Trabitour 4e ed/ FLEX deel A + B
- Kapitel 1 - Voll im Trend!
oefentoetsen & antwoorden
4e editie
Klas 3|Vwo
Toets Duits
Trabitour 4e ed/ FLEX deel A + B
Online maken
Toets afdrukken
a) das Rad, das Fahrrad
b) die Bude, die Trinkhalle
c) das Angebot
d) herzhaft
e) prall
f) witzig
a) iemand die praktisch in het leven staat
b) de kledingstang
c) gewenst (wünschen = wensen)
d) de actuele, huidige trends (in “heutig” herken je “huidig”)
e) invloed hebben op
f) voelbaar
a) beslist, perse, absoluut
b) in het bijzonder
c) attent. oplettend
d) al
e) veelzijdig
f) behoorlijk, nogal
g) of (voegwoord: Ik weet niet of ik morgen …. ; ik zal vragen of hij …)
h) ondertussen
i) leicht, einfach
j) abhängig
k) langweilig
l) denn
m) auffällig
n) ekelhaft, eklig
o) wichtig
a) die (vervolg)
b) die (advies)
TIP: ALLE woordjes op -ung zijn vrouwelijk
c) die (hoofdzaak)
d) die (kiosk, studentenkamer, kleine ruimte)
e) die (zakje)
f) die (enquête)
g) die (stang)
h) die (trendverandering)
TIP: HEEL VEEL (maar zeker niet alle) woordjes op -e zijn vrouwelijk
i) die (ziekte)
j die (gezondheid)
TIP: ALLE woordjes op -heit zijn vrouwelijk
a) laten zien
b) iets vermijden
c) roken
d) aanraden, adviseren
e) krijgen
f) nodig hebben
g) lukken
h) zorgen voor
i) achten auf
j) erklären
k) erzählen
l) entstehen (entstehen, hier is geen e-i/ie-wissel van toepassing)
m) erfahren (erfahren, net als als bij fahren is hier de a/ä-wissel van toepassing)
a) Trägst du gern bequeme Kleidung oder lieber sportliche Kleidung?
b) Du weißt doch immer Bescheid? (Du bist doch immer auf dem Laufenden?) Wo gibt es hier die besten Angebote?
c) Hier sehen Sie eine Abbildung / ein Bild. Darauf sieht man deutliche Unterschiede. Das Bild/Es zeigt deutlich, dass es Unterschiede gibt.
d) Ich mag dieses Restaurant nicht. / Mir gefällt dieses Restaurant nicht, deshalb gehe ich lieber zur (Imbiss)Bude.
Belangrijk bij “Plauderecke” is om je te realiseren dat de gegeven zinnen slechts enkele mogelijkheden zijn. Heel vaak kun je iets op meerdere manieren zeggen. Raak daarom niet in paniek als je een woord niet weet. Je kunt vast een alternatief verzinnen.
a) fahren
ich fahre
du fährst
er/sie/es fährt
wir fahren
ihr fahrt
sie/Sie fahren
(dit is een sterk werkwoord, dus letten op a→ ä-wissel)
b) sprechen
ich spreche
du sprichst
er/sie/es spricht
wir sprechen
ihr sprecht
sie/Sie sprechen
(dit is een sterk werkwoord, dus letten op e → i-wissel)
De tweede naamval geeft een bezitsrelatie aan. Zodra er “van” staat tussen twee zelfstandig naamwoorden, staat het tweede woord in de 2e naamval. In het lidwoord/bezittelijk voornaamwoord zit het woordje "van” al besloten: meines = van mijn; des = van de
Voorbeelden:
Het huis van mijn opa → van mijn opa = 2e naamval. Das Haus meines Opas.
de cijfers van mijn dochter → van mijn dochter = 2e naamval. Die Noten meiner Tochter.
a) 2e; meines = 2e naamval. De tas VAN DE leraar. Er komt dan ook een -s achter Lehrer-s. De tas van mijn leraar.
b) 2e; des = 2e naamval. De kleur VAN DE appel. Er komt dan ook een -s achter Apfel-s. De kleur van de appel
c) 3e; meiner = 3e naamval. Het staat niet tussen twee zelfstandig naamwoorden (die heeft namelijk dezelfde vorm). Het is hier meewerkend voorwerp; VOOR mijn oma.
d) 4e; einen = 4e naamval. “hem” - ik heb HEM gegeten. Lijdend voorwerp.
e) 2e; meiner = 2e naamval. De sigaretten VAN mijn moeder.
f) 4e; meine = 4e naamval. “hem" - ik heb HEM vergeten.
g) 1e; der = 1e naamval, onderwerp. “hij” - Hij heeft het brood niet gegeten
Hieronder zie je de vorm die in de zinnen gebruikt is. (b) = zin b)
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1
der (g)
die
das
die
2
des +s (b)
der
des +s
der
3
dem
der
dem
den +n
4
den
die
das
die
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1
ein
eine
ein
keine
2
eines +s (a)
einer (e)
eines +s
keiner
3
einem
einer (c)
einem
keinen +n
4
einen (d)
eine (f)
ein
keine
In de verleden tijd krijgt een sterk werkwoord een andere klinker (ik loop, ik liep → ich laufe, ich lief).
En het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord eindigt op -en. (gelopen, gelaufen) (En bij zwakke werkwoorden eindigt het het voltooid deelwoord op -t, bijv. gewohnt, gespielt)
hele werkwoord verleden tijd voltooid deelwoord
a) fahren ich fuhr ich bin gefahren
b) sehen ich sah ich habe gesehen
c) kaufen ich kaufte ich habe gekauft
d) wohnen ich wohnte ich habe gewohnt
e) trinken ich trank ich habe getrunken
a) sterk
b) sterk
c) zwak
d) zwak
e) sterk
Zie de vetgedrukte klinkerwijziging (hele werkwoord → verleden tijd) en uitgang -en (voltooid deelwoord)
tragen ... is een sterk werkwoord (ich trage → ich trug → ich habe getragen)
… heeft een a in de stam (trag-)
… wijzigt bij de vormen DU en ER/SIE/ES (tegenwoordige tijd) van a naar ä
du trägst, er/sie/es trägt
essen ... is een sterk werkwoord (ich esse → ich aß → ich habe gegessen)
… heeft een e in de stam (ess-)
… wijzigt bij de vormen DU en ER/SIE/ES (tegenwoordige tijd) van e naar i
…. een korte i omdat de e in essen ook kort klinkt
du isst, er/sie/es isst
Geben klinkt weliswaar lang, maar krijgt tóch een korte i. du gibst, er/sie/es gibt
gehen is weliswaar een sterk werkwoord (ich gehe → ich ging → ich bin gegangen), maar hier is de e/ie- wissel niet van toepassing. DIt is een uitzondering op de regel.
du gehst
er/sie/es geht
Vetgedrukt in de opdracht hierboven staan woorden die je helpen bij begrip van de zin.
a) Jugendliche
b) Platz
c) Aussehen
d) Zufall
e) Flieger
Je kunt aan uitgangen herkennen of je op zoek bent naar een mannelijk, vrouwelijk of onzijdig woord. Dat kan ook helpen.
Er blijven over: der Schritt en der Konsum
a) Mir ist es egal, ob ik Markenkleidung trage oder nicht.
b) Ich finde bunte/farbenfrohe/farbige Kleidung hässlich und ich trage lieber schwarze Schuhe.
c) Ich zeige (Ihnen/euch) ein Bild / eine Abbildung, weil es/sie deutlich macht, was wichtig ist.
a) entstehen → entsteht
b) fahren → fährt
c) konsumieren → konsumiert (-ieren; “ge” valt weg bij voltooid deelwoord)
d) abschrecken → schreckt ab
e) lesen → liest
f) sich überlegen → er überlegt sich
a) de pan, der Topf
b) het eiland, die Insel
c) de sigaret, die Zigarette
a) ein bisschen
b) gefällt mir nicht
c) trotzdem
d) eine Tüte, leider
e) herzhaft, ein Prakmatiker (mannelijk) / eine Prakmatikerin (vrouwelijk)
a) das Angebot des Lehrers
b) das Viertel dieser Stadt
c) die Fortsetzung der Geschichte
d) das Aussehen des Mädchens
e) der Grund seiner Krankheit
Hieronder zie je de vorm die in de zinnen gebruikt is. (b) = zin b)
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1
der
die
das
die
2
des +s (a)
der (b) (c)
des +s (d)
der
3
dem
der
dem
den +n
4
den
die
das
die
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1
ein
eine
ein
keine
2
eines +s
einer (e)
eines +s
keiner
3
einem
einer
einem
keinen +n
4
einen
eine
ein
keine
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.