Mediawijsheid zijn de vaardigheden die je nodig hebt om kritisch en veilig met ‘nieuwe media’ (internet) om te gaan. Omdat iedereen iets op internet kan plaatsen en je er niet zomaar op kunt vertrouwen dat alle informatie volledig en juist (en dus betrouwbaar) is, moeten we zelf kritisch zijn.
De vindplaats: is de bron betrouwbaar?
Het belang van de auteur: welk belang heeft de schrijver met deze informatie?
De deskundigheid van de auteur: heeft de schrijver wel echt verstand van dit onderwerp?
De actualiteit: is de informatie recent of achterhaald?
Argumenten zijn uitspraken waarmee een auteur zijn standpunt onderbouwt of verdedigt. Feitelijke argumenten zijn te controleren waardoor vast te stellen is of de uitspraak ‘waar’ of ‘onwaar’ is. Feitelijke argumenten zijn dus beter bestand tegen kritiek van de lezer, waardoor het standpunt sterker staat.
Enkelvoudige argumentatie: hierbij wordt het standpunt ondersteund door slechts één argument.
Meervoudige argumentatie: hierbij wordt het standpunt ondersteund door verschillende argumenten die los van elkaar staan.
Nevenschikkende argumentatie: hierbij wordt het standpunt ondersteund door meer dan één argument, maar deze zijn met elkaar verbonden; je kunt ze niet los van elkaar zien.
Onderschikkende argumentatie: hierbij wordt het standpunt ondersteund door argumenten die op hun beurt weer door ander argument worden ondersteund.
Logische redeneren is het kijken naar het verband tussen de mening en de argumenten en in hoeverre deze volgens de regels van het redeneren geldig of ongeldig is.
Verzwegen argumenten zijn argumenten die niet letterlijk genoemd worden, omdat ze bijvoorbeeld erg voor de hand liggen. Hierdoor is de redenering niet compleet.
Grote bedrijven zoals Google en Facebook hebben veel invloed op wat we te zien krijgen op internet. Hiervoor gebruiken zij algoritmes. Dit zijn ingewikkelde reeksen van instructies op basis waarvan een computer bepaalt wat een individuele gebruiker te zien krijgt. Een app op je telefoon, zoals Instagram, kan alles wat jij eerder geplaatst, geliket, gedeeld en bekeken hebt gebruiken om te bepalen wat je te zien krijgt. Zo krijg jij advertenties te zien die aansluiten bij jouw voorkeuren, terwijl die van je vriendin aansluiten bij haar voorkeuren.
a) De deskundigheid van de auteur kan hier in twijfel getrokken worden. Het is niet vanzelfsprekend dat een acteur verstand heeft van medische zaken.
b) De vindplaats van deze informatie is onbetrouwbaar. Story staat bekend als een entertainment blad en wordt ook wel het grootste roddelblad van Nederland genoemd. Daarnaast mag je er vanuit gaan dat de politie dergelijke informatie niet deelt met een weekblad.
c) De informatie is achterhaald en dus niet actueel meer. Zonne-energie is niet alleen goed voor het milieu, maar op termijn ook zeker kostenbesparend en dus rendabel. Het feit dat steeds meer mensen zonnepanelen op hun daken leggen en de overheid dit via subsidies stimuleert zegt genoeg.
d) De auteur heeft een groot eigenbelang in deze situatie. Philips is een commercieel bedrijf gericht op verkoop en winst maken. Het is dus de vraag of deze informatie klopt of dat de directeur met deze tekst de verkoop probeert te stimuleren.
a) Mening + argument. Of je geld kunt besparen kun je controleren, dus is dit een feitelijk argument.
b) Feit.
c) Mening + argument. Geen feitelijk argument, want prachtige natuur is een mening.
d) Mening.
e) Mening + argument. Het is een feitelijk argument, want de verkoopcijfers kun je controleren.
a) Enkelvoudige argumentatie: slechts één argument (veel ervaring).
b) Nevenschikkende argumentatie: argument 1 (een groot terrein zonder schaduw) en argument 2 (ik kan niet goed tegen de zon) zijn met elkaar verbonden.
c) Onderschikkende argumentatie: veel ervaring (argument) en twee jaar gewerkt in een ander restaurant (ondergeschikt argument).
d) Meervoudige argumentatie: hoofdact te laat (argument 1), regen (argument 2) en drankjes duur (argument 3). Deze argument staan los van elkaar.
p → q
Als p het geval is, dan is q het geval.
Als mijn fiets in de schuur staat, is de schuur op slot.
q
q is het geval.
De schuur is op slot.
p
Dus p is het geval.
Dus mijn fiets staat in de schuur.
Deze redenering is ongeldig. Op het eerste gezicht lijkt deze reden logisch, maar zij is dat niet. De schuur zou ook op slot kunnen zijn als de fiets daar niet in staat.
a) Verzwegen argument: Als iemand elke zaterdag voetbalt, heeft hij een goede conditie.
b) Verzwegen argument: Als iemand een bal meer dan 100 keer kan hooghouden, is hij een goede voetballer.
c) Verzwegen argument: Als Erik ook meedoet, dan mag Peter meedoen.
a) De volgende drie vaardigheden beheersen jongeren onvoldoende:
Driekwart van de Nederlandse jongeren heeft het niet door wanneer een bericht op Instagram gesponsord is.
Ook zijn jongeren niet in staat om overduidelijk gemanipuleerde foto’s te herkennen.
Daarnaast beseffen drie op de vijf jongeren niet dat vlogger geld verdienen met reclames.
b) Meer dan 60 procent van de jongeren gebruikt digitale media om ergens beter in te worden of nieuwe dingen te leren. En ruim de helft van de jongeren zet digitale media in om vriendschappen te versterken.
c) Op basis van actualiteit kun je vraagtekens zetten bij de informatie. De tekst komt namelijk uit november 2018 en is dus al enige jaren oud. De resultaten uit het genoemde onderzoek zouden dus achterhaald kunnen zijn.
d) De tekst is gebaseerd op feiten. Het is een informatief artikel wat ingaat op de resultaten van een onderzoek. Daarmee is de informatie controleerbaar en dus feitelijk.
e) Ja, de informatie in deze tekst is goed bruikbaar. Bij een betoog probeert je je publiek te overtuigen. Hierbij heb je goede argumenten nodig, waarbij feitelijke argumenten het sterkst zijn. De informatie in deze tekst is betrouwbaar en is gebaseerd op feiten. Daarmee is deze tekst dus prima geschikt voor je betoog.
a) Ferwerda probeert de lezer ervan te overtuigen dat burgers niet zelf op onderzoek uit moeten gaan, maar dit aan de politie over moeten laten. Sociale media politiewerk kunnen frustreren. Laat de politie de regie voeren in het onderzoek. Als burgers zomaar mee gaan helpen, kan dit vervelende gevolgen hebben.
b)
Meervoudige argumentatie: je loopt het risico dat je sporen uitwist (argument 1), de politie kan goede redenen hebben een bepaald deel niet uit te kammen (argument 2), de politie heeft zelf voldoende middelen (argument 3)
Onderschikkende argumentatie: de politie heeft zelf voldoende middelen (argument), Ze hebben voldoende menskracht (onderschikkend argument), ze beschikken over honden (onderschikkend argument) en ze kunnen als het moet ook nog drones de lucht in sturen (onderschikkend argument).
c) Nee, deze redenering is niet logisch.
Ferwerda zegt dat de medewerking van burgers aan het programma waardevol is, anders had het niet meer bestaan. Oftewel het verzwegen argument: Als burgers meewerken aan een programma, heeft dat programma bestaansrecht. In een p-q-schema ziet dat er als volgt uit:
p → q
Als p het geval is, dan is q het geval.
Als burgers meewerken aan een programma, heeft dat programma bestaansrecht.
q
q is het geval.
Een programma heeft bestaansrecht.
p
Dus p is het geval.
Dus burgers werken mee aan het programma.
Deze redenering is logisch ongeldig. Op het eerste gezicht lijkt deze reden logisch, maar zij is dat niet. Een programma kan wel degelijk bestaansrecht hebben zonder directe medewerking van burgers, hiervan zijn legio voorbeelden.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.