelmatige vorm)
→ hasn’t come (present perfect, gaat over ervaringen tot nu toe - ‘yet’ - onregelmatige vorm)
b) Luckily, he ….. (to drive) in her car, when it suddenly ….. (to start) to rain yesterday.
→ was driving (past continuous, langere actie op de achtergrond)
→ started (past simple, afgeronde (korte) actie in het verleden - ‘yesterday’)
c).….. you ….. (to study) for this test?
→ Did study (past simple, gaat over iets uit het verleden want de toets is nu)
d) She ….. (to fall) from her bike and now she is bleeding, quick, help her!
→ has fallen (present perfect, iets uit het verleden waar je nu de gevolgen van merkt)
e) My dad ….. (to make) dinner when suddenly the fire alarm ….. (to go) off.
→ was making (past continuous, langere actie in het verleden op de achtergrond)
→ went (past simple, korte actie in het verleden)
f) She ….. (not be) to that movie yet, but I ….. (to see) it yesterday.
→ hasn’t been/has not been (present perfect, gaat over ervaringen tot nu toe - ‘yet’)
→ saw (past simple, afgeronde actie - ‘yesterday’ - onregelmatige vorm)
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.