Nieuw Nederlands 6e ed
- Hoofdstuk 1 - Grenzen
oefentoetsen & antwoorden
6e ed
Klas 3|Vmbo-gt
Toets Nederlands
Nieuw Nederlands 6e ed
Online maken
Toets afdrukken
a) Juist.
b)
Onderwerp: Wie (of: Wat) + pv?
Meewerkend voorwerp: Aan (of: Voor) wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Voorbeeld: Neem de zin: De aanvoerder reikt de gewonnen bokaal uit aan zijn medespelers. De vraag die hierbij hoort is: Aan wie reikt de aanvoerder de gewonnen bokaal aan? Antwoord: zijn medespelers = meewerkend voorwerp.
Bijwoordelijke bepaling: Waar? Waarheen? Wanneer? enz.
c)
De persoonsvorm is één werkwoord, dat aangeeft wat er in de zin gebeurt (en dat je vindt als je de zin als vraag opschrijft: dan is de pv het eerste woord).
Het gezegde zijn alle werkwoorden bij elkaar.
a) 5 zinsdelen: De voetbalsupporters | zingen | het clublied | iedere zondag | in het stadion.
b)
Persoonsvorm: zingen
Onderwerp: De voetbalsupporters (stel de vraag: wie zingen?)
Lijdend voorwerp: het clublied (stel de vraag: wat zingen zij?)
Bijwoordelijke bepaling:
Iedere zondag (stel de vraag: wanneer zingen zij?)
In het stadion (stel de vraag: waar zingen zij?)
Toelichting: we hebben steeds de vraag die je moet stellen om het zinsdeel te vinden, erachter gezet.
Zin:
pv
wg
ow
lv
mv
bwb
Kim gaf Pieter een boek in het park.
gaf
(verandert in geeft als je de tijd verandert.)
gaf
Kim
(wie gaf?)
Een boek
(wat gaf Kim?)
Pieter
(aan wie gaf Kim een boek?)
In het park (waar?)
Heb jij pap gebeld?
Heb
(Werkwoord vooraan de vraagzin)
Heb gebeld
Jij
(Wie ?)
Pap
(Wie heb jij gebeld?)
-
-
Na het eten hebben wij onze gasten een heerlijke wijn geserveerd.
Hebben
(verandert in geeft als je de tijd verandert.)
Hebben geserveerd
Wij
(wie hebben geobserveerd?)
Een heerlijke wijn
(Wat hebben wij geserveerd?)
Onze gasten
(aan wie hebben wij geserveerd?
Na het eten
(wanneer?)
Op de A2 heeft een enorm ongeluk plaatsgevonden.
Heeft
(verandert in geeft als je de tijd verandert.)
Heeft plaatsgevonden
Een enorm ongeluk
(wat heeft plaatsgevonden?)
-
-
Op de A2
(waar?)
Fedde schijn ik vorig jaar mijn pen geleend te hebben.
Schijn
(verandert in geeft als je de tijd verandert.)
Schijn geleend te hebben
Ik
(wie schijnt geleend te hebben?)
Mijn pen
(wat schijn ik geleend te hebben)
Fedde
(aan wie schijn ik mijn pen geleend te hebben?)
Vorig jaar
(wanneer?)
a) Een citaat is als je opschrijft wat iemand letterlijk heeft gezegd.
b) Aanhalingstekens. Je moet altijd aanhalingstekens om een citaat heen zetten. Als het citaat midden in een zin staat, heb je verder ook een dubbele punt nodig. Verder moet je het citaat eindigen met een punt, vraagteken of uitroepteken.
a) “Ik ga vandaag vroeg naar bed, want ik ben ziekjes”, zei Meike. (Voor het verbindingswoord want moet een komma; verder is de eerste deel van de zin een citaat, dus moet die tussen aanhalingstekens, en er moet een komma achter omdat het één zin vormt.)
b) Morgen ga ik fietsen, maar ik weet nog niet waar naartoe. (Voor verbindingswoorden zoals maar, nadat, omdat, terwijl, want, plaats je een komma.Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt)
c) Henk zei tegen Freddie: “Als jij doorloopt, kunnen we de trein nog halen!” (Het tweede deel is een citaat. Er moet een dubbele punt voor en het moet tussen aanhalingstekens. In het citaat geldt: tussen twee persoonsvormen plaats je een komma, en na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt: hier moet dus een komma. Eindig het citaat met een uitroepteken (of eventueel mag je ook een punt kiezen). )
d) Kim gaat morgen uit eten. Ze gaat samen met haar beste vriendin. (Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt)
Er zijn meerdere goede antwoorden mogelijk:
Soms staat er een synoniem van het woord in de buurt.
Er kan een omschrijving van het woord in de tekst staan.
Zoek naar een tegenstelling van het woord..
Er is een bekend woorddeel in het woord (oftewel: het woord is een samenstelling waarvan je een gedeelte al wel kent).
Zoek naar een voorbeeld bij het woord.
Je kunt ook een woordenboek gebruiken.
a) Prestaties: resultaten (oftewel: iets dat je hebt gedaan of bereikt)
b) Openhartig: veel vertellen, zonder iets te verwijzen (tegenstelling van niet iets over zichzelf vertellen)
c) Gehucht: een heel kleine plaats / klein dorp (signaalwoord: zoals)
d) Hoogbouw: flats / hoge gebouwen (het woord bestaat uit de bekende delen hoog en bouw)
e) Valuta: betaalmiddelen (dus zoals euro’s of Britse ponden)
De woorden die in deze opgave voorkomen, komen uit de paragraaf en dus moet je de betekenis ervan kennen.
bolide = sportwagen (in de volgende zin staat dit synoniem)
mecanicien = monteur (een stukje verder in de zin staat de omschrijving: het monteurswerk dat deze man aan de auto uitvoerde, dus een mecanicien is iemand die monteurswerk doet)
poleposition = eerste startpositie (een zin eerder staat dit synoniem)
beteuterd = niet vrolijk, teleurgesteld (deze tegenstelling staat vooraan in de zin: signaalwoord is terwijl)
a) Belangrijkste boodschap van een tekst, in één zin.
b) Inleiding (vaak ook in de titel) of conclusie/slot van de tekst.
Hoofdzaken zijn de delen van de tekst die echt nodig om het verhaal te kunnen begrijpen.
Bijzaken zijn minder belangrijke onderdelen, zoals voorbeelden of extra toelichting.
De hoofdgedachte is uitgebreider dan het onderwerp: datgene wat de schrijver over het onderwerp wil vertellen. Zo kan het onderwerp zijn: Zwemmen, en de hoofdgedachte: Zwemmen in de Noordzee is gevaarlijk.
De hoofdgedachte is het belangrijkste dat de schrijver over het onderwerp wil zeggen. In dit geval is het onderwerp ‘frisdrank’.
De tandarts vindt een gezond gebit belangrijk, dus haar tekst zal waarschijnlijk een hoofdgedachte hebben die de negatieve kant van frisdrank belicht, bijvoorbeeld ‘frisdrank is slecht voor je gebit’.
Voor de café-eigenaar is de verkoop van frisdrank juist van belang voor een goede omzet. Zijn tekst zal daarom een hoofdgedachte hebben die de positieve kant van frisdrank belicht, bijvoorbeeld ‘frisdrank is lekker’ of frisdrank is goed voor de dorst’.
a) Walvis dood door aanvaring met schip. Toelichting: De tekst gaat over een dode walvis, wat je meteen in de titel kunt zien. Dat is dus het onderwerp. In de hoofdgedachte laat je zien wat er in de tekst precies over het onderwerp wordt gezegd. Deze tekst gaat over hoe de walvis is overleden, namelijk door de aanvaring met een schip. Dat zie je al aan de titel, maar ook in de eerste alinea. Daar wordt zelfs verteld dat er onderzoek is gedaan naar de doodsoorzaak.
b) Het slot ontbreekt. Toelichting: Alinea 1 is de inleiding waarin het onderwerp wordt aangekondigd en daarna alinea’s 2 en 3 met achtergrondinformatie. Een duidelijke afsluiting ontbreekt dus. Dit is voorkennis.
c) Een bulb is het onderste gedeelte van de boeg van het schip. Toelichting: Dit wordt uitgelegd in de zin daarna.
d) In de slokdarm van de vinvis vonden de onderzoekers onverteerd voedsel. Toelichting: Omdat dit nog niet in de maag zat, weten de onderzoekers dat het dier pas vlak voor het overlijden nog gegeten heeft. Dat wijst erop dat het dier niet ziek was, anders had het dier niet gegeten.
a) Korenwolf sterft bijna uit / De korenwolf is bijna uitgestorven.
b) Een groep dieren die op dezelfde plaats leven. Toelichting: in de zin erna wordt uitgelegd dat er nog zo’n tientallen korenwolven zijn, en dat is dus de grootte van de populatie.
c) Oorzaken mogelijk uitsterven korenwolf / redenen waarom korenwolf verdwijnt
d) Uitsterven = verdwijnen. Toelichting: in de zin erna staat het synoniem “verdwijnt”.
e) Rode Lijst. Toelichting: met een tussenkopje wil je kort weergeven waar de alinea over gaat. Je zou dus ook iets als Bescherming of Bedreigd kunnen kiezen.
f) Voor ons als mensen is het jammer als de korenwolf verdwijnt, maar voor de natuur heeft het geen grote gevolgen (wel is het een probleem als er meer soorten verdwijnen). Toelichting: als specifiek wordt gevraagd naar wat iemand over een onderwerp zegt, zoek dan in de tekst naar een citaat van diegene. In dit geval is het antwoord dus te vinden in alinea 4.
g) “De precieze oorzaak van de terugval is nog niet geheel duidelijk, maar volgens het IUCN zal het een combinatie zijn van industriële ontwikkeling, klimaatverandering, luchtvervuiling en bodemgebruik.”, al. 2. Toelichting: het signaalwoord “oorzaak” geeft al weer dat hier een verklaring of reden wordt gegeven.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.