Memo 4e ed
- Hoofdstuk 2 - Nederland als industriële samenleving
oefentoetsen & antwoorden
4e editie
Klas 3|Vmbo-kgt
Toets Geschiedenis
Memo 4e ed
Online maken
Toets afdrukken
a) Het voor iedereen geldende recht om te stemmen.
b) Omstandigheden waaronder mensen moeten werken (hoe veel uren, veiligheid etc.)
c) Wet uit 1889 die lange werkdagen, gevaarlijk werk en nachtarbeid in fabrieken en werkplaatsen verbood voor vrouwen en kinderen tot 12 jaar. Deze wet moest ook worden gecontroleerd.
d) Protestanten en katholieken die vanuit hun geloof politieke partijen en verenigingen oprichtten.
e) Maatschappij waarin mensen spullen kopen die ze niet echt nodig hebben.
f) Beleid (van de overheid) om bedrijven en burgers zorgvuldig met energie te laten omgaan.
g) Vrouwen die het niet eens zijn met de ongelijkheid tussen man en vrouw.
h) Arbeidskrachten uit het buitenland die tijdelijk naar Nederland kwamen op hier ongeschoold werk te doen.
i) Grote verandering in de 18e en 19e eeuw in West-Europa door de komst van fabrieken en nieuwe vervoermiddelen.
j) Wegen, spoorlijnen, bruggen, waterwegen en andere verbindingen in een gebied.
k) Wet waarin stond dat kinderen onder de 12 jaar niet meer in fabrieken mochten werken. Werken op het land of in de huishouding was wel nog toegestaan.
C
a) Vakbond.
b) Geen ontslag bij staking - Doorbetalen loon bij staken.
Toelichting: Een arbeider alleen kon geen vuist maken tegen de machtige fabriekseigenaren. Wanneer de arbeiders zich echter gingen verenigen stonden ze veel sterker en konden dan ook eisen stellen.
a) Twee van deze: Kinderwetje van Van Houten - Arbeidswet - Leerplichtwet.
b) Kinderwetje van Van Houten: Wet waarin stond dat kinderen onder de 12 jaar niet meer in fabrieken mochten werken. Werken op het land of in de huishouding was wel nog toegestaan.
Toelichting: Zwakke punt van deze wet was dat er nauwelijks controle was op deze wet en er nog steeds veel kinderen in de fabrieken werkten.
Arbeidswet: Wet uit 1889 die lange werkdagen, gevaarlijk werk en nachtarbeid in fabrieken en werkplaatsen verbood voor vrouwen en kinderen tot 12 jaar. Deze wet moest ook worden gecontroleerd. Leerplichtwet: Kinderen moesten van hun zesde tot hun twaalfde naar school.
a) Marshallhulp
Toelichting: Genoemd naar de toenmalige minister van buitenlandse zaken van de Verenigde Staten: George Marshall.
b) Geldleningen, grondstoffen, goederen en levensmiddelen.
c) Twee van deze: hulp zou bijdragen aan vrede en rust in Europa - Europese landen konden met hun leningen producten kopen in de Verenigde Staten. Dat was goed voor de Amerikaanse economie - De Verenigde Staten wilden graag dat Europese landen gingen samenwerken om toekomstige oorlogen te voorkomen - De Verenigde Staten hoopten politieke invloed te krijgen op West-Europa en zo het dreigende communisme te stoppen.
A1
B4
C2
D3
a) Club van Rome
b) uitputting van de natuurlijke hulpbronnen (olie, hout, vis) + ernstige gezondheidsklachten voor de werelbevolking.
A juist - Toelichting: Er was geen werk meer op het platteland, mensen gingen nu in fabrieken werken, eentonig, gevaarlijk en slecht betaald werk.
B onjuist - Toelichting: Mensen moesten meer werken voor minder geld en kregen dus minder vrije tijd.
C onjuist - Toelichting: Op het platteland was er geen werk meer, mensen trokken juist van het platteland naar de stad waar wel werk was (in de fabrieken).
D onjuist - Toelichting: Niet Limburg maar Twente werd een industriegebied.
E onjuist - Toelichting: Deze werd veel minder, producten konden in de fabrieken veel sneller en goedkoper worden gemaakt.
F juist - Toelichting: Door technische verbeteringen (verbeteringen aan landbouwmachines) was de opbrengst groter.
G juist - Toelichting: Door bovengenoemde verbeteringen en het gebruik van kunstmest leverde de landbouw meer voedsel op.
1 B - Toelichting: Feministen strijden voor gelijke rechten voor vrouwen, dus ook stemmen.
2 D - Toelichting: Socialisten komen op voor arbeiders en willen hun omstandigheden verbeteren.
3 C - Toelichting: Liberalen willen zoveel mogelijk vrijheid, de overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met de samenleving , dus zeker geen hoge belastingen eisen.
4 A - Toelichting: Protestanten (en katholieken) hebben de bijbel als uitgangspunt. Confessionelen richtten hun eigen politieke partijen en kranten op om te voorkomen dat mensen gaan stemmen op socialistische of liberale partijen.
F-A-E-B-C-D
Toelichting: In 1917 mochten alle mannen stemmen, in 1919 mochten alle vrouwen stemmen, na de oorlog (1945) start de wederopbouw, midden jaren 60 veranderde Nederland in een consumptiemaatschappij, in 1973 was de oliecrisis en na de oliecrisis is er zorg voor het milieu.
De overheid begrijpt het belang van een schoon milieu, maar wil ook economische groei, werkgelegenheid en een goede doorstroom van het verkeer.
Toelichting: De overheid maakt dus altijd een afweging tussen de verschillende belangen. Dit is afhankelijk van de politieke partijen die de regering vormen, elke partij heeft hier zijn eigen standpunten. De VVD bijvoorbeeld zal economie belangrijker vinden dan GROENLINKS.
a) Dat de rijke fabrieksdirecteuren rijker en rijker worden ten koste van de arbeiders.
b) De fabriekseigenaar is veel groter en dikker getekend - op de achtergrond worden arbeiders onder de rook van de fabrieken met zwepen tot werken gedwongen door mannen met een hoge hoed en een zwart pak (fabrieksdirecteuren)
c) Socialisten, in deze spotprent wordt de fabriekseigenaar negatief afgebeeld, hij wordt rijker en rijker over de rug van de arbeiders. Socialisten komen op voor de arbeiders en willen hun omstandigheden verbeteren.
Tip: Voor het beantwoorden van een bron gebruik je het beste onderstaand stappenplan:
Stap 1: waar en in welke tijd speelt de gebeurtenis op de bron zich af?
Stap 2: welke informatie geeft de bron? (welk verhaal, zijn het feiten of meningen)
Stap 3: hoe dachten de mensen toen? Wat was er normaal? Wat was er aan het veranderen?
Stap 4: geef je mening over de born in een duidelijke zin.
Stap 5: leg uit waarom je dit vindt: wat zijn je argumenten?
Juist: In 1917 kregen alle mannen vanaf 25 jaar kiesrecht, ook arbeiders. Met hun stem konden ze bepalen wie in de Tweede kamer kwam en/of in de regering. Zo konden ze invloed uitoefenen op het maken van een wet.
a) Consumptiemaatschappij, mensen kochten steeds meer luxeartikelen en kochten steeds meer producten die niet echt noodzakelijk zijn. Dat zie je in de reclame o.a. doordat een elektrisch scheerapparaat wordt aangeprezen en in de achtergrond zie je een platenspeler.
b) De reden voor deze ontwikkeling was een stijging van de welvaart. De lonen stegen jaarlijks met vele procenten.
Toelichting: Tot 1963 bepaalde de regering of de lonen mochten stijgen en zo ja, hoeveel. De werkgevers en de regering stopte ermee omdat er veel werk was en te weinig arbeidskrachten.
Doordat er steeds meer welvaart is en iedereen meer te besteden heeft (meer welvaart) wordt er steeds meer gekocht en geconsumeerd, diensten gebruikt etc. Ook moeten fabrikanten steeds meer produceren (en grondstoffen aanspreken) om aan de vraag van de consumenten te voldoen. Hierdoor ontstaat meer milieuvervuiling en ‘eten’ we de aarde op. We doen of alles mogelijk is en alle grondstoffen onuitputtelijk zijn maar dat is niet zo. Wanneer we bewust zijn van ons gedrag kunnen we hier rekening mee houden en ons gedrag aanpassen.
Toelichting: Het gaat niet alleen over producten maar ook over ons gedrag (consumeren) we gebruiken vaker de auto, pakken makkelijk het vliegtuig, we vissen de oceanen leeg. Een actuele ontwikkeling om het milieu te ontzien is de opmars van elektrische auto die op den duur de standaard moet worden.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.