De Geo 9e ed - Hoofdstuk 1 - oefentoetsen & antwoorden

a) Etnische groepen die in een land in de minderheid zijn. b) Het omkopen van mensen of het verduisteren van geld. c) Mensen die betaald werk willen doen. d) Handelssysteem waarbij alle landen in de wereld met elkaar handel kunnen drijven, zonder dat ze elkaar belemmeren met bijvoorbeeld tariefmuren.   A: Tropische regenklimaten B: Droge klimaten C: Zeeklimaten (Maritieme klimaten) D: Landklimaten (Continentale klimaten) E: Koude klimaten (Polaire klimaten of Poolklimaten).   Voorbeelden van mogelijke antwoorden zijn: Strijd om macht tussen verschillende bevolkingsgroepen. Aanwezigheid van veel etnische minderheden. Conflicten om natuurlijke hulpbronnen (voor wie is de winst?) Religieuze conflicten tussen moslims en christenen. Regionale ongelijkheid (in inkomen).   Slechts een klein deel van de bevolking profiteert van de inkomsten uit de olie industrie.    Door schaarste stijgen de prijzen van grondstoffen, waardoor er meer geld wordt verdiend met de export van grondstoffen.   Regionale ongelijkheid.    Voldoende voedsel, (goede) huisvesting, kans op scholing en toegang tot medische hulpverlening.   Bij ontwikkelingshulp sturen rijke landen alleen geld / voedsel / artsen etc. naar een arm land. Bij ontwikkelingssamenwerking stellen het rijke en het arme land zelf een plan op om tot economische vooruitgang te komen.   Hoogopgeleide mensen vertrekken uit een arm land, terwijl zij juist de economie van dat arme land aan de praat zouden kunnen krijgen. Mogelijke antwoorden zijn: Het klimaat in het noorden is ongunstig, hierdoor trekken veel mensen naar zuidelijker gelegen delen. In het zuiden is meer werkgelegenheid, waardoor veel mensen vanuit het noorden naar het zuiden trekken. Het zuiden ligt aan zee en is daardoor aantrekkelijker voor (internationale) handel, daarom is hier de meeste werkgelegenheid (en dus de hoogste bevolkingsdichtheid).    Oorzaak: zo konden er per deelstaat beslissingen genomen worden. Gevolg: deze zouden in het belang zijn van de bevolkingsgroepen die in een betreffende deelstaat wonen.   De stelling is juist. Voorbeelden van een juiste toelichting zijn: Als de vraag naar olie stijgt, zal de prijs ook stijgen. Als het aanbod van olie daalt, maar de vraag blijft gelijk/stijgt, zal de prijs stijgen. Als de vraag naar olie daalt, maar het aanbod blijft gelijk/stijgt, zal de prijs dalen.   Oorzaak: In Nigeria werken veel mensen in de informele sector. Gevolg: Deze gegevens zijn niet bekend bij de overheid en worden dus niet meegerekend bij het BNP per inwoner.   Oorzaak: De koopkracht is niet in alle landen gelijk. Gevolg: een vergelijking maken is lastig, omdat je in sommige landen meer kunt kopen met een bepaald inkomen dan in andere landen.   In Nigeria wonen heel veel mensen. Hierdoor zijn er voor internationale bedrijven veel mogelijke klanten (kopers van hun producten).   Oorzaak: In het zuiden is veel meer werk dan in het noorden. Gevolg: Veel mensen trekken van noord naar zuid met de hoop een beter/hoger inkomen te krijgen.   Als er voldoende voedsel is, kunnen mensen productiever worden / beter geschoold worden. Hierdoor kan er uiteindelijk meer geld verdiend worden (en zo kan de vicieuze cirkel gebroken worden)   Deze grafiek is van een plaats in het zuiden van Nigeria. Dat kan je zien aan de grote hoeveelheid neerslag die in deze plaats valt (hoe noordelijker je komt in Nigeria, hoe minder neerslag er valt). Bron: http://hikersbay.com/climate-conditions/nigeria/lagos/climate-conditions-in-lagos.html?lang=en.    Oorzaak: je ziet op de kaart veel verschillende talen (en dus veel etnische minderheden). Gevolg: deze groepen hebben allemaal hun eigen cultuur maar ze moeten wel allemaal in hetzelfde land samenleven. Bron: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Nigerian_Languages.jpg.  In 1998. Je ziet hier dat de olieprijs enorm laag is (en dat is een kenmerk van een economische crisis). Bron: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Annual_average_crude_oil_prices.png Het winnen van olie heeft (grote) nadelige gevolgen voor de kwaliteit van de bodem. Boeren kunnen hierdoor minder goed hun gewassen verbouwen.   Slechts een klein deel van de Nigeriaanse bevolking zal profiteren van economische groei. Een grote groep blijft achter en merkt eigenlijk niks van de economische groei.   Oorzaak: Er trekken vooral mensen vanuit het noordelijke platteland naar stedelijke gebieden (omdat zijn weinig tot geen inkomsten hebben). Gevolg: de steden groeien door de toestroom van mensen die op zoek zijn naar een rijker bestaan.   De Nigeriaanse producten komen voor lagere prijzen op de markt dan westerse producten. Westerse landen laten bedrijven invoerrechten betalen om bijvoorbeeld Nigeriaanse producten in te voeren. Hierdoor zijn de westerse producten uiteindelijk toch goedkoper (en daardoor kan Nigeria zijn producten niet kwijt op de wereldmarkt).   Oorzaak: Tariefmuren maken bepaalde producten aantrekkelijker en bepaalde producten minder aantrekkelijk. Gevolg: Hierdoor zijn niet alle producten onder dezelfde voorwaarden te koop (en dus kan je zeggen dat er geen vrije wereldhandel is).