Humboldt 1e ed - Hoofdstuk 6 - Mekong oefentoetsen & antwoorden

Voordeel: door overstromingen van de rivier, laat de rivier een laagje slib achter. Dit slib is vruchtbaar en dus goed voor de landbouw.Nadeel: mensen moeten evacueren, veel schade etc. a) Chinab) Poolklimaat Primaire sector: Rijst en aardolie (grondstoffen)Secundaire sector: schoenen en kleding (verwerking van grondstoffen tot product). Ze kosten überhaupt minder per uur dan jongens/mannen en tegen de tijd dat ze duurder worden (ouder) gaan ze vaak trouwen en stoppen ze met werken. Lagere lonenMinder regels en wetten (omtrent rechten van arbeiders en milieu) a) A = ElectriciteitsmastB = StuwdamC = StuwmeerD = TurbineE = Generatorb) Elektriciteit opwekken.c) Door het hoogteverschil stroomt het water met kracht door de opening in de dam. De Turbine komt in beweging en de generator zet de draaibeweging om in elektriciteit. De transformator zet de elektriciteit om in hoogspanning. Voordelen:Schone energieDraagt bij aan economische ontwikkeling doordat Laos de elektriciteit exporteert.Nadelen:De bouw van een dam neemt veel ruimte in (mensen moeten ergens anders wonen).Visserij neemt af omdat vissen zich stroomopwaarts moeten voortplanten. De vissen kunnen niet door de turbines van de stuwdammen.Water wordt tegengehouden door de stuwdam en dit heeft negatieve invloed op de watervoorziening en de rijstbouw. Ook ontstaat er overstromingsgevaar. In de zomer warmt het land sterk op. Warme lucht stijgt en boven het land ontstaat een lagedrukgebied. De luchtdeeltjes boven zee willen dit gat opvullen: er waait een wind van zee naar land. Boven land stijgt de lucht op doordat hij warmer wordt en doordat hij tegen bergen opbotst. Hoger in de atmosfeer is het koeler en de lucht condenseert. Hierdoor ontstaat stijgingsneerslag/stuwingsneerslag in grote hoeveelheden. In de winter gebeurt het omgekeerde.   In de zomer warmt het land op, de lucht stijgt en de wind boven de zee vult het gat op (aanlandige wind). De aanlandige wind neemt veel vocht mee (boven de zee verdampt namelijk veel water). In de hoge atmosfeer is het koeler en de lucht condenseert, er ontstaan zware regenbuien. In de winter is de zee warmer dan het land (land koelt veel sneller af dan de zee), de lucht boven de zee stijgt op en de lucht boven het land vult het gat boven de zee (aflandige wind). De aflandige wind neemt droge lucht mee waardoor het niet/minder (hevig) regent. a) primaire sector = agrarische sector. Deze sector levert grondstoffen voor voedsel. Het bestaat o.a. uit landbouw (graan om brood te maken), veeteelt (koeien om vlees te maken) en visserij. b) secundaire sector = industriële sector. Deze sector zet de grondstoffen uit de primaire sector om in producten. Fabrieken passen bij deze sector. c) tertiaire sector = dienstensector. Deze sector verkoopt de producten uit de secundaire sector om winst te kunnen maken. d)  Secundaire / Industriesector (het maken van meubels is een ambacht. Je maakt van een grondstof een product, namelijk van hout een meubel)  Tertiaire / dienstensector (een leraar levert een dienst, namelijk het geven van onderwijs) Tertiaire / dienstensector (een kassamedewerker levert een dienst, namelijk zorgen dat jij je boodschappen kan afrekenen). Primaire / landbouwsector (een visser levert de grondstof ‘vis’ op) a) Thailand had veel mensen op het platteland werken (primaire sector), steeds meer mensen trokken naar de stad en werkten in kledingfabrieken (secundaire sector). Deze fabrieken maken heel veel kleding en houden dus steeds meer winst over. Met deze winst kunnen ze nu ook producten maken waar meer winst op zit zoals televisies en smartphones. Voor deze producten in meer kennis nodig, dure grondstoffen en meer machines. b) China en Zuid-Korea De kracht van het water vlakt zich dan niet uit over de breedte van de rivier, maar versnelt zich naar beneden waardoor er nog meer elektriciteit gewonnen kan worden. a) Bevolkingsdichtheid. Dit betekent hoeveel mensen er op 1 km2 wonen. b) Cambodja ligt in de benedenloop van de rivier, hier is het verval klein (niet zoveel hoogteverschil). Als het niet zo steil is dan kunnen mensen er beter wonen en werken. Daar waar handel is gaan mensen wonen. In Laos in de bovenloop en is de rivier steil. Mensen kunnen hier lastig huizen bouwen en schepen kunnen er lastig varen voor de handel. a) Fluviaal schaalniveau; we kijken dan naar rivieren en niet naar landen, regio’s of continenten. b) Een rivier stroomt soms door meerdere landen, zoals de Rijn. Duitsland heeft andere regels en wetten dan Nederland en daarom is het lastiger om beslissingen te maken, omdat beide landen het eens moeten zijn en beslissingen op moeten nemen in hun eigen wetten. a) Veel mensen wonen in steden want daar vindt handel plaats (daar is werk). Door de groei van bijvoorbeeld de kledingindustrie zijn er ook meer mensen nodig om in die industrie te werken, door die groei in vraag naar arbeiders, groeit ook salaris. In steden hebben we een stuk meer te maken met de secundaire sector en de tertiaire sector. Deze industrieën zijn verder ontwikkeld (duurdere machines nodig) en hier gaat meer geld in om dan in de primaire sector waarbij nog niet veel met de simpele grondstoffen gedaan is. Dit levert minder op. Laos ligt in de bovenloop van de rivier. De grote hoogteverschillen maken het lastig om handel te voeren daar of voor mensen om zich daar te vestigen.