Nieuw Nederlands 6e ed
- Hoofdstuk 1 - Samen
oefentoetsen & antwoorden
6e ed
Klas 2|Vmbo-t/havo
Toets Nederlands
Nieuw Nederlands 6e ed
Online maken
Toets afdrukken
Er zijn meerdere goede antwoorden mogelijk:
Soms staat er een synoniem van het woord in de buurt.
Er kan een omschrijving van het woord in de tekst staan.
Zoek naar een tegenstelling van het woord..
Er is een bekend woorddeel in het woord (oftewel: het woord is een samenstelling waarvan je een gedeelte al wel kent).
Zoek naar een voorbeeld bij het woord.
Je kunt ook een woordenboek gebruiken.
a) Ondanks / ondanks het feit dat
b) Ergens een oordeel of mening over hebben (vaak negatief)
c) Vogels (gehouden als vee) / gevogelte (voorbeeld: kippen of kalkoenen)
d) Buiten bewustzijn / buiten kennis
e) Voor het grootste gedeelte
f) Platvloers / Minderwaardig
De betekenis van deze woorden moet je kennen uit de opgaven in de paragraaf. Let op: als een betekenis wordt gevraagd is het niet voldoende om alleen een voorbeeld te geven!
a) Prestaties: resultaten (oftewel: iets dat je hebt gedaan of bereikt)
b) Openhartig: veel vertellen, zonder iets te verwijzen (tegenstelling van niet iets over zichzelf vertellen)
c) Gehucht: een heel kleine plaats / klein dorp (signaalwoord: zoals)
d) Hoogbouw: flats / hoge gebouwen (het woord bestaat uit de bekende delen hoog en bouw)
e) Valuta: betaalmiddelen (dus zoals euro’s of Britse ponden)
Bolide = sportwagen. Strategie: synoniem (dat staat in de volgende zin).
Mecanicien = monteur. Strategie: omschrijving (verderop in de zin staat: het monteurswerk dat deze man aan de auto uitvoerde, dus een mecanicien is iemand die monteurswerk doet).
Poleposition = eerste startpositie. Strategie: synoniem (een zin eerder staat dit synoniem)
Beteuterd = niet vrolijk, teleurgesteld. Strategie: tegenstelling (deze tegenstelling staat vooraan in de zin: signaalwoord is terwijl).
Neutrale = onpartijdig. Strategie: voorbeeld (het signaalwoord zoals geeft het voorbeeld aan, en de sportcommentator kiest geen partij maar doet verslag zonder dat hij fan is van een specifieke coureur).
a)
1. Zoek de persoonsvorm (tijdproef of vraagproef)
2. Doe de zinsdeelproef (zet streepjes tussen de zinsdelen)
3. Zoek het onderwerp (Vraag: Wie/Wat + pv?)
4. Zoek het werkwoordelijk gezegde (= alle werkwoorden in de zin)
5. Zoek het lijdend voorwerp (Vraag: Wat/Wie + wg + ow?)
b)
Onderwerp: Wie (of: Wat) + pv?
Lijdend voorwerp: Wat (of: Wie) gezegde + onderwerp?
Voorbeeld: Neem de zin: De aanvoerder reikt de gewonnen bokaal uit aan zijn medespelers. De vraag die hierbij hoort is: Wat reikt de aanvoerder uit? Antwoord: de gewonnen bokaal = lijdend voorwerp.
c)
De persoonsvorm is één werkwoord, dat aangeeft wat er in de zin gebeurt (en dat je vindt als je de zin als vraag opschrijft: dan is de pv het eerste woord).
Het gezegde zijn alle werkwoorden bij elkaar.
a) 5 zinsdelen: De Ajax-fans | zingen | het clublied | iedere zondag | in het stadion.
b)
Persoonsvorm: zingen
Onderwerp: De Ajax-fans (stel de vraag: Wie zingen?)
Lijdend voorwerp: het clublied (stel de vraag: Wat zingen zij?)
Toelichting: we hebben steeds de vraag die je moet stellen om het zinsdeel te vinden, erachter gezet. Je houdt in deze zinnen ook zinsdelen over.
Zin:
pv
wg
ow
lv
Kim gaf Pieter een boek in het park.
gaf
(verandert in geeft als je de tijd verandert.)
gaf
Kim
(wie gaf?)
Een boek
(wat gaf Kim?)
Heb jij pap gebeld?
Heb
(Werkwoord vooraan de vraagzin)
Heb gebeld
Jij
(Wie ?)
Pap
(Wie heb jij gebeld?)
Na het eten hebben wij onze gasten een heerlijke wijn geserveerd.
Hebben
(verandert in geeft als je de tijd verandert.)
Hebben geserveerd
Wij
(wie hebben geobserveerd?)
Een heerlijke wijn
(Wat hebben wij geserveerd?)
Op de A2 heeft een enorm ongeluk plaatsgevonden.
Heeft
(verandert in geeft als je de tijd verandert.)
Heeft plaatsgevonden
Een enorm ongeluk
(wat heeft plaatsgevonden?)
-
Fedde schijn ik vorig jaar mijn pen geleend te hebben.
Schijn
(verandert in geeft als je de tijd verandert.)
Schijn geleend te hebben
Ik
(wie schijnt geleend te hebben?)
Mijn pen
(wat schijn ik geleend te hebben)
a) Samengesteld:
Persoonsvormen zijn: kom, bovenkomen
Voegwoord is: omdat (dit is het woord dat de twee zinnen verbindt)
b) Enkelvoudig (deze zin bevat één persoonsvorme en is niet samengesteld)
c) Samengesteld:
Persoonsvormen: eet, is
Voegwoord: want
d) Samengesteld:
Persoonsvormen: is, gaat
Voegwoord: en
e) Enkelvoudig, met maar één persoonsvorm.
a) De minister stapte van zijn fiets af. Vervolgens liep hij naar de pers toe.
b) Tijdens de les gooide de meester van groep zeven een krijtje naar de stoute leerling. Het krijtje kwam gelukkig op de grond terecht.
c) Jij doet de afwas. Ik kijk naar de tv.
d) Het regent buiten. Ik blijf binnen.
Let op: de voegwoorden (maar, en, enz. horen niet in de enkelvoudige zinnen te staan. Tip: Je maakt de zinnen enkelvoudig door te zorgen dat ze maar één persoonsvorm bevatten en kunt aan de plaats van het voegwoord of de komma herkennen waar de eerste zin ophoudt en de volgende begint.
a) Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd (bijvoorbeeld: eten: ik eet → ik at, slapen: ik slaap → ik sliep, zijn: ik ben → ik was, enz.); zwakke werkwoorden houden dezelfde klank (bijvoorbeeld: maken: ik maak → ik maakte, stampen: ik stamp → ik stampte).
b) Door te kijken of de laatste letter van het werkwoord zonder -en voorkomt in ‘t ex-fokschaap, dus of het eindigt op: -t, -f, -k, -s, -c, -h, -p.
a) Genieten - zwerven - rijden - schrijven - lezen. (Tip: zet een woord in de verleden tijd om te kijken of deze van klank verandert en dus sterk is.)
b) Hij: broedt - verft - geniet - zwerft - surft - rijdt - kookt - schrijft - leest - poetst.
c) Ik: Broedde - verfde - genoot - zwierf - surfte - reed - kookte - schreef - las - poetste.
a) Streamden (Ik-vorm + den, want 2e persoon meervoud, verleden tijd en de d zit niet in ‘t Kofschip)
b) Danste (Ik-vorm + te, want 3e persoon enkelvoud, verleden tijd en t zit in ‘t Kofschip)
c) Financierde (Ik-vorm + de, want 3e persoon enkelvoud, verleden tijd en de r zit niet in ‘t Kofschip)
d) Reed (Sterk werkwoord, dus verandert van klank.)
e) Genoot (Sterk werkwoord, dus verandert van klank.)
f) Lachten (Ik-vorm + ten, want 2e persoon meervoud, verleden tijd en de h zit in ‘t Kofschip)
g) Startten (Ik-vorm + ten, want 3e persoon meervoud, verleden tijd en de t zit in ‘t Kofschip.
h) Gaf (Sterk werkwoord, dus verandert van klank.)
i) Brandde (Ik-vorm + de, want 3e persoon enkelvoud, verleden tijd en de d zit niet in ‘t Kofschip.
j) Faxte (Ik-vorm + te, want 2e persoon enkelvoud, verleden tijd en de x telt ook bij ‘t Kofschip.
Toelichting: bij het bepalen van de eindletter door middel ’t (e) x-f (o) k s c h (aa) p, kijk je naar de stam van het werkwoord en niet naar de ik-vorm. Ook de X neem je hierin mee.
a) De hoofdgedachte geeft weer wat het belangrijkste is dat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd, in één zin.
b) De hoofdgedachte staat vaak in de inleiding of in het slot.
c) Juiste antwoorden zijn:
Met een voorbeeld.
Met een anekdote (grappig verhaaltje).
Doordat de schrijver vertelt wat de aanleiding was voor het schrijven van de tekst.
De hoofdgedachte is uitgebreider dan het onderwerp: datgene wat de schrijver over het onderwerp wil vertellen. Zo kan het onderwerp zijn: Zwemmen, en de hoofdgedachte: Zwemmen in de Noordzee is gevaarlijk.
Elke tekst behandelt een specifiek onderwerp. Dit onderwerp kun je meestal in één woord of in een woordgroep formuleren. Het onderwerp vind je vaak al terug in de titel en/of inleiding.
Met een deelonderwerp belicht de schrijver juist een bepaalde kant van het onderwerp. Vaak heeft een tekst meerdere deelonderwerpen die je terug kunt vinden in de kern.
De hoofdgedachte is het belangrijkste dat de schrijver over het onderwerp wil zeggen. In dit geval is het onderwerp ‘frisdrank’.
De tandarts vindt een gezond gebit belangrijk, dus haar tekst zal waarschijnlijk een hoofdgedachte hebben die de negatieve kant van frisdrank belicht, bijvoorbeeld ‘frisdrank is slecht voor je gebit’.
Voor de café-eigenaar is de verkoop van frisdrank juist van belang voor een goede omzet. Zijn tekst zal daarom een hoofdgedachte hebben die de positieve kant van frisdrank belicht, bijvoorbeeld ‘frisdrank is lekker’ of frisdrank is goed voor de dorst’.
a) VR-bril voor wetenschap. (Tip: het onderwerp beschrijft in een paar woorden waar de tekst over gaat. Het is dus niet een hele zin, zoals de hoofdgedachte.)
b) “Stel je voor: je wilt iets weten over de geschiedenis, maar in plaats van een boek open te slaan, zet je een VR-bril op.” (Tip: Vaak staat de belangrijkste informatie in de eerste zin van de alinea.)
c) In de tekst staat letterlijk na deze zin: ‘Neem bijvoorbeeld het British Museum: die uploaden nu 3D-modellen van hun objecten op het internet.’
d) Omdat de auteur heel enthousiast wordt van het digitale onderzoek / de digitale back-up-wereld. (Tip: het antwoord op een waarom-vraag vind je vaak bij woorden als omdat of daarom).
a) Veiligheid van speelgoed en kinderartikelen. Dit wordt al meteen in de titel duidelijk, maar is ook in de inleiding terug te vinden.
b) Speelgoed en andere kinderartikelen zijn niet altijd even veilig. (Als je goed kijkt, zie je dat de eerste zin van de inleiding meteen de hoofdgedachte weergeeft.)
c)
Regelgeving rondom speelgoed (alinea 3+4),
Controle op veiligheid (alinea 5),
Gevaren merkloos speelgoed (alinea 6-8),
Risico’s en onvoorspelbaarheid (alinea 9+10).
d) Dat verwijst naar ‘een autostoeltje’, dit verwijst naar ‘alles wat voor kinderen te koop is, is veilig’.
e) In alinea 5 zegt Cotterink dat het de eigen verantwoordelijkheid is van de fabrikant om aan deze normen of wetten voldoen. Dat betekent dat een product dus niet per definitie door een externe partij gecontroleerd wordt. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit controleert dit, maar alleen aan de hand van steekproeven of na klachten van de consument. Als een product dus wordt gecontroleerd, is dit vaak pas nadat het al te koop is.
f) Ze vergelijkt het met de angst voor een coronavaccin. (In alinea 9 zegt De Valck: "De angst voor onveilig speelgoed kan je vergelijken met de angst voor een coronavaccin; mensen willen absolute veiligheid, maar dit is niet realistisch.")
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.